Een jaar geleden was de ophef groot toen een vrouw in Wijdemeren duizenden euro’s bijstand moest terugbetalen omdat ze boodschappen van haar moeder kreeg. Wat is er sindsdien veranderd?
OP 27 DECEMBER 2020, als het kerstdiner net achter de kiezen is, verschijnt een kort bericht op het specialistische blog schuldinfo. nl. ‘Bijstand teruggevorderd vanwege ontvangen boodschappen van moeder’. Het artikel gaat over een vrouw in de Noord-Hollandse gemeente Wijdemeren die in de bijstand zit en elke week een tas boodschappen van haar moeder krijgt: wekelijks twee broden, een doos met acht stukjes vlees, twee dozen eieren, wc-papier en koffie. De vrouw zegt haar boodschappen niet zelf te kunnen betalen omdat ze bijna haar hele uitkering kwijt is aan vaste lasten. Toch vordert de gemeente ruim zevenduizend euro bijstand terug.
Het bericht veroorzaakt landelijke ophef. SP-fractievoorzitter Lilian Marijnissen tweet: ‘Hoe een overheid een monsterlijke machine kan worden die mensen kapot maakt.’ ‘Nederland is ziek’, twittert pvv-leider Geert Wilders. ‘De overheid heeft dus helemaal niets geleerd van het toeslagenschandaal.’ Volgens PVDA-Kamerlid Gijs van Dijk is dit een voorbeeld van ‘de overheid tegen de mensen’, in plaats van ‘de overheid voor de mensen’.
Landelijke en lokale politici beloven beterschap. Wethouder Sociaal Domein Rosalie van Rijn van Wijdemeren spreekt in De Gooi- en Eemlander de hoop uit dat de ophef leidt tot aanpassing van de landelijke regels. ‘Niet alles wat rechtmatig is, is rechtvaardig’, zegt ze. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt te gaan kijken naar ‘meer maatwerk in de Participatiewet’ en zet in de maanden na de ophef rondetafelgesprekken en een ‘signaleringsteam’ op om in kaart te brengen welke regels in de praktijk te hard uitpakken. De Kamer neemt een motie aan voor ‘een hervorming van de Participatiewet waarbij vertrouwen de basis is’.
Wat is er van al die goede voornemens terechtgekomen? Een jaar na de boodschappenaffaire onderzoekt platform Investico samen met Een-Vandaag en Trouw voor onder meer De Groene Amsterdammer of gemeenten nu werkelijk een ‘menselijke maat’ zijn gaan hanteren; zijn ze echt coulanter bij het toepassen van de bijstandswet? Is er in het jaar waarin het kabinet viel over de toeslagenaffaire, en de nieuwe coalitie beloofde ‘om te zien naar elkaar’, ook werkelijk iets veranderd aan de rechtsbescherming voor mensen in de bijstand?
We inventariseerden hoeveel gemeenten hun beleid rondom giften in het afgelopen jaar aanpasten. We ondervroegen meer dan honderd sociaal advocaten en raadslieden, die uitkeringsgerechtigden bijstaan in een conflict met de overheid over wat er in de praktijk is veranderd. We spraken met mensen in de bijstand, met wethouders en experts, en analyseerden ruim vijfhonderd rechterlijke uitspraken van het afgelopen jaar.
De conclusie is enerzijds hoopgevend: het besef dat er iets moet veranderen is ingedaald. Sommige gemeenten pasten hun regels aan of zijn op zoek naar manieren om hun beleid humaner kunnen maken. Maar tegelijkertijd zit het werkelijke probleem veel dieper. Sinds het kabinet-Rutte II is met opeenvolgende wetswijzigingen niet alleen bezuinigd op de bijstandsuitkering en de toegang tot bijstand moeilijker gemaakt, belangrijker is dat kabinetten sinds 2013 ook de rechtsbescherming van burgers die bijstand ontvangen in geleidelijke stapjes uit de wet hebben gesloopt.
Mensen in de bijstand kunnen sindsdien op basis van halve signalen of wegens kleine foutjes verplicht worden om tienduizenden euro’s bijstand terug te betalen aan hun gemeente, die de bijstand verstrekt. Niemand die daarbij controleert of het bewijs deugt, en of de terugvordering wel proportioneel is. Vervolgens kunnen bijstandsgerechtigden die vinden dat ze oneerlijk behandeld worden bij de rechter vaak niet terecht: die is met de Participatiewet uit 2015 grotendeels buitenspel gezet. Rechters zien dat probleem wel, maar doen weinig om het te herstellen. Ondanks alle voornemens om er weer te zijn ‘voor de burger’ en ervoor te zorgen dat ‘iedereen kan meedoen’ creëert de Bijstandswet een groep paria’s: wie aanspraak wil maken op bijstand moet daarvoor zijn rechtsbescherming deels inleveren. Dat probleem is een jaar na Wijdemeren nog altijd niet opgelost.
EERST HET GOEDE NIEUWS: ruim tachtig gemeenten hebben vorig jaar hun regels voor het ontvangen van giften in de bijstand versoepeld, blijkt uit een inventarisatie van beleidswijzigingen van gemeenten in 2021. Deze gemeenten vorderen giften tot een bepaald bedrag – meestal twaalfhonderd euro – niet langer terug, en geven bijstandsgerechtigden zo iets meer ruimte om af en toe wat boodschappen, een tweedehands laptop of andere steun te ontvangen. De boodschappenaffaire creëerde de politieke ruimte voor deze versoepelingen: zo had de D66-fractie in Wijdemeren vóór de ophef al de motie ‘Laat een gift in deze tijd een gift mogen zijn’ ingediend, maar die haalde het toen niet. Een maand na de affaire nam de gemeenteraad de motie alsnog aan. Ook de Tweede Kamer nam na de Wijdemeren-zaak een motie aan om giften tot twaalfhonderd euro vrij te stellen, maar de wet is nog niet gewijzigd – dat is aan het nieuwe kabinet.
De gemeente Meppel was er al jaren eerder bij: na de invoering van de Participatiewet in 2015 kregen burgers daar al meteen een vrijstelling voor giften tot 2500 euro. Meppel besloot giften voor betaling van een studie of het halen van een rijbewijs zelfs helemaal vrij te stellen. ‘Als je wil dat mensen weer kunnen meedraaien in de maatschappij, geef je ze dan een vis of een hengel?’ zegt wethouder Sociaal Domein Henk ten Hulscher daarover.
Ondanks het feit dat sommige gemeenten hun beleid versoepelden zien betrokkenen in de meeste gemeenten nog weinig verbetering. Uit de enquête die we hielden onder sociaal advocaten, raadslieden en sociaal werkers die uitkeringsgerechtigden bijstaan, blijkt dat bijna de helft van de ruim honderd respondenten sinds de Wijdemeren-affaire geen verschil ziet in de coulance van gemeenten bij terugvordering. Slechts één op de vijf respondenten denkt dat gemeenten het afgelopen jaar coulanter zijn geworden met het terugvorderen van bijstand. In de bejegening van bijstandsgerechtigden zijn gemeenten wel iets empathischer geworden, vinden drie op de tien sociaal advocaten en raadslieden. Maar verschillende respondenten zeggen ook dat dit in de uiteindelijke beslissingen weinig verschil maakt – die kunnen nog altijd hardvochtig zijn.
Dat blijkt ook uit rechtbankverslagen van rechtszaken over terugvordering van bijstand. Gemeenten gebruiken bovendien vergaande opsporingsmethodes als er maar een greintje twijfel is of iemand wel terecht bijstand ontvangt.
Zo vroeg de gemeente Zoetermeer naar aanleiding van anonieme tips gegevens op bij Wehkamp om te controleren of een vrouw in de bijstand niet onterecht een uitkering ontving. De gemeente Tilburg onderzocht gegevens van Marktplaats om te controleren of iemand niet in het geheim spullen verkocht en zo illegaal bijverdiende naast de bijstand. En de gemeente Hilversum vroeg gegevens van zendmasten op om na te gaan of een man niet heimelijk samenwoonde en dus recht had op minder bijstand. De gemeente ontdekte dat de telefoons van de man en zijn vriendin 2033 keer contact hadden gemaakt met de zendmast het dichtst bij hun huis. Ambtenaren van de gemeente Blaricum gingen in een half jaar tijd meer dan honderd keer naar het huisadres van een bijstandsontvanger om te controleren of zij niet in het geheim samenwoonde. In Hengelo vroeg de gemeente het waterverbruik van een man op, om te verifiëren of hij wel op het adres woont waar hij bijstand ontvangt. In Opsterland had de gemeente zelfs het project ‘Waterproof’, waarmee ze het waterverbruik van bijstandsgerechtigden onderzocht.
De gemeente Zoetermeer vroeg na anonieme tips gegevens op bij Wehkamp om te controleren of een vrouw in de bijstand niet onterecht een uitkering ontving ‘Nee, overleggen en schikken is er niet bij. Ik merk dat veel gemeenten het niet aandurven om naar het hele verhaal te kijken en alle omstandigheden mee te wegen’
Onschuldige burgers komen door deze fraudejacht in de knel, zegt Alfred Balkema. Hij is al zo’n 35 jaar sociaal advocaat en momenteel ook bestuurslid van de specialisatievereniging sociale-zekerheidsrecht, een vereniging van advocaten gespecialiseerd in bijstand en andere uitkeringen. Hij ziet dat burgers door een onschuldig foutje of een kleine omissie in grote problemen komen. ‘Gemeenten laten burgers in de val lopen. Bij een controle vragen ze schriftelijk bewijs van stortingen van vier of vijf jaar geleden. De onderklasse’, zegt Balkema, ‘heeft nooit bewijs, documenteren is iets van white collar workers . Als mijn klanten geld lenen komt er geen overeenkomst maar spreken ze gewoon af dat ze het over een maand terugbetalen. Dan ziet de gemeente het als een gift en vordert de hele bijstand terug. De overheid waarschuwt nooit, en gebruikt het als truc om lekker makkelijk terug te vorderen.’
Dat overkwam twee jaar geleden een vrouw in Rotterdam. Ze is mantelzorger voor haar bejaarde moeder en doet voor haar boodschappen, haalt sigaretten en betaalt de rekeningen, omdat haar moeder dat niet meer kan. Het geld daarvoor stort haar moeder op haar rekening. Wanneer de gemeente Rotterdam onderzoek doet naar de bankrekening van de vrouw ontdekken ze de overschrijvingen. De gemeente merkt de betalingen van haar moeder aan als giften, waarop de vrouw ruim 2400 euro bijstand moet terugbetalen. Ze werpt nog tegen dat ze niet wist dat ze dit had moeten melden en een administratie had moeten bijhouden, maar tevergeefs.
Hoogleraar bestuurssanctierecht Henny Sackers van de Radboud Universiteit bevestigt dat bijstandsgerechtigden vaak de mist in gaan omdat de wet hen verplicht om alles te melden wat ‘redelijkerwijs van invloed kan zijn’ op de hoogte van hun bijstand. Wat dat precies is blijft vaag, maar wie één ding vergeet te melden – een tas boodschappen, een terugbetaling van een vriend voor een voorgeschoten bioscoopkaartje – loopt het risico dat de gemeente hoge bedragen terugvordert. Sinds 2015 zijn gemeenten namelijk wettelijk verplicht om bijstand terug te vorderen als iemand deze zogenaamde ‘inlichtingenplicht’ heeft geschonden. Het versoepelde giftenbeleid verandert daar niets aan. ‘Het betekent dat bijstandsgerechtigden niet het geringste foutje mogen maken’, zegt Sackers. ‘Vanuit de wetenschap is al regelmatig geroepen: dat systeem is veel te rigide. Tevergeefs.’
Volgens Gijsbert Vonk, hoogleraar socialezekerheidsrecht aan de Universiteit Groningen, passen gemeenten de wet ook nog eens strenger toe dan noodzakelijk. ‘De gedachte is kennelijk: als je één keer een fout maakt moeten we alle betaalde bijstand van de afgelopen jaren in twijfel trekken en terugvorderen. De bijstandsgerechtigde komt dan in de moeilijke positie waarin hij alle bijschrijvingen op zijn rekening van de afgelopen jaren moet kunnen verantwoorden. De situatie lijkt heel erg op de alles-of-niets-benadering uit de toeslagenaffaire. En eigenlijk is het nog erger: bij toeslagen moest na één foutje een heel jaar aan toeslagen worden teruggevorderd. Bij bijstand kan één fout leiden tot een terugvordering over vele jaren.’
DAT ONDERVOND CHARISSA, een 32-jarige moeder van vier kinderen die begin vorig jaar in beroep ging tegen een besluit van de gemeente Enschede. De zaak begon in 2018 toen ze op gesprek moest komen op het stadskantoor. Tijdens het gesprek ontdekt ze dat de gemeente een anonieme tip over haar heeft ontvangen. Charissa zit in de bijstand en iemand heeft de gemeente getipt dat ze geld verdient met het zetten van tatoeages.
Aanvankelijk ruikt ze geen onraad. ‘Ik heb ze gewoon uitgelegd hoe de vork in de steel zit’, zegt ze. ‘Ik zocht een manier om uit de schulden en de negatieve spiraal van de bijstand te komen, en tatoeëren leek me leuk. De man die mij tatoeëerde zei: zet maar een streep op m’n been, kijken of je het kunt. Dat ging redelijk recht’, vertelt ze. ‘Toen heb ik sporadisch een familielid getatoeeerd. Ze zagen er niet uit in het begin, het was echt om te oefenen om er later mijn beroep van te maken, ik verdiende er niks mee.’
Toch eist de gemeente kort na haar bezoek aan het stadskantoor ruim vijftienduizend euro bijstand terug, plus een boete van ruim achtduizend euro. De gemeente onderbouwt de terugvordering met een Facebook-pagina waarop Charissa reclame maakt voor haar eigen tatoeages. ‘Ik volgde een cursus bij de gemeente waar ik leerde zelfstandig ondernemer te worden en een bedrijfsplan te maken. Het is moeilijk een tattooshop te beginnen, mensen moeten vertrouwen hebben in je werk. Daarom ben ik alvast met die Facebook-pagina begonnen, zodat ik meteen klandizie zou hebben als ik met m’n bedrijfje zou beginnen.’
Op de Facebook-pagina plaatst Charissa foto’s van haar eigen werk en plaatjes van tatoeages die ze van internet plukt. Ze schrijft dat ze veertig euro per uur vraagt. ‘Dat is achteraf gezien dom geweest. Ik wou het niet amateuristisch doen voorkomen, maar daardoor dacht de gemeente dat ik professioneel tatoeëerder was.’ Ze levert appberichtjes aan waaruit blijkt dat ze de tatoeages gratis zette en laat zien dat op haar bankrekening geen geld is bijgeschreven, maar tevergeefs. ‘De gemeente heeft dat gewoon naast zich neergelegd.’
Ontlastend bewijs simpelweg negeren, dat klinkt onbestaanbaar, maar de Bijstandswet wordt door sommige gemeenten zo geïnterpreteerd dat bijstandsontvangers niet alleen verplicht zijn om alles te melden wat ze boven op hun uitkering verdienen, maar ook alles moeten melden waarmee je geld zou kunnen verdienen. Wie dat niet doet loopt het risico om jaren bijstand terug te moeten betalen – ook wanneer diegene in werkelijkheid geen cent heeft verdiend. Charissa zegt de regel over hypothetische inkomsten niet te hebben gekend. ‘Ik moest alleen inkomen melden, en ik verdiende er geen geld mee. Ik dacht: dit is gewoon een hobby. Achteraf gezien is dat dom geweest, maar daar moet je zó ver bij nadenken. Dan had ik ook elke pluk haar die ik bij familie knip moeten melden.’
Inmiddels heeft Charissa een carrière als tatoeëerder opgegeven. ‘Ik wilde iets maken van m’n leven en het wordt gewoon afgestraft. Het is misschien niet goed, maar ik dacht: dan maar niet.’
Sinds ze het aan de stok heeft met de gemeente gaat Charissa door het leven als ‘fraudeur’. De wet bepaalt namelijk dat iedereen die iets verzuimt te melden als ‘fraudeur’ wordt bestempeld, zonder tussenkomst van een rechter. De gemeente mag dat zelf bepalen, en hoeft daarbij geen onderscheid te maken tussen een foutje of kwade opzet. De Raad van State trok daarover al aan de bel: bij een wetswijziging in 2020 oordeelde ze dat het begrip ‘fraudeur’ in de Participatiewet veel te breed is en versmald dient te worden. Maar de minister paste de wet niet aan, en een amendement van oppositiepartijen om enkel te spreken van ‘fraudeur’ wanneer er sprake is van kwade opzet werd verworpen.
Waarom kan iemand zo makkelijk ‘fraudeur’ worden genoemd? Dat heeft te maken met een cruciaal verschil tussen strafrecht en bestuursrecht. In het strafrecht wordt iemand pas ‘fraudeur’ genoemd, en dus bestraft, als de fraude onomstotelijk bewezen is, en als de rechter oordeelt dat iemand schuldig is. In het bestuursrecht, waar zaken over bijstand onder vallen, is dat heel anders. Een gemeente hoeft zelfs niet te bewijzen dat iemand werkelijk heeft gefraudeerd – een zogenoemd ‘bewijsvermoeden’ is genoeg. Zolang een burger dat vermoeden niet weerlegt, mag een gemeente het als fraude beschouwen en de bijstand terugvorderen. Als een burger niet in het verweer komt, is er niemand die controleert of de bewijzen wel deugen.
‘Lang niet alle terugvorderingszaken die ik gezien heb konden de toets van het bewijs doorstaan’, zegt Henny Sackers. ‘Het is een wat schimmige wereld. Gemeenten doen vaak buurtonderzoeken waarbij ze buren vragen of mensen samenwonen. Dat heeft een hoog klikspaangehalte. Of gemeenten voeren aan dat mensen wegblijven bij een “keukentafelgesprek” en vorderen daarop de bijstand terug. Ik kom de gekste dingen tegen.’ Dat je zo’n terugvorderingsbesluit moet aanvechten, hebben bijstandsontvangers vaak te laat door, zegt Sackers. Hij werkt al zo’n 25 jaar als voorzitter van de bezwaarschriftencommissie in meerdere Gelderse gemeenten en hij ziet geregeld dat burgers de weg kwijtraken in de verschillende brieven die ze van de gemeente krijgen. Iemand die verdacht wordt van fraude ontvangt namelijk eerst een besluit waarin staat dat de bijstand wordt stopgezet vanwege vermoedens van fraude. Pas weken later valt een brief over de hoogte van de terugvordering in de bus. ‘Mensen beginnen pas in paniek te raken als ze in de tweede brief lezen dat ze een bedrag van bijvoorbeeld zestigduizend euro moeten terugbetalen.’
Op dat moment is de termijn om bezwaar te maken tegen de eerste brief al verstreken. Het vermoeden van fraude – dat in de eerste brief stond gemeld – is dan niet meer aan te vechten, en het stempel ‘fraudeur’ kleeft al aan de bijstandsontvanger. Het enige wat dan nog rest is de mogelijkheid om het bedrag aan te vechten. Sackers vindt dat de rechtsbescherming van burgers bij deze ‘tweetrapsraket’ van brieven in het geding is. ‘Je kunt je afvragen of het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het wel oké vindt dat we de scheiding zo hard maken.’
Daar komt nog bij dat het voor mensen in de bijstand steeds lastiger is om een advocaat in te schakelen. De gesubsidieerde rechtsbijstand is uitgekleed, en veel kantoren voor sociale advocatuur hebben hun deuren moeten sluiten. ‘Ik zie dat er steeds minder vaak advocaten meekomen naar de bezwaarschriftencommissie’, zegt Sackers. ‘Ooit is bedacht dat je in het bestuursrecht geen advocaat nodig zou hebben, omdat burgers voldoende mondig zijn. Ik stel vast dat dat helemaal niet waar is, zeker niet bij mensen die met fraude in de sociale zekerheid te maken hebben.’
‘Er wordt gezegd: de burger kan toch een briefje schrijven’, zegt sociaal advocaat Alfred Balkema. ‘Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat je valkuilen in de procedure onderkent, daar hebben de meeste burgers echt hulp bij nodig. Maar als je overal gezeur invoert in het systeem denken mensen: laat maar zitten.’
Waarom voeren gemeenten zulk streng beleid? Zij schieten er toch niets mee op als ze hun eigen burgers door hoge terugvorderingen nog dieper in de ellende storten? Ali Dinç weet er alles van, hij werkte zestien jaar bij de gemeente Rotterdam, met zo’n 35.000 uitkeringsgerechtigden de bijstandshoofdstad van Nederland. Dinç begon op z’n zestiende als postjongen op het gemeentekantoor en promoveerde twee jaar later tot juridisch medewerker. Hij werd secretaris bij de bezwaarcommissie, waar burgers in het verweer komen tegen een terugvordering van hun bijstand. Vervolgens verdedigde hij de gemeente acht jaar lang in rechtszaken over onder meer bijstand.
Volgens Dinç zit het probleem bij de sociale recherche, de afdeling bij gemeenten die fraude moet opsporen. ‘Er hangt een sfeer van: we willen zo veel mogelijk uitkeringen beëindigen. Ze zijn continu uit op: het zal wel, we geloven u niet. Veel sociaal-rechercheurs hebben een tunnelvisie en zijn er alleen op gericht om hun zaak rond te krijgen.’
Het leidde ertoe dat Dinç vaak rammelende dossiers op zijn bureau kreeg. ‘De kwaliteit van de bewijzen was matig. Rechercheurs schreven wel wat op, maar de feiten waren onjuist of onvolledig. Wat als deze mensen geen bezwaar hadden aangetekend? Dan hadden we onrechtmatige besluiten genomen.’
In de zaken die hij voerde koos Dinç een andere aanpak dan zijn collega’s. ‘Ik belde altijd met de advocaat van de bijstandsontvanger, of nodigde hun cliënt uit op de koffie. Wat speelt er, wat wil je nou? vroeg ik. En ik onderzocht het hele dossier om een beeld te krijgen om wat voor persoon het ging. Normaal gesproken krijg je maar een paar stukken en zie je pas op zitting om wie het gaat. Ik vind het belangrijk om het hele verhaal te kennen. De een zegt: ik spreek de taal niet. Een ander zegt: ik ben er nooit op gewezen dat dit verplicht was. Dat is allemaal van belang.’
Dinç probeerde vaak aan te sturen op een schikking, dat voelde voor hem redelijker. Maar makkelijk was het niet om af te wijken van de harde lijn. ‘Ik kreeg veel vragen van collega’s: hoe kun je dit doen? Voor collega’s van de sociale recherche voelde het een beetje als verliezen. Je moet een dikke huid hebben om dit soort schikkingen aan te gaan en uit te leggen aan collega’s. Het is makkelijker om gewoon hard te procederen.’
Sinds 2016 staat Dinç als advocaat mensen bij die een zaak tegen de gemeente voeren. Wordt hij nu wel eens gebeld door een gemeenteambtenaar voor overleg? ‘Nee, overleggen en schikken is er niet bij. Ik merk dat veel gemeenten het niet aandurven om naar het hele verhaal te kijken en alle omstandigheden mee te wegen.’
‘Nee, overleggen en schikken is er niet bij. Ik merk dat veel gemeenten het niet aandurven om naar het hele verhaal te kijken en alle omstandigheden mee te wegen’
Gemeenten durven dat niet omdat ze op hun beurt bang zijn voor terugvorderingen van het rijk, zeggen meerdere deskundigen. Ze moeten elk jaar hun cijfers laten controleren door accountants die nagaan of ze het geld dat ze van het rijk krijgen wel ‘rechtmatig’ uitgeven. Gemeenten die te vaak afwijken van de bijstandsregels lopen het risico zelf gekort te worden. Ze passen de regels daarom liever te streng dan te losjes toe.
‘De geldkraan zal niet heel snel echt dichtgaan, maar meer coulance wordt niet zonder meer geaccepteerd’, zegt Evelien Meester van Stimulansz, een adviesorganisatie voor gemeenten. ‘Je ziet het nu in Utrecht, waar de gemeente heeft besloten om kwetsbare jongeren eerder bijstand te geven dan de regels voorschrijven. Het ministerie duikt er dan bovenop.’ Demissionair staatssecretaris Dennis Wiersma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid noemde het besluit van Utrecht ‘onacceptabel’.
Maar gemeenten kunnen meer dan ze denken, zegt hoogleraar socialezekerheidsrecht Gijsbert Vonk. ‘Er zijn tachtig artikelen in de Participatiewet waar gemeenten hun eigen invulling aan kunnen geven, van hoe ze omgaan met de taaltoets tot of ze een kliklijn willen voor anonieme tips.’
Vonk onderzocht vorig jaar hoe de gemeente Enschede de sociale wetten uitvoert, waarna de gemeente een lijst met 35 knelpunten opstelde waar de Participatiewet leidt tot ‘onevenredige hardheden’. ‘Wat deed de gemeente?’ zegt Vonk. ‘Die stuurde de lijst op naar de staatssecretaris met het verzoek al die punten op te lossen. Maar op een groot aantal van die verbeterpunten bleek de gemeente zelf invloed te hebben.’
Toch moeten we niet te veel verwachten van gemeenten, zegt Peter Heijkoop, wethouder Werk en Inkomen in Dordrecht en bestuurder Sociale Zaken bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten. ‘Ambtenaren op mijn sociale dienst hebben soms wel tweehonderd dossiers onder zich. Dat komt door bezuinigingen van enkele jaren geleden: de rijksoverheid vond dat het efficiënter en met meer ict moest, net zoals bij het uwv en de Belastingdienst. We hebben de mensen niet meer om het maatwerk te verrichten dat de landelijke politiek van ons verwacht.’
DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP is voor bijstandsontvangers de laatste plek waar ze bezwaar kunnen maken tegen een terugvordering van hun gemeente. De rechters van deze raad beslechten al sinds 1903 geschillen over sociale zekerheid en moeten burgers beschermen tegen onrechtmatige terugvorderingen. In februari vorig jaar diende bij de Centrale Raad van Beroep een zaak van een echtpaar uit Almere dat sinds 2014 in de bijstand zit. De man treedt af en toe op als zanger in kroegen en clubs in Scheveningen en Amsterdam. In ruil daarvoor krijgt hij een gratis maaltijd, benzinegeld, en soms vijftien of twintig euro cash. In maart 2019 krijgt hij te horen dat de gemeente 78.179 euro en 47 cent van hem terugvordert, omdat hij niet bij de gemeente heeft gemeld dat hij optreedt als zanger. De gemeente besluit de volledige bijstand over vier jaar terug te vorderen. De man voert aan dat hij geen geld verdiende met de optredens: voor hem waren de concerten slechts een hobby en een soort therapie voor de depressies waar hij mee kampt sinds hij in 2011 een ernstig auto-ongeluk kreeg. Bovendien zegt hij niet te hebben geweten dat hij dit soort dingen moest melden. De hoge terugvordering zorgt ervoor dat zijn depressies erger worden: de man gaat naar de huisarts omdat hij last heeft van somberheid, suïcidale gedachten en stress. Toch geeft de Centrale Raad van Beroep de gemeente gelijk. Het echtpaar moet de volledige bijstand over vier jaar terugbetalen: bijna tachtigduizend euro.
Beschermt de hoogste rechter wel goed tegen een gemeente die op basis van halve bewijzen tienduizenden euro’s terugvordert? Ziet ze naast rechtmatigheid ook toe op rechtvaardigheid? Takvor Avedissian, president van de Centrale Raad van Beroep, zegt niet in te kunnen gaan op de zaak van de Almeerse zanger. Maar hij vindt dat de raad alles doet wat kan om onrechtvaardige uitspraken te voorkomen. ‘We kunnen de wet niet veranderen, maar we kunnen wel de scherpe randjes er vanaf halen. Die ruimte zoeken we op waar we dat kunnen, we go to the max.’ En lukt dat voldoende? ‘Dat oordeel is aan anderen’, zegt Avedissian.
Nee, oordelen de hoogleraren Henny Sackers en Gijsbert Vonk. Ze stellen dat Avedissian zich te makkelijk verschuilt achter strenge wetgeving. Ja, de wet is streng en verplicht gemeenten om te veel betaalde bijstand terug te vorderen. Maar de rechter kan wel degelijk toetsen wat redelijk is. Moet je na één foutje de hele bijstandsuitkering terugbetalen, of slechts een deel? En vorder je terug over één maand of over tien jaar? ‘De wet verplicht niet om na één foutje het hele verleden in twijfel te trekken’, zegt Vonk. ‘Dat maken gemeenten en rechters er echt zelf van.’
In Ze hebben mijn vader vermoord beschrijft de Franse auteur Édouard Louis hoe zijn vader, die na een zwaar bedrijfsongeval leeft van een uitkering, door opeenvolgende politieke besluiten steeds verder aftakelt. Een aanscherping van de bijstandswet dwingt hem met een verbrijzelde rug en een zwakke gezondheid te gaan werken als straatveger in een andere stad. ‘Nicolas Sarkozy en Martin Hirsch (hoge ambtenaar – red.) hebben je rug gesloopt’, schrijft Louis. Medicijnen die zijn vader nodig heeft voor zijn spijsvertering worden sinds 2006 niet meer vergoed. ‘Jacques Chirac en Xavier Bertrand (minister van Volksgezondheid – red.) hebben je ingewanden kapotgemaakt’, schrijft Louis. Bij een politieke meevaller, wanneer de regering besluit om de schoolbonus met bijna honderd euro te verhogen, stapt het hele gezin in de auto naar het strand om het te vieren.
De rechter moet bijstandsgerechtigden beschermen tegen de grillen van de politiek, zegt Vonk. ‘Een terugvordering dwingt mensen op de knieën, het spant een net om ze heen waar ze niet uit komen. De Centrale Raad van Beroep moet extra goed kijken omdat een terugvordering enorme consequenties heeft en ingrijpend is in het leven .’Hij vindt dat de hoogste rechter het op dat vlak heeft laten afweten. ‘Dé functie van een rechter in een rechtsstaat is om minderheden te beschermen tegen de volkswil, ook groepen die op dat moment niet op de sympathie van de samenleving kunnen rekenen. Juist in zwaarder weer moet de rechter daar beter op letten.’
In de jaren waarin de politiek zich tegen ‘bijstandstrekkers’ keerde, waaide de rechter met de politieke wind mee. Nu het politieke tij is gekeerd bepleit Takvor Avedissian bij het ministerie van Sociale Zaken om de harde plicht tot terugvorderen van bijstand uit de wet te halen, vertelt hij. Daarmee loopt de Centrale Raad van Beroep achterop in de strijd voor meer rechtvaardigheid.
Afgelopen maart hebben Kamerleden van ChristenUnie, D66, CDA, GroenLinks, PVDA en SP namelijk al een initiatiefwetsvoorstel ingediend dat de harde plicht tot terugvordering moet afschaffen. Er is brede steun voor dit voorstel, de verwachting is dat het komend jaar wordt ingevoerd. Bijstandsgerechtigden hadden de steun van de rechter juist nodig toen zij níet op politieke sympathie konden rekenen.
De volledige naam van Charissa is bekend bij de redactie. Wij gaan verder met een onderzoek naar de bijstand en de ‘sociale recherche’. Heeft u hier ervaring mee of tips over? Laat het ons weten via redactie@platform-investico.nl