De VN-rapporteur voor de mensenrechten Philip Alston heeft ernstige zorgen over Nederland. De reden is een systeem dat uitkeringsfraude moet opsporen. In een brief aan de rechtbank in Den Haag schrijft Alston dat het systeem in strijd is met de mensenrechten omdat het mensen met weinig geld en mensen met een migratie-achtergrond discrimineert.
Het Systeem Risico Indicatie (SyRI), van het ministerie van Sociale Zaken, maakt gebruik van een algoritme dat data van een groot aantal overheidsinstanties aan elkaar koppelt. Op basis van gegevens van eerdere fraudeurs wordt een risicoprofiel opgesteld. Vervolgens worden gegevens van burgers vergeleken met het risicoprofiel.
Rechten
Door te kijken naar overeenkomsten tussen eerdere fraudeurs ontstaat een lijst met potentiële burgers die mogelijk frauderen. Van die mensen wordt verder onderzocht of dat inderdaad het geval is.
“De privacy van hulpbehoevende burgers lag van oudsher al onder vuur vanwege ingrijpende controles en screenings die ze moesten ondergaan om in aanmerking te komen voor bijstand”, schrijft Alston. “Met systemen als SyRI dreigt voor deze burgers echter een technologische surveillancestaat te worden gecreëerd waarin van het recht op privacy weinig meer dan een illusie overblijft.”
Het gaat hem om de schadelijke gevolgen van digitale technologie voor kwetsbare burgers in verzorgingsstaten. “Men is er tot dusver niet in geslaagd om bedrijven, de overheid en de samenleving in het algemeen ervan te overtuigen dat een verzorgingsstaat gedreven door technologie, rampzalig zal uitpakken als de inzet ervan niet wordt geleid door respect voor fundamentele rechten.”
Dramatisch
Bart van der Sloot van de Tilburg University is gespecialiseerd in privacy en Big Data. Hij legt uit dat elke overheidsdienst gegevens mag verzamelen voor het eigen doel. “SyRI vormt een ondermijning van dat principe. De politie verzamelt gegevens voor één doel, een andere dienst voor een ander doel. Door SyRI kunnen deze gegevens gedeeld worden.”
“Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft onlangs een aantal uitspraken gedaan: de wetgeving moet als zodanig helder, duidelijk en precies zijn en dus aangeven óf, welke en waarom gegevens worden gedeeld. Hier voldoet de wet die SyRI mogelijk maakt niet aan”, denkt Van der Sloot.
Concreet doel
Een kritische behandeling van de wet in de Eerste en Tweede Kamer ontbrak volledig, zegt de VN-rapporteur. “SyRI werd als hamerstuk aangenomen. Het parlement schijnt weinig interesse te hebben gehad om te begrijpen hoe SyRI werkt, gezien het gebrek aan een mondeling debat en de beperkte schriftelijke vragen die door Kamerleden zijn gesteld, ondanks felle kritiek van andere staatsorganen.”
Een van die staatsorganen was de Raad van State. De kritiek op SyRI is dat het systeem ingaat tegen de Wet bescherming persoonsgegevens dat gegevens alleen gebruikt mogen worden voor een concreet doel. Veelzeggend vindt de rapporteur het ook dat toenmalig voorzitter van de Nederlandse privacytoezichthouder Jacob Kohnstamm publiekelijk aangaf de aanname van de SyRI-wetgeving ‘dramatisch‘ te vinden.”
Een project met het SyRI-systeem in Rotterdam-Zuid is deze zomer voortijdig gestopt. Of de gemeente en het Rijk werden het niet eens over de manier waarop vervolgonderzoek moest worden uitgevoerd, of was er zoveel tijd overheen gegaan dat de data verjaard waren, waardoor de gemeente alles moest vernietigen.
Maar de wet die het systeem mogelijk maakt, bestaat nog steeds. Daarom gaat een rechtszaak tegen de Staat gewoon door. Een groep tegenstanders – een aantal maatschappelijke organisaties, schrijver Tommy Wieringa en columnist Maxim Februari – eist volgende week dat de Haagse rechter een einde maakt aan het systeem.
Vooruitgang?
Volgens dataspecialist Van der Sloot is het nu zo dat burgers maar naar de rechter moeten gaan als het misgaat. “Maar zo werkt het niet. Het probleem is dat burgers zelf vaak niet weten dat gegevens worden gedeeld of systemen niet begrijpen. Ook hebben ze niet de middelen om rechtszaken te voeren, dus veel rechtszaken worden niet eens gevoerd.”
Van der Sloot: “We moeten niet blijven hangen in het idee van ‘data is vooruitgang’. En als het wel voordelen zou bieden, moeten we ons afvragen of we wel in zo’n samenleving willen leven.”