Digitale platforms zoals Uber en Airbnb hebben een revolutie teweeggebracht in de diensten die we gebruiken. Maar vooruitgang komt zelden zonder een prijs en een zekere controverse.
Onlangs bevonden beide bedrijven zich (afzonderlijk) bij de hoogste rechtbank van de EU, met gevallen waarin het kernbeginsel van de unie van vrij verkeer in overweging werd genomen.
De centrale vraag was welke wetten deze digitale bedrijven zouden moeten naleven. Moeten zij onderworpen zijn aan de verschillende wetten van elke lidstaat? Of zouden ze kunnen profiteren van de principes van vrij verkeer en alleen verplicht zijn om de wetten van de staat waar ze gevestigd zijn te gehoorzamen?
De betekenis is aanzienlijk. Onderworpen zijn aan de wetten van 28 verschillende landen kan aanzienlijke extra administratieve en juridische kosten met zich meebrengen. Wat nog belangrijker is, is dat het resultaat in de toekomst van invloed kan zijn op de regelgevingsaanpak van bedrijven met een ‘nieuwe economie’.
De belangrijkste juridische kwestie voor de rechtbank was of de platforms moeten worden geclassificeerd als ” diensten van de informatiemaatschappij ” (ISS) – de term van de EU voor een elektronische dienst op afstand. Een als ISS gedefinieerd bedrijf geniet de voordelen van vrij verkeer.
In zijn arrest van december 2019 concludeerde het Europese Hof van Justitie dat Airbnb en Uber verschillend moeten worden behandeld.
Het HvJ concludeerde eerder dat Uber geen ISS was. Dit was (gedeeltelijk) omdat Uber rechtstreeks een transportservice aanbiedt, en zonder de Uber-app zouden de chauffeurs die service niet kunnen aanbieden. De rechtbank concludeerde ook dat Uber “beslissende invloed” heeft op de economisch belangrijke aspecten van de dienst. Dat wil zeggen, ze dicteren de prijs.
De rechtbank heeft daarentegen besloten dat Airbnb een ISS is en recht heeft op de voordelen van vrij verkeer. Dit was deels omdat Airbnb niet direct accommodatie-diensten aan gebruikers aanbood, en dat hosts hun accommodatie-diensten onafhankelijk van het platform konden aanbieden (bijvoorbeeld via hun eigen websites). Ook werd Airbnb niet geacht een “beslissende invloed” uit te oefenen op de economisch significante aspecten van de dienst. Het is aan Airbnb-hosts om prijzen in te stellen.
Maar er zijn grote problemen met deze redenering. Ten eerste is de basis voor het differentiëren van deze twee platforms moeilijk te verzoenen met de praktische realiteit van de bedrijfsmodellen die zij hanteren.
Ten tweede lijkt de achterliggende reden erop te wijzen dat platforms hun invloed op de activiteiten van gebruikers moeten beperken als zij willen profiteren van bepalingen inzake vrij verkeer. Dit is niet wat regelgevers – of het publiek – nodig hebben.
Het HvJ onderscheidde de platforms op twee gronden: het vermogen van gebruikers om zonder de app succesvol te werken en het uitoefenen van “beslissende invloed” op de dienstverlening.
De uitspraken erkennen dat bestuurders zonder de Uber-app kunnen blijven werken (als onafhankelijke taxichauffeurs), maar suggereren dat het moeilijker en minder succesvol zou zijn. Daarentegen kunnen gastheren voor korte verblijven hun diensten gemakkelijk onafhankelijk van het Airbnb-platform aanbieden.
Verschillende deals
Als bedrijfsideeën bestaan zowel voertuigverhuur als verhuur van woningen al langer. Maar in beide modellen heeft een nieuw digitaal platform een revolutie teweeggebracht in hun schaal en succes. Het ‘economische belang’ ligt in beide gevallen eigenlijk in de efficiëntie en populariteit van het platform – niet of de gebruikers van het platform er onafhankelijk van kunnen werken.
Met Uber werd de ‘beslissende invloed’ die het platform uitoefende in staat geacht om de fysieke dienst (ergens naartoe rijden) onlosmakelijk met de elektronische te maken. Het feit dat Uber de prijzen beheerste, de betaling inzamelde en normen voor voertuigkwaliteit en rijgedrag vastlegde, ondersteunde de conclusie dat de Uber-app een integraal onderdeel van de service was.
Met Airbnb concludeerde het HvJ dat het platform niet dezelfde controle en invloed uitoefent op de aangeboden diensten. Ze dicteren niet de “locatie of normen” van de accommodatie, en hoewel ze de betaling op dezelfde manier verzamelen als Uber en een “Smart Pricing” -tool aanbieden, stelt Airbnb geen kosten in.
Maar deze conclusie gaat een fundamenteel punt over het hoofd. De waarde voor leveranciers ligt in het platform zelf – de bruikbaarheid en het marktbereik van Airbnb en Uber. Beide hebben een invloedrijke positie op hun eindserviceleveranciers omdat zonder hen het succes aanzienlijk zou verminderen.
Digitale platforms zijn gebonden aan controle over de aspecten van de service die zij het belangrijkst vinden voor hun bedrijfsmodel. De eindservice van Airbnb-hosts is veel complexer en variabeler dan de service van Uber-chauffeurs.
Airbnb stelt gebruikers in staat om een reeks variabelen in een app in te voeren, die deze combineert met marktgegevens om een indicatie te geven van een concurrerende prijsklasse. Bij Uber zijn er daarentegen minder variabelen, zodat het platform een concurrerende prijs per mijl bepaalt op basis van de marktgegevens.
De oplossing van het platform weerspiegelt de beste oplossing om het einddoel te bereiken – een concurrerend product.
Regels en voorschriften
Misschien nog belangrijker is dat de aanpak die het HvJ in deze gevallen hanteert, ertoe kan leiden dat platforms worden gestimuleerd om een meer “hands-off” -benadering van de einddienst aan te nemen, zodat hun invloed minder doorslaggevend lijkt. Dit zou de regulering van de digitale economie kunnen bemoeilijken, omdat de meest efficiënte vorm van regulering verantwoordelijkheid en verantwoordelijkheid voor normen op de platforms zelf zou leggen.
Met gedateerde EU-bepalingen en verdere regelgevingsrichtsnoeren zijn de weg van het Hof van Justitie nog steeds een onbevredigende situatie als het gaat om het vermogen van platforms om te profiteren van de beginselen van vrij verkeer. De uitspraken kunnen ook juridische adviseurs aanmoedigen om hun klanten te vertellen dat minder invloed op eindgebruikers een betere aanpak is.
Het benutten van technologische ontwikkelingen en innovatieve manieren van zakendoen moet een prioriteit zijn voor elke staat, regio of stad. Om te slagen is een duidelijk, gunstig en efficiënt regelgevingskader nodig.
Dit kan alleen worden bereikt als de platforms zelf de verantwoordelijkheid krijgen ervoor te zorgen dat de normen door de eindgebruikers worden gehandhaafd. Hun invloed moet beslissend zijn, niet minder.