Een goed stuk schrijven in een spiegelpaleis waarin alles per uur schuift, iedereen LSD lijkt te hebben geslikt, waar menigeen bloedschuim op de mond krijgt zodra je het theaterstuk van de dag, dat met een razendsnelle decorwissel verandert van een dodelijke pandemie in een patatje kernoorlog, niet tot de letter volgt, is niet eenvoudig, maar ik ga het toch proberen.
Het mooiste boek dat ik ooit las, behalve wellicht de Bijbel, is ‘Master and Margarita’. Drie kunstig verstrengelde delen, geschreven door de getormenteerde, dissidente grootmeester Michael Boelgakov, die tijdens zijn leven een zwierende dance macabre leidde met Iosef Dzjoegasjvili, Stalin, de stalen duivel zelf.
Waar ontelbare schrijvers, dichters en intellectuelen hun systeemkritiek niet na konden vertellen en eindigden met een kille kogel uit een Makarov in hun nek, verpakte Boelgakov zijn abjecte mening zodanig creatief, dat hij steeds op het randje van de vulkaan bleef balanceren.
Zijn spottende, analogische woorden als zorgvuldige geplaatste banderilla’s van de toreador, die op het nippertje de hoorns van een woedende stier weet te ontwijken, toch steeds een gevoelige steek toebrengend aan het briesende beest.
Ik zal het meesterwerk van Boelgakov hier niet uitvoerig behandelen, omdat ik wil dat jullie het allemaal zelf lezen. Maar ik licht er één hilarische scene uit, omdat deze feilloos rijmt met de krankzinnige periode waarin we leven en laat zien dat volstrekte waanzin zijn eigen logica heeft.
Een scene die naadloos past bij onze tijdsgeest, waardoor de, door de schrijver verborgen symboliek na 100 jaar, zich ineens voor je eigen ogen openbaart.
Het is een scene die laat zien hoe de mensheid zich gedraagt in tijden van terreur en onderdrukking, leugens en angstpropaganda;
Als speelbal van hun beulen.
In Meester en Margarita stijgt de Duivel zelf, Professor Woland, die in de verte wel wat heeft van Klaus Schwab, op naar Moskou. Een opvallend beschaafde, bij tijd en wijle aimabele Satan, die niets liever doet, dan de grauwe lompe massa met haar ijdele zwakzinnigheid te confronteren en kunstig de menselijke hoofdzonden, zoals hebzucht, kuddegedrag, hubris en moordzucht, als zuivere noten op een kromme viool, uit te spelen, terwijl hij ze bezighoudt met spiegeltjes en kraaltjes, hallucinaties en goedkoop theater. De massa tegen elkaar opzettend en eeuwig in de war houdend, zonder dat ze dit zelf beseffen of de waanzin op zichzelf betrekken.
Niet vreemd dat professor Woland zich voordoet als magiër, als ‘goochelaar’.
Op een avond verzorgt Woland een optreden in het Varieté theater met zijn helpers; een motley crue van misfits, Onder anderen een grote zwarte poes, een mannetje met een bolhoed en één slagtand, Azazzel, een van de gevallen engelen voor wie het boek van Enoch kent, de heks Hella en een lange rare man met een pince nez en een geruiten vestje, Fagot of Korojev., die de bizarre show aan elkaar praat.
Woland begint zijn show, met het neer laten dalen van een roebelregen op het publiek, dat graaiend over elkaar heen buitelt om de zakken te vullen, waarop de spreekstalmeester van het theater, na een wijsneuzige opmerking over de echtheid van het geld, op aangeven van het publiek, feilloos door de zwarte kater Behemoth wordt onthoofd en daarna weer keurig door Fagot in elkaar wordt gezet.
In het hoofdprogramma wordt het podium in een flits omgetoverd tot een Parijse winkel, waar iedere vrouw uit het publiek zich gratis mag verkleden in de duurste van de duurste couture.
De show eindigt met de Korojev die een notabele, tot grote hilariteit van het hele publiek, tegenover zijn vrouw te kakken zet als vreemdganger.
En als klap op de vuurpijl, blijkt de couture waar de dames in zijn gekleed, plots te verdwijnen, zodat ze zich in blote kont, ondergoed en blinde paniek naar huis moeten haasten.
Zou Woland soms Stalin zijn?
En belangrijker.
Zitten wij niet in de versleten pluche stoelen van datzelfde variété theater? Hangen wij niet op onze beurt aan de lippen van de duivels van vandaag? De Wolands van nu, met hun helpertjes in hun maatpakken en kokerrokken, die ons in een flits, van de ene bizarre scene naar de volgende fata morgana voortslepen; van klimaatpaniek naar pandemie, van de stinkstal van John de Mol, naar een illusoire oorlog, waarin we als voetbalsupporters worden opgehitst om elkaar nog meer te haten en te minachten? Met zijn allen in een continue staat van blinde eufore paniek, waarin wij zicht op waarheid, werkelijkheid én onze echte dodelijke vijand volledig kwijt zijn geraakt?
Is het niet zo dat ook wij ons als woeste hoorndol gemaakte horzels gedragen, als hebberige slaven. Als kortzichtige kuddedieren, die uitsluitend voor zichzelf kiezen, altijd op zoek naar een heks om te verbranden, een Sywertje om smalend tomaten tegenaan te gooien, een vliegtuig om neer te halen.
Blij met niets en kwaad op alles.
Behalve op de Duivel zelf.
Help een columnist de oorlog door!
Vind je mijn werk dus goed, mooi of zelfs belangrijk? Je kunt mij hier ondersteunen.