Stephen Miller heeft de touwtjes in handen genomen. De senior adviseur van Donald Trump is de echte drijvende kracht achter de racistische agenda van deze regering. Hoe ver gaat hij?.
De woorden die Donald Trump in zijn twee Fourth of July-toespraken oplas van zijn teleprompters, vlak want gespeend van enthousiasme en zonder zijn spontane geratel, waren de woorden van een overtuigde racist uitgesproken door een opportunistische racist. Miller is de meest invloedrijke adviseur van Trump, de kwade genius achter diens roepen om een muur, xenofobe grenssluitingen en het kwalificeren van uiterst rechtse radicalen als ‘goed volk’. Terwijl Trumps aanvankelijke loopjongens de een na de ander verdwenen, is Miller erin geslaagd om Trump zijn loopjongen te maken.
Trump richtte zich tot blanke Amerikanen, tot zijn trouwe aanhang. De echo van zijn inaugurele rede, de donkere toon van het ‘Amerikaanse bloedbad’, onderstreepte op een manier die Trump zelf ontgaat de mislukkig van zijn presidentschap. Als je vier jaar na Make America Great Again terug moet vallen op een intens negatieve analyse van wat Amerika in 2020 Amerika maakt, dan is dat een impliciete erkenning van je nederlaag.
Miller en Trump en, mag je veronderstellen, schoonzoon Kushner die na zijn overname van het corona-beleid nu ook de campagne mag leiden, zetten de toon voor november. De aanstaande verkiezingen gaan over identiteit, over cultuuroorlogen, over verdeeldheid. Trump maakt duidelijker dan ooit dat hij niet de president is van alle Amerikanen maar alleen van blanke burgers en, onuitgesproken maar even duidelijk, van de gevestigde belangen zoals de Republikeinse partij die vertegenwoordigt.
Onderschat hen niet. Op het oog is het een boodschap waarmee Trump niet de verkiezigingen kan winnen. Zijn aanhang, de Amerikanen die nog bereid zijn te denken dat dit een Great America is, met dank aan het stabiele genie, is niet groot genoeg om zelfs in het kapotte kiesstelsel van ‘s werelds belangrijkste democratie te kunnen winnen. Maar gegeven het kolossale falen van de president in de coronacrisis, de economische depressie en de toondoofheid in het racismedebat, is verdeeldheid zaaien en uitbuiten inmiddels zijn enige optie. Trump doet geen poging meer het politieke midden te winnen met beloftes of inclusieve retoriek, hij leunt nu volledig op bangmakerij. Voordat we concluderen dat hij daarmee zijn politieke doodvonnis tekent, is het relevant te kijken waar Miller en Trumps gutfeeling mogelijk tractie hebben, wat ze willen bereiken.
Ze hopen op excessen, op net een stap te ver van hun opponenten. In Baltimore werd dit weekend het standbeeld van Columbus in de haven gegooid. Jefferson, Washington en zelfs Lincoln liggen onder vuur. Daarmee wordt de boodschap van George Floyds wrede dood cruciaal ondermijnd en als de standbeeldenonrust deze zomer doorgaat kan de sfeer wel degelijk gaan keren. Nu staat nog driekwart van de Amerikanen achter Black Lives Matter, dat kan snel keren als het debat over structureel racisme uitloopt op een ongefocuste beeldenstorm en de roep om compensatie. De kiezers die Trump nodig heeft in de swing states konden zich dan wel eens keren tegen de Democraten die nog steeds verstrikt zitten in hun eigen identiteitsgevangenis.
Want van dit laatste getuigt de zoektocht van Biden naar een vicepresidentskandidaat. De ironie is dat het beperken van de keuze tot een vrouw en dan binnen die groep tot een zwarte vrouw Miller en Trump in de kaart speelt. Een misstap van Biden, bijvoorbeeld door het kiezen van een te weinig gekwalificeerde kandidaat enkel omdat die zwart is, zal door de cultuurstrijders eindeloos uitgebuit worden. Black Lives Matter mag op steun kunnen rekenen, een partij ogenschijnlijk in de houdgreep van de zwarte kiezers, kan dat niet. Het risico voor de Democraten is niet het racisme van mogelijke kiezers maar het beeld van het teveel de oren laten hangen naar identiteitsgroepen.
Deze Fourth of July was de meest dystopische, de meest agressief vijandige aan alles waar Amerika voor staat, in de geschiedenis. Columnisten deden manhaftige pogingen om ergens in deze feestdag optimisme te ontdekken, een wedergeboorte misschien, een opflikkeren van oude idealen. Ze faalden, zonder uitzondering.
Dit is de onaangename conclusie van een feestweekend dat nooit zo zwanger was van onheil: Trump heeft gelijk. Er is sprake van een Amerikaanse bloedbad, van een oorlog van een deel van de Amerikanen tegen een ander deel. Dagelijks sterven honderden, binnenkort duizenden Amerikanen aan een virus dat in beschaafdere landen in elk geval marginaal onder controle werd gebracht. Niet in het domste land van de wereld. De werkloosheid zal hoog blijven, de rijen bij de voedselbanken zijn eindeloos, de dreiging dat Republikeinen de ziektekostenverzekering van de armste Amerikanen zullen afpakken is blijvend.
Het is begrijpelijk dat Amerikanen nu helemaal naar binnen zijn gekeerd. Ze geven even niets om Trumps corruptie, de Republikeinse lamlendigheid, de ongelijkheid, het misbruik van grote ondernemingen van de overheid. Buitenland is al helemaal secundair. China mag een gemakkelijk doelwit zijn voor Trump, weinig mensen geven erom of accepteren zijn stelling dat alle kwaad daarvandaan komt. Ze hebben het te druk met overleven. Evenmin liggen ze wakker van dingen die hen echt zouden moeten benauwen: het verlies aan gezag onder bondgenoten, de superieure manier waarop Wladimir Poetin Trump bespeelt, of de Israelische premier Nethanyahu zijn gang gaat.
De grote uitdaging voor de Democraten in dit Danteske spectakel is om een brede boodschap te vinden. Om niet te verzinken in identiteitsgeneuzel, om uit te stijgen boven de vaststelling dat er structureel racisme is maar vooral de structurele ongelijkheid van de meeste Amerikanen te benadrukken. Duidelijk te maken dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten, zwart, bruin, blank of geel. Om voorstellen te doen die een brede coalitie van misbruikte en achtergestelde Amerikanen aanspreken en een beter leven beloven.
In het vocabulair van Miller en Trump ontbreekt een cruciaal woord dat Democraten moeten gebruiken: solidariteit. Het had een mooie boodschap kunnen zijn die de Fourth of July betekenis zou geven: we ondergaan dit allemaal samen en we kunnen het alleen samen oplossen. Nooit zag Amerika er zwakker en kwetsbaarder uit dan op 4 juli 2020.