Vlak na de aanslag op Peter R. de Vries twitterde GroenLinks-leider Jesse Klaver dat we nooit beelden van slachtoffers moeten verspreiden. Voor alle Nederlandse dagbladen bleken die woorden gemeengoed: in kranten geen gedetailleerde foto van de bekendste journalist van het land die op de stenen bij het Leidseplein ligt te bloeden. Is het niet publiceren van de foto een nieuwe stap op weg naar meer beschaving? Of heeft de pers het Nederlandse volk een iconisch beeld ontnomen, iets waar de mensheid sinds de kruisiging van Jezus Christus, in afwachting van betere tijden, hoop uit put?
Een daad van gruwelijkheid is zelden enkel op het slachtoffer zelf gericht. Het is doorgaans een serieuze poging om de samenleving door middel van extreme agressie en bruutheid te verlammen. De schrik moet zo groot zijn dat anderen het niet meer in hun hoofden halen om de idealen waar het slachtoffer voor stond, achterna te gaan. Het heeft geen zin om te ontkennen dat de agressor er telkens weer in slaagt om grote massa’s te paralyseren met buitensporig geweld en met de horror van exorbitant onrecht. Maar de bange, geschrokken mens heeft ook in tijden van de ultieme nederlaag iets om op te leunen: de kracht, de lange adem en de ‘schoonheid’ van de afbeelding, van het schilderij, van de foto.
Hrant Dink
Ik was correspondent toen de verschrikkelijke aanslag op de Armeens-Turkse journalist Hrant Dink plaatsvond. Ik had de man een paar keer gesproken, beschouwde mezelf als een geestverwant en het nieuws over de aanslag hakte er behoorlijk in. Wat ik destijds wél meemaakte, was dat de foto van het dode lichaam op een stoep in Istanbul honderdduizenden Turken ertoe bewoog om de begrafenis van Dink in die winter van 2007 bij te wonen en om massaal tranen te laten voor een kritische Armeniër. De idealistische journalist, die net als zijn collega Peter R. de Vries in het hoofd geschoten was, lag vlakbij de deur van de kleine Armeense krant op zijn buik. Een voorbijganger had, als het ware als symbool van het vrije woord, een krant over zijn bloedende hoofd gedaan. De foto liet bovendien zien dat de als wees opgegroeide Dink een gat in zijn schoenzool had.
De foto was een kunstwerk, eentje die, omdat zij het meest esthetische moment van onrecht had weten te vangen, uitgroeide tot de eeuwige drager van de idealen van het slachtoffer.
Geen beter voorbeeld van de ‘wraak’ op het kwaad dan het beeld van de kruisiging van Jezus. Het beeld dat zowat alle mensen aan het hart gaat, is de foto van het 3-jarige Koerdische jongetje Alan Kurdi, dat met het water van de Middellandse Zee in zijn longetjes de mensheid nog duizend jaar zal laten schamen voor de armoede, voor de oorlog en voor de kleine kinderen die in de blauwe wateren zijn dood gegaan.
Theo van Gogh
In Nederland zijn de beelden van Pim Fortuyn en Theo van Gogh in het collectieve geheugen gegrift. Als je het mij vraagt moeten we ook het werk van Johannes Vermeer tot deze categorie rekenen, omdat hij de eerste was die de schoonheid van de gewone vrouwen heeft opgetekend en daarmee in feite een daad van protest verrichtte tegen de gruwelijke praktijk van het onzichtbaar maken van de vrouw.
Om terug te keren naar het heden: ik kan me voorstellen dat het voor de journalisten een lastige keuze was om de foto van de neergeschoten Peter R. de Vries wel of niet te plaatsen. In dit socialemediatijdperk heeft men bij de kranten de koffie nog niet gepakt voor de redactievergadering, of de legers aan moraalridders hebben op Twitter al de trend gezet. De dominante toon die dan het hardste klinkt is ingegeven door simpelheid en is voorspelbaar. Die toon wordt perfect samengevat door de reactie van Jesse Klaver na de aanslag op Peter R. de Vries: ‘We moeten nooit beelden van slachtoffers verspreiden. Ook niet nu.’
Maar de werkelijkheid is niet zo eenvoudig. De mens kan al duizenden jaren niet zonder de sterke herinnering aan het moment waarop de held niet alleen gevallen is in alle gruwelijkheid, maar ook als kunstwerk van dapperheid en idealisme. De eerste tijd lijken die afbeeldingen, schilderijen en foto’s werken van perversiteit. Dan gaat er wat tijd overheen en beseffen we dat dankzij die afbeeldingen onze helden niet worden vergeten. En dat zij niets anders zijn dan de illustratie van de hoop op betere tijden.