Nederland – Het lijkt erop dat het euroscepticisme dat ooit de politieke stemming domineerde, plaats heeft gemaakt voor een stilzwijgend mandaat voor samenwerking en hervorming.
Nederlandse kiezers beloonden vorige week het politieke midden .
De centristisch-liberale partij D66 en het centrumrechtse CDA profiteerden van een groeiende honger naar stabiliteit, terwijl de race om de grootste partij eindigde in een nek-aan-nekrace tussen D66 en de extreemrechtse Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders . Nu geen enkele fractie meer dan een vijfde van de stemmen krijgt, beloven de komende coalitiebesprekingen ingewikkeld te worden en lijkt een meerderheidsregering vóór de feestdagen onwaarschijnlijk .
Zoals bij zoveel recente verkiezingen op het continent was de EU opnieuw de olifant in de kamer. EU-brede kwesties kwamen nauwelijks aan bod in de campagne voorafgaand aan de stemming, maar de uitslag zou verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de rol van Nederland in Brussel.
Wat nu al duidelijk is, is dat de Nederlandse kiezers veel pro-Europeeser hebben gestemd dan in 2023. Het lijkt erop dat het euroscepticisme dat ooit de politieke stemming domineerde, plaats heeft gemaakt voor een stilzwijgend mandaat voor samenwerking en hervormingen – een onmiskenbaar pro-EU-signaal aan Den Haag.
En als D66-leider Rob Jetten erin slaagt de eerste premier van de partij te worden, zou dat een beslissende wending in het beleid van het land ten opzichte van het blok betekenen.
D66 is al lange tijd de meest uitgesproken pro-EU-partij in het Nederlandse politieke spectrum. In een interview na de verkiezingen betoogde Jetten dat Nederland zijn vetorecht veel minder vaak zou moeten gebruiken en in plaats daarvan “vaker ja zou moeten zeggen tegen samenwerking”.
“Europa riskeert stagnatie als we de integratie niet verdiepen. Nederland heeft de Unie helpen oprichten, nu moeten wij helpen de toekomst ervan vorm te geven”, zei hij.
Deze woorden markeren een duidelijke breuk met de vorige regering van technocraat Dick Schoof, die grotendeels onzichtbaar was in Brussel. Zoals de Nederlandse omroep NOS onlangs meldde, is de invloed van het land in de EU “verdord”. Of, zoals een hoge EU-diplomaat het botweg verwoordde: “Niemand luistert meer naar de Nederlanders.”
Schoofs regering was begonnen met hoge verwachtingen – vrijstellingen voor asiel, stikstof en natuurregels, en een lagere bijdrage aan de EU-begroting – maar de realiteit in Brussel bleek onverbiddelijk. Nederland bevond zich vaak geïsoleerd en pogingen om ‘opt-outs’ te verkrijgen werden stilletjes opgegeven.
Een premierschap van Jetten zou dit patroon kunnen omkeren. Hoewel even pragmatisch, was zelfs Schoofs voorganger Mark Rutte uiteindelijk voorzichtig, wantrouwend tegenover verdragshervorming en collectieve leningen. Maar Jetten geeft aan bereid te zijn verder te gaan, aangezien D66 Nederland ziet als een natuurlijke bruggenbouwer en een belangrijke speler in de Europese integratie.
Bovendien was een deel van de zwakte van de regering-Schoof haar gebrek aan Europese ervaring. Als technocraat zonder partijsteun had hij moeite om politiek kapitaal in Brussel op te bouwen. Jetten daarentegen heeft goede connecties. Net als Rutte behoort hij tot de Renew Europe-groep, de liberale alliantie rond de Franse president Emmanuel Macron – een band die ooit de Nederlandse invloed buiten de eigen grenzen versterkte.
Natuurlijk is zelfs dit netwerk vandaag de dag kwetsbaar geworden. Macrons binnenlandse problemen hebben zijn invloed in Brussel verminderd, en daarmee ook de aantrekkingskracht van het liberale kamp.
Ondertussen is Brussel zelf meer gefragmenteerd dan ooit. De Europese politiek is een lappendeken van concurrerende nationale prioriteiten geworden, waarbij de zuidelijke lidstaten meer collectieve investeringen eisen, de noordelijke landen – waaronder Nederland – nog steeds begrotingsdiscipline prediken, de oostelijke lidstaten prioriteit geven aan defensie en veiligheid, en de westerse regeringen zich richten op industriebeleid en concurrentievermogen.
Dan zijn er nog de externe druk waarmee rekening moet worden gehouden: de VS verwacht dat Europa een groter deel van de defensie zelf op zich neemt, terwijl China de EU dwingt om haar economische afhankelijkheden te heroverwegen.
In zo’n gefragmenteerd landschap is het al moeilijk genoeg om met één Europese stem te spreken, maar het is nog moeilijker om als één man op te treden.
Uiteindelijk zal de positie van de volgende Nederlandse regering in dit Europese doolhof, en de mate waarin Jetten daarin kan voorzien, grotendeels afhangen van de binnenlandse politiek en de coalitie die hij weet te smeden.
De ironie is dat als de centrumlinkse GroenLinks-partij of de christendemocraten de grootste partij waren geworden, de aansluiting bij de dominante Europese politieke stromingen wellicht makkelijker was geweest, met als natuurlijke bondgenoten Pedro Sánchez van Spanje of de Duitse bondskanselier Friedrich Merz. Maar met D66 die minder dan 20 procent van de stemmen haalt, zal Jetten moeten regeren in een brede coalitie met partijen die veel minder enthousiast zijn over Europa.
Toch zou zelfs een coalitie onder leiding van Jetten de Nederlandse invloed kunnen vergroten, juist omdat deze meerdere Europese partijfamilies tegelijk zou overspannen. In Brussel, waar informele netwerken vaak net zo belangrijk zijn als stemmen, zou dat Nederland hernieuwd diplomatiek gewicht kunnen geven.
Geconfronteerd met het strategische dilemma om binnenlands compromis te verzoenen met Europese ambitie, kan Jettens politieke stijl – pragmatisch, verzoenend en consensusgedreven – hier ook een troef blijken. Tijdens de verkiezingsavond noemde een journalist hem zelfs ” de nieuwe Rutte ” vanwege hun gedeelde instinct voor timing en coalitievorming. Maar Jetten combineert dit met een veel duidelijkere Europese visie.
In zijn toespraak na de verkiezingen in POLITICO liet de leider van D66 weinig ruimte voor twijfel: “Europa moet zich ontwikkelen tot een serieuze democratische wereldmacht, met de middelen en de bevoegdheid om te doen wat burgers verwachten: onze grenzen beschermen tegen Poetin, onze economie laten groeien en het klimaat veiligstellen”, zei hij.
De Nederlandse politiek schommelt al jaren tussen pragmatisch eurorealisme en latent euroscepsis. Maar deze verkiezingen kunnen eindelijk het signaal zijn voor een langzame terugkeer naar een meer pro-Europees centrum, geworteld in het stille besef dat Nederland en de EU samen opkomen en ten onder gaan.
