Laten wij in eerste instantie op een rijtje zetten op basis waarvan iemand staatshoofd van een land zou kunnen worden. Hieronder een aantal mogelijkheden:
•Iemand wordt door volksraadpleging voor de functie gekozen;
•Iemand wordt op een andere, veel mindere democratische wijze gekozen, bijvoorbeeld via een parlement of een staatscommissie;
•Iemand is als gevolg van hoge intelligentie als enige in staat de functie te vervullen;
•Iemand kan door buitengewone gaven als beste in staat worden geacht de functie uit te oefenen;
•Iemand is door bijzondere managementkwaliteiten als beste in staat een land te besturen;
•Iemand is door zijn bijzondere sociale kwaliteiten de aangewezen persoon staatshoofd te zijn;
•Een schatrijk persoon zou door omkoping zijn doel kunnen bereiken;
•Door middel van een staatsgreep zou iemand zich de functie kunnen toeëigenen;
•Er is op democratische wijze een wet tot stand gekomen waardoor iemand tot staatshoofd kan worden benoemd;
•Er is zonder volksraadpleging een wet tot stand gekomen, waarin een bepaalde familie is aangewezen om het staatshoofd te leveren.
Welnu, naar onze mening benadert de laatste “optie” het beste de realiteit in ons land. In de grondwet van 1848 is vastgelegd dat op basis van erfelijkheid de nazaten van Willem Frederik, de zoon van de door de Patriotten verjaagde stadhouder Willem V Batavus[i], uitsluitend recht op de troon hebben.
Maar dat houdt tegelijkertijd in, dat de familie die het staatshoofd mag leveren en de daaraan gekoppelde privileges geniet, een antecedentenonderzoek dient te ondergaan en op zijn minst de kandidaat te onderwerpen aan een psychologisch vooronderzoek. Bovendien moet onomstotelijk vast komen te staan dat de kandidaat aan de grondwetttelijk voorgeschreven eisen[ii] voldoet. In Artikel 26 Grondwet wordt bijvoorbeeld voorgeschreven, dat als de koning komt te overlijden voordat zijn opvolger is geboren, die nakomeling reeds automatisch is aangewezen als wettig troonopvolger. Geen twijfel bestaat er derhalve over, dat alleen een kind van de koning in aanmerking kan komen voor het erfelijk vervullen van het koningsschap en de functie van staatshoofd.
Dat betekent dus, dat aan de hand van de stamboom van de familie “Van Oranje-Nassau” kan worden bepaald wie grondwettelijk in aanmerking komt en/of is gekomen voor de functie van staatshoofd, uit hoofde van het erfelijk koningsschap.
De stambomen soep
Daarom komen wij nu terug op de vraag hoe het nu mogelijk is, dat gerede twijfels bestaan omtrent de “interpretatie” van deze stamboom en wij er vast van overtuigd zijn, dat de wetgeving gebaseerd op deze stamboom van nul en generlei waarde zal blijken te zijn, mits door technologisch onderzoek een en ander kan worden weerlegd. Bovendien moet in acht worden genomen, dat de afstamming diende te geschieden volgens de mannelijke lijn.(Salische Wet en Castiliaanse Stelsel)
Wat de Nederlanders psychologisch wordt aangepraat vanaf de eerste schoolklassen is, dat Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands, de stamvader is van de dynastieke Oranje-Nassau familie, tot en met de kinderen van W.A de Overbodige. Dit is een aanname, die vaak op zijn beloop wordt gelaten, maar die echter door simpel onderzoek eenvoudig is te ontzenuwen. De huidige familie die het staatshoofd mag leveren stamt NIET af van Willem van Oranje. Is dit belangrijk? Nee, dit is niet belangrijk, want er is geen wet die refereert aan Willem van Oranje. Het is alleen belangrijk voor het in stand houden van het sprookje, de mythe van de verbondenheid van de huidige familie via Willem van Oranje met Nederland. Eerder publiceerden wij reeds over de ware aard van Willem van Oranje, maar ook van zijn achterkleinzoon, Stadhouder-Koning Willem III, de laatste telg van de dynastie, die in 1702 uit is gestorven. De titel Prins van Oranje ging formeel over op Lodewijk Armand II de Bourbon Conti.De wettige erfgenaam van Willem III (1702) was in eerste instantie zijn VOLLE neef Frederik III (1657-1713)keurvorst van Brandenburg en in tweede instantie Frans Lodewijk van Bourbon-Conti. In de geschiedenis boeken wordt vermeld dat Johan Willem Friso van Nassau Dietz als achterneef van Willem III de titel van prins van Oranje als enig erfgenaam erfde. Dit is een aperte leugen, want zelfs het Huis ten Bosch en Paleis Noordeinde vielen in Pruisische handen. In Engeland werd Stadhouder-Koning Willem III opgevolgd door Anne de zuster van zijn overleden vrouw Mary Suart, terwijl Frederik III, ook bekend als Frederik I Koning van Pruisen, zichzelf uitriep tot “Prins van Oranje” met een beroep op het testament van stadhouder die bepaalde dat bij het uitsterven van de mannelijkelijn van Oranje al zijn bezittingen zouden vererven op de nakomelingen van zijn oudste dochter Louise Henriëtte en weluitsluitend de mannelijke lijn. En deze Louise Henriëtte was de moeder van Frederik I, koning in Pruisen. Het prinsdom Orange ging echter over op het huis Bourbon-Conti en in hun naam verdreef Koning Lodewijk XIV in 1703 alle protestanten en lijfde de stad in.
Hoe duidelijk het testament van Stadhouder-Koning Willem III over de titel van Oranje naar Frederik III was, blijkt uit het feit dat door het aanvechten van dit testament Johan Willem Friso slechts Fl. 50.000,- (één zestiende deel) van het Fl. 800.000,- vermogen kreeg toegewezen.
De Lijn Jan de Zesde
Veel meer dan zijn broer Willem van Oranje is Jan de Zesde (vermeend)stamvader van het geslacht wat hier zo lang het staatshoofd heeft geleverd. De zoon de lijn van opvolging van Jan VI was Ernst Casimir die trouwde met Sophie van Brunswijk. Deze Ernst Casimir was het 12de kind en de 7de zoon van Jan VI en was van 1620-1632 stadhouder van Friesland. Dat is een vreemde situatie, want eerst in 1675 verklaarden de Staten van Friesland het stadhouderschap erfelijk voor het huis Nassau-Dietz. Daarnaast was Hendrik Casimir II Stadhouder in de republiek, maar hij liep over naar de Fransen in verband met een ruzie Willem van Oranje. Hij was dus naar toenmalige maatstaven een deserteur. Toen Stadhouder-Koning Willem III is overleden is na lang touwtrekken de lijn met terugwerkende kracht voortgezet over de enige link met Willem van Oranje, namelijk zijn kleindochter Albertine Agnes van Oranje. De juiste benaming van deze lijn is de Stamboom van Willem Frederik van Nassau Dietz. Deze lijn stopte bij de geslachtelijke afwijking van stadhouder Willem IV (hij leed aan fimosis), waardoor de dynastie genoodzaakt werd de hulptroepen in te roepen, n.l. Douwe Sirtema van Grovestins kon uitstekend overweg met de vrouw van de ongelukkige stadhouder. Is dit belangrijk? Nee, wettelijk gezien nog steeds niet, immers nergens wordt wettelijk gerefereerd aan Jan de Zesde of diens nakomelingen. Wel belangrijk is het om te weten dat de huidige vermeende “koninklijke familie” niet van Willem van Oranje afstamt, maar dus ook niet van Jan de Zesde van Nassau-Dillenburg, zijn jongere broer.
Door de huwelijkse ingreep van Douwe Sirtema van Grovestins, vrijmetselaar te Leeuwarden en een tweede vader voor de latere stadhouder Willem V met treffende gelijkenis, zijn we genoodzaakt de lijn te benoemen als hierboven. Het is belangrijk om te weten dat de kleinzoon van Anna van Hannover en Grovestins de latere koning Willem I der Nederlanden is. Met deze door een staatsgreep aan de macht geholpen koning Willem I, die zichzelf in 1815 tot “soeverein vorst” uitriep, begint ook het grondwettelijk regelen van de erfopvolging. Ook de strekking van de Grondwet van 1848 verwijst expliciet naar salische wetgeving, hetgeen inhoudt, dat erfopvolging door de mannelijke lijn dient te geschieden. Deze lijn Van Grovestins-Hannover wordt voortgezet tot en met koning Willem III, die wegens zwaar doorgezette inteelt zijn kinderen en vrouw overleeft en vervolgens met de 41 jaar jongere Emma trouwt.