Dus toch. Oud-minister Ivo Opstelten en topambtenaren van het ministerie van Justitie hebben zich wel degelijk persoonlijk bemoeid met de strafzaak tegen Geert Wilders. Vijf jaar na de omstreden ‘minder-Marokkanen’-uitspraak duikt eindelijk het bewijs op dat zij invloed hebben uitgeoefend, vóórdat het Openbaar Ministerie (OM) definitief besloot om Wilders te vervolgen.
Nog even recapituleren: Op de uitslagen-avond van de Gemeenteraadsverkiezingen in 2014 startte tevens de verkiezingscampagne voor de Europese verkiezingen later dat jaar. In dat kader stelde Wilders een aantal vragen aan het samengestroomde kiezerspubliek, waarvan de laatste was: “Willen jullie méér of minder Marokkanen in jullie stad?” Het publiek beantwoordde de vraag met een luidkeels “minder!, minder!, minder!”, wat overigens in toenemende mate de teneur in ons land is. In aanmerking genomen dat de partij van Wilders (PVV) in die stad een flinke verkiezingswinst boekte, is deze euforie rond één van de hoofdthema’s van diens partij niet zo vreemd. Enfin: de welbekende ‘pleuris’ brak uit en half deugend Nederland (15.000 man sterk ongeveer) toog naar de speciale inloopavonden die de politie had georganiseerd, om aangifte te doen jegens de politicus. Voor een hapje en een drankje werd eveneens gezorgd.
Alleen daarin al had iedereen direct de hand van de overheid kunnen ontdekken, want hoe anders is het te verklaren dat alle politiekorpsen in ons land tegelijk op dat idee en de overeenkomstige datums kwamen? Het geheel was zorgvuldig georkestreerd door het koddige gezelschap politici, die meenden dat hun carrières nog wel eens vlot ten einde zouden kunnen komen indien de opmars van PVV door zou zetten. Niet de eigen politieke agenda’s nog eens herzien, nee: zet je politieke tegenstander in de criminele hoek of sluit hem op. Doodschieten kon niet meer, want dat zou na Fortuyn al te opvallend zijn en meteen een volksoproer uitlokken. “Zorg dat ‘ie zich definitief nooit meer veilig voelt en criminaliseer hem met alle middelen”. Dat moet de opdracht zijn geweest vanaf de burelen van de gevestigde partijen. Na jarenlange ontkenning en bagatellisering van deze georganiseerde heksenjacht op een politicus, is er dan nu het definitieve bewijs: ambtenaren hebben zich namens het kabinet uitgelaten jegens het OM met ‘adviezen’ omtrent de juridische vervolging van een volksvertegenwoordiger. Als een overheid of een functionaris daarvan zijn macht misbruikt, is per definitie geen sprake meer van een rechtsstaat, maar juist van een gebrek daaraan. Daarom, aan de Minister van Justitie en Veiligheid: “patere legem quam ipse fecisti”.
Rechtszaken
De aanleiding tot een eerste proces (in 2010) tegen Wilders, was een artikel van hem in de Volkskrant van 8 augustus 2007, waarin hij de islam als een fascistische ideologie omschreef en aangaf de Koran te willen verbieden. Daarop werd door diverse mensen aangifte gedaan. Tijdens dat proces werd door de advocaat van Wilders, Abraham Moszkowicz, tweemaal een aanvraag tot wraking ingediend tegen de rechtbank. De tweede maal, op 22 oktober 2010, werd het wrakingsverzoek toegewezen omdat de schijn van partijdigheid was gewekt. De rechtbank weigerde namelijk getuige-deskundige Hans Jansen, die toen in de rechtszaal aanwezig was, te verhoren. Aanleiding voor dit verzoek tot verhoor was dat mr. Tom Schalken zou hebben gepoogd de arabist te beïnvloeden, tijdens een etentje bij Bertus Hendriks. Schalken was toen nota bene een van de rechters van het Amsterdamse Gerechtshof die had bevolen het proces tegen Geert Wilders te starten. In deze eerste zaak tegen Wilders bleek dus ook al een krakkemikkige werking van onze rechtsstaat, maar het kon kennelijk nog gekker.
Op 18 maart 2018 begon de tweede rechtszaak tegen Wilders, ditmaal dus naar aanleiding van enige retorieke kretologie op n.b. een verkiezingsbijeenkomst. Eén van de rechters, Elianne van Rens, had zich niet lang daarvoor in een televisieprogramma buitengewoon kritisch uitgelaten over Wilders en diens partij, maar mocht kennelijk in deze zaak gewoon oordelen. Op 9 december 2016 deed de rechtbank uitspraak. Geert Wilders werd schuldig bevonden aan groepsbelediging en het aanzetten tot discriminatie, maar werd vrijgesproken van aanzetten tot haat. De rechtbank besloot om geen straf op te leggen. Wilders liet direct na de uitspraak weten in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak en dat is de zaak die nu dus nog steeds dient.
Het wordt steeds duidelijker dat de zaak Wilders niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een bredere trend. Die trend is dat intellectuelen en activisten die waarschuwen voor het gevaar van de islamitische ideologie en de massale instroom van ‘vluchtelingen’ met die ideologisch-culturele achtergrond, niet alleen te maken krijgen met terrorismedreiging van de zijde van moslims, maar ook met juridische vervolgingen van de zijde van – Europese – overheden, waaronder de Nederlandse. Dit gebeurt in Frankijk op grond van de Wet Pleven, in Nederland op grond van de artikelen 137c en d van het Wetboek van Strafrecht en ook in andere Europese landen treft men vergelijkbare wetgeving aan. Aan deze trend is nu dus een nieuwe dimensie toegevoegd: regeringen misbruiken hun invloed teneinde een politieke tegenstander de mond te snoeren. Ons land vormt daarop geen uitzondering en speelt zelfs een voortrekkersrol. Klaarblijkelijk is het de gewoonste zaak van de wereld dat inheemse burgers in hun steden in toenemende mate worden belaagd door uitheemse bevolkingsgroepen en dat degenen die daar terecht vraagtekens bij plaatsen, middels een met de overheid samenwerkende rechtsindustrie kunnen worden gecriminaliseerd. Desnoods wordt het werk van Charles Darwin compleet herzien, door nationaliteit te verheffen tot ‘ras’ zoals in deze zaak is gebeurd.
Wat Wilders begeesterd, is een zekere zorg voor Europees en nationaal cultureel erfgoed, dat hij bedreigd ziet door islamistische propaganda en geweldsdreiging. Wat hij wil, is op zijn minst daarover een discussie openen. Hoewel ik het in sommige opzichten niet altijd eens ben met wat door hem – en anderen – wordt gezegd en geschreven, denk ik toch dat de discussie die door hem is en nog wordt aangezwengeld, moet worden gevoerd. De stem van Wilders kan niet gemist worden in dat debat over de samenstelling en omvang van onze bevolking, omdat andere politici het daar opzichtig laten afweten omwille van politieke correctheid. Wilders moet daarvoor niet alleen beroep kunnen doen op zijn burgerlijke vrijheid van meningsuiting, maar ook van zijn bevoegdheid als volksvertegenwoordiger om kanttekeningen te zetten bij willekeurig welke vorm van beleid. Zelfs als Wilders voorstelt de grondwet compleet te herzien, dan moet daar gewoon over worden gedebatteerd en verder niets.
Wie gaf eigenlijk opdracht tot de moord op Pim Fortuyn?