Het jaar loopt ten einde, en dan past een terugblik, een balans. Maar ook een blik in de toekomst, een snuifje futurologie. Waar gaat het naar toe? Wat zijn de grote tendensen die dit decennium verder zullen bepalen? Vanzelfsprekend is de coronapandemie hét ijkpunt. Wie spreekt er nog over terrorisme? Vlaamse onafhankelijkheid? Zelfs de klimaatbetogers voelen hun relevantie in de schoenen zakken. Covid is het alfa en het omega, en we zijn nog maar net de delta gepasseerd. Wetenschappers schatten voorzichtig dat we nog zes a zeven jaar met deze plaag te maken zullen hebben, alvorens het virus evolueert tot een ‘seizoensgriep’.
De truc van Pericles
Ondertussen wordt ons leven overhoop gegooid en ontspinnen zich zowaar boeiende discussies over ouderdom en dood, de limieten van het zorgsysteem, zin en onzin van de moderne reiskoorts, en vooral ook: de vrijwaring van democratie en rechtstaat in een tijd waarin de overheid de noodzaak voelt om zich ‘in het algemeen belang’ diepgaand met ons doen en laten te bemoeien. De avondklok, de mondmaskerplicht (spontaan geassocieerd met een muilkorf), de zogenaamde pasjesmaatschappij… Het verontrust vrijheidslievende burgers en privacy-activisten zeer. Sommigen zien er zelfs een complot in van ‘het systeem’ om de democratie omver te werpen, met de pandemie als alibi.
In werkelijkheid is de democratie (letterlijk: ‘heerschappij van het volk’) een zeepbel, al van in de oudheid. Tussen de 6de en de 4de eeuw voor Christus hield de stadstaat Athene er een volksvergadering op na, waarin uitsluitend de mannelijke autochtonen stemrecht hadden. De slaven deden het werk, de vrouwen stonden aan het fornuis, en de mannen deden niets anders, sorry, dan de godganse dag op straat staan zeveren. Ze hadden alle tijd. Een van hen, een zekere Socrates, is er zelfs onsterfelijk mee geworden. Dit Twitterforum avant-la-lettre wordt als de bakermaat van de Europese democratie beschouwd. Machtsgeilheid werd niet getolereerd. Via het fameuze schervengerecht konden de burgers iemand met teveel autoritaire neigingen zelfs laten verbannen.
Stel u maar eens voor wat dat vandaag zou opleveren: zowat heel de Belgische én de Vlaamse regering op een onbewoond eiland. Vraag is wie er dan het vuile werk gaat doen. Ene Perikles vond daartoe het populisme uit: hij organiseerde de democratie zodanig dat het volk vooral het gevoel kreeg van het voor het zeggen te hebben, terwijl hij toch aan de touwtjes trok. Het is de perceptie die telt. De façade- en spektakeldemocratie was toen al een feit, de Romeinen zouden het perfectioneren.
De Romeinen beseften beter dan wie ook, dat er naast gezeverd ook vooral moest bestuurd worden, en dat democratie in se theater is, een vorm van volksvermaak waarvan het doek zelfs mag neergaan als het echt serieus wordt.
Het geslacht der engelen
Niets illustreert dat beter dan het federale corona-overlegcomité. Een mix van meningen, politieke opties, draagvlakdiscussies (het grootste issue: politici moeten herverkozen worden!), met daarnaast het gefluister van lobbyisten en het geopinieer van journalisten, de hete adem van het volk dat zich via Twitter niet onbetuigd laat,… het moet een ‘strategie’ opleveren die er geen is.
Politicologen, (weeral) journalisten, maar ook de gewone man/vrouw bekijken met stijgende verbazing de bestuurskundige miskleunen die op persconferenties boven de doopvont worden gehouden. Het overlegcomité is symbool geworden van een praatbarak die in crisistijden volstrekt ineffeciënt is, zelfs contraproductief. Premier Alexander De Croo belichaamt onmacht en straalt hulpeloosheid uit. De experten, die meestal vanuit louter wetenschappelijk standpunt gelijk hebben, krijgen het gelijk niet omdat ‘de politiek het laatste woord moet hebben’. Het virus komt niet bij van het lachen.
Iedereen voelt aan zijn water: we zijn zoals in Byzantium over het engelengeslacht aan het discussiëren, terwijl de Ottomanen voor de poorten staan. De echte, ware democratie is iets voor tijden waarin niets te beleven valt. Geen oorlog, geen ziekte, geen grote dreigingen, geen catastrofes. Het G-1000 project (burgers door loting aanduiden om in een volksvergadering te zetelen) van schrijver David Van Reybrouck situeert zich in dezelfde hobbysfeer. Vandaag hoor je er nog weinig van.
Ondertussen in Peking
Inderdaad, van zodra besluitvorming ertoe doet, en de staat in de modus moet gaan van een schip bij zwaar weer, blijkt democratie een strijd tussen horeca, bioscopen, fitness centra en sportcomplexen om te mogen open blijven. Iets ridicuuls dus, met verkozen politici die om ter hardst afgaan. Dictaturen, of éénpartijsystemen die zich tooien met de eufemistische benaming ‘volksrepubliek’, doen het wél goed in crisistijden. Er is geen tijd voor gepalaver, er moet snel geschakeld worden vanuit een centraal commando, er moet een duidelijke koers gevaren worden en iedereen weet perfect wat hem/haar te doen staat.
In China gaat een miljoenenstad in lockdown bij één besmetting. De regels zijn hard, de commandolijnen kort in dat reusachtige land. Dat is in het vrije Westen ondenkbaar. De Chinezen slikken het allemaal, omdat het systeem werkt, en omdat ze voldoende in de Confucianistische traditie geïndoctrineerd zijn. Daar besteedt de communistische partij veel tijd aan, want het spook van de liberalisering loert altijd om de hoek.
Helaas, met de economische groei en de toename van de welvaart -in het post-Mao tijdperk prioriteit nummer één- ontstond er onvermijdelijk een middenklasse die niet alleen geld te spenderen heeft, maar ook tijd over heeft om te discussiëren over van alles en nog wat. Het syndroom van Socrates dus, met de studenten als voorhoede. We spreken dan over een mondige middenklasse die zich minder makkelijk laat indoctrineren, en ineens, zomaar het woord ‘democratie’ in de mond neemt. Oeps! Of 哎呀 zoals ze daar zeggen.
Op zo’n moment komt een gemeenschappelijke vijand goed van pas. Het coronavirus is in China opgedoken, en er zijn goede redenen om te vermoeden dat het méér was dan toeval: door de epidemie kon de staat alle sluimerende democratische tendensen onder de mat vegen. Peking heeft niet alleen het virus benut om het centrale staatsgezag te versterken, het heeft het ook gecreëerd. Dat komt ooit nog wel uit, in afwachting is het een complottheorie zoals een ander.
Patriot Act
Het spook van de liberalisering blijft wel rondwaren, en dat zal een strategische aanpassing vergen die president Xi Jinping vast wel aankan. Naarmate de Chinezen luxeproducten als vrije meningsuiting, inspraak, mensenrechten en privacy ontdekken, zal Peking inventiever voor de dag moeten komen dan met het rondstrooien van virussen. Door praatbarakken te organiseren die nergens toe dienen bijvoorbeeld. Sociale media laten begaan, weliswaar onder politiek correcte supervisie. Veel sport en spel aanbieden, idiote TV-kwissen, Warmste Weken en andere feel-good-evenementen die ‘verbondenheid’ creëren.
In naam van de veiligheid en de efficiëntie aanvaarden we de vrijheidsberoving en de afbouw van privacy, sommigen zien het zelfs als een grote vooruitgang, met dank aan de technologie.
Het opmerkelijke is nu dat de Westerse democratieën vanuit het andere uiterste paradigma – de liberale doctrine en het mensenrechtenverhaal – naar eenzelfde soort Realpolitik neigen, waarbij dreigingen en catastrofes het perfecte alibi zijn om een autoritaire staat te vestigen. Angst is een ideale trigger.
Die tendens maken we vandaag mee, met de maatregelen tegen de pandemie, maar eigenlijk was de Amerikaanse Patriot Act in 2001, een rechtstreeks antwoord op de aanslagen van 9/11, een historische mijlpaal. Deze wet gaf de staat aanzienlijke bevoegdheden om burgers, groepen en zelfs andere staten (!) te bespioneren in naam van de nationale veiligheid. Vandaag stelt niemand deze Gestapo-wet nog in vraag.
De angst voor een nieuwe terreuraanslag maakte een afbouw van het democratisch imperatief perfect legitiem, zelfs in de VS waar men zou wantrouwig staat tegenover de deep state. Daarna volgde het groot klimaatalarm, en nu dus de covid-pandemie. In naam van de veiligheid en de efficiëntie aanvaarden we de vrijheidsberoving en de afbouw van privacy, sommigen zien het zelfs als een grote vooruitgang, met dank aan de technologie.
De wereldregering
De gewenning gaat snel. We pruttelen tegen de avondklok en de covidpas. Maar de straatcamera’s, waar we vorige eeuw nog met argwaan en ergernis naar keken, behoren nu tot het normaal. Een liberale burgemeester als Vincent Van Quickenborne, ook nog justitieminister, beroemt er zich op dat zijn stad helemaal vol hangt met camera’s, en wordt gecontroleerd (‘gemonitord’) via iets dat eufemistisch ‘the internet of things’ wordt genoemd, zeg maar digitaal gestuurde surveillance van alles wat beweegt.
Quickie en Xi, met dezelfde speeltjes bezig. Er is dus iets heel breeds aan de gang, van Peking tot Brussel. Autoritaire regimes en ‘democratische’ systemen lijken naar elkaar toe te groeien. De volgende stap is een schaalvergroting, ook weer in naam van de efficiëntie, zoals we met de EU-constructie meemaken: in termen van burgerinspraak en autonomie onbetwist een achteruitgang, maar het zou noodzakelijk zijn om ‘de grote problemen aan te pakken’.
De laatste stap – dat is voor binnen een jaar of tien, schat ik – is de vorming van twee à drie planetaire machtsblokken, of misschien zelfs één mondiale superstaat die vol camera’s hangt en tegelijk mensen voldoende de illusie geeft dat ze iets te vertellen hebben en macht over zichzelf bezitten. Autonome staten en naties zijn een groeiend anachronisme in die systeemconvergentie.
Deze wereldregering, gedomineerd door de economische grootmachten en gesponsord door het internationale grootkapitaal en enkele superrijken zoals Bill Gates, zal het perfecte evenwicht bereiken tussen een democratische façade en een totalitaire efficiëntie. Geen echte ideologie, maar wel de vrije markt en het kapitalisme vormen de grote motor van deze eenmaking. De sociale media zullen de representatieve, parlementaire democratie vrijwel compleet vervangen. Daarbij aansluitend zijn er natuurlijk de spelen, de emocultuur, het identitaire gekakel, de seksomanie en de alomtegenwoordige amusementsindustrie om de boel op te vrolijken.
In die zin was socioloog Francis Fukuyama wel degelijk profetisch met zijn ‘The End of History and the Last Man’ (1992). Het einde van de geschiedenis betekent de geboorte van de laatste mens, in een maatschappij die in feite door George Orwell (‘1984’) al voorspeld werd: een in wezen totalitair systeem dat alle knepen van de demagogie meesterlijk benut, waardoor niemand het nog als totalitair ervaart. Evenwicht tussen leut en angst vormt de emotionele ruggengraat van dit machtscomplex: eros en thanatos, de Grieken hebben echt alles al uitgevonden.