Met de lage rekenrente die erg lang laag zal blijven, waart het spook van de dreigende kortingen van de pensioenen weer rond. Daardoor zouden de rendementen op de belegde vermogens te laag zijn en de afzonderlijke pensioenfondsen onvoldoende in kas hebben om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen. Het vreemde is dat de gezamenlijke vermogens van de fondsen alsmaar blijven groeien, nu al tot het astronomische bedrag van 1.433 miljard euro, een tussenstand van eind mei 2019.
Ik sprak hierover met David Hollanders van de Universiteit van Amsterdam. Hij was één van de sprekers op de pensioenconferentie van 10 mei jongstleden, georganiseerd door de Werkgroep Pensioen Activiteiten en het Landelijke Comité ”Red het Pensioenstelsel” van de FNV. David is econoom en onder andere gespecialiseerd in de ontwikkelingen van de pensioenvermogens en het beheer daarvan.
Individualisering
Hoe is het mogelijk dat de (reken)rente zo laag is, terwijl het vermogen van de pensioenfondsen zo enorm blijft groeien?
Dat is inderdaad curieus. De kwestie is dat de rekenrente eigenlijk niets te maken heeft met het historische rendement en ook niet met de huidige vermogensomvang. Het heeft zelfs maar weinig te maken met verwachte rendementen. Het heeft alles te maken met de omstandigheid dat de hoogte van het pensioen toegezegd is in pensioenovereenkomsten. Pensioenen zijn in theorie net zo zeker als lonen en rentebetalingen. Bij die zekerheid hoort dan een prudente of behoedzame boekhoudregel. De rekenrente is zo’n regel.
Het vreemde daarbij is dat de toezegde pensioenen al jarenlang gekort worden. Maar juist de gegarandeerde zekerheid was dé rechtvaardigingsgrond voor de rekenrente. Dat toont volgens mij aan dat de rekenrente niet te goeder trouw opgelegd wordt door het ministerie van Sociale Zaken en toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB). Die sorteren voor op het voltooien van de in gang gezette privatisering van de pensioenvermogens. Nu al worden geïndividualiseerde pensioenrekeningen gepresenteerd als oplossing voor pensioenkortingen, waarvoor deze overheid en toezichthouder medeverantwoordelijk zijn. Daarbij zijn overigens pensioenen al individueel, ze zijn immers onderdeel van een individueel arbeidscontract. De pensioenfondsen en de vakbewegingen zijn in het verleden wel akkoord gegaan met deze rekenrente, dat maakt het lastig er nu tegen tekeer te gaan.
Financiële sector
Dit laat onverlet dat de rekenrente nu zeer laag is. Immers, ten eerste, zijn de feitelijke rendementen al jaren veel hoger, in elk geval op papier. En de verzekeraars hanteren ook een hogere rekenrente. Over banken hoeven we het niet te hebben, die worden gegarandeerd door de staat. Maar hoe betwistbaar de hoogte van de rekenrente ook is, het is volgens mij toch beter om je niet zozeer op de hoogte ervan te richten. Er moet in de eerste plaats gewezen worden op de intellectuele ongerijmdheid dat de rekenrente gerechtvaardigd wordt door de belofte van een geïndexeerd pensioen die elk jaar weer wordt gebroken.
Ten tweede is het van belang dat alle boekhoudregels secundair zijn, zolang werkgevers niet failliet gaan. Werkgevers, waaronder de staat, zijn ongelooflijk gemakkelijk weggekomen. Zij hebben ooit in pensioenovereenkomsten, vaak als onderdeel van cao’s, toezeggingen gedaan. Dat hebben ze vrijwillig gedaan en kregen er loonmatiging voor terug. Zolang er bonussen en dividenden uitbetaald kunnen worden, moeten werkgevers eerst bijstorten om te voldoen aan de gedane toezeggingen. Het zou politiek brisant en juridisch interessant zijn als de vakbeweging zou procederen tegen Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) en het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) met de pensioenreglementen en pensioenovereenkomsten van de jaren zeventig, tachtig en negentig in de hand. Toen werd er niet gerept over mogelijke kortingen. Uiteraard heeft de vakbeweging niet de morele positie om te procederen, omdat ze decennialang akkoord is gegaan met de neoliberale transformatie van het pensioendomein die nu gekenmerkt wordt door uitbesteding en hoge kosten. De pensioenvermogens zijn nu feitelijk in handen van de financiële sector.
Beleggingen
Alvorens in te gaan op de rol van de vakbeweging, kan je meer zeggen over die transformatie?
Het is nu niet meer voor te stellen, maar in de jaren tachtig moesten fondsen grotendeels beleggen in (Nederlandse) staatsobligaties. Die verplichting is geschrapt, zodat nu ongeveer 60 procent in aandelen belegd wordt. Dat heeft de rendementen verhoogd, al moeten we afwachten of dat niet weer een bubbel zal blijken. Maar goed, het heeft ook de kosten verhoogd. Inmiddels gaat, alles bij elkaar, 25 procent van jaarlijks ingelegde premiegelden (30 miljard euro) naar kosten, vooral naar vermogensbeheer. Concreet betekent dat dat velen in het pensioendomein meer verdienen dan de minister-president. In mijn ogen dient de ‘balkenendenorm’ te gelden in het pensioendomein. Dat is feitelijk publiek met de verplichtstelling, de betrokkenheid van de staat en de fiscale vrijstelling.
De salarissen zijn overigens niet zozeer hoog bij fondsen zoals het ABP en het PFZW, maar wel bij de uitvoerders, zoals APG en PGGM. Die besteden op hun beurt ook weer uit, waardoor de salarissen steeds formeel in de private sector uitgekeerd worden. Een ander gevolg is dat fondsen geen controle hebben over beleggingen. Soms blijken bestuurders in het geheel niet te weten waarin belegd wordt. Fondsen beleggen in accountants die belastingontduiking faciliteren, in oliemaatschappijen en frauduleuze autofabrikanten. Dat is eigenlijk onverteerbaar.
Verzekeraars
Welke risico’s lopen de pensioenfondsen bij de huidige stand van zaken?
Dat hangt er van af wie of wat bedoeld wordt met fondsen. Fondsen zullen als juridische entiteit wel blijven bestaan. Er is nu evenwel intern binnen de financiële sector een strijd gaande over de vraag wie de pensioenvermogens belegt. Feitelijk doen de uitvoerders dat nu. Verzekeraars zouden de duizenden miljarden ook graag beleggen. De koevoet daartoe is de ‘individualisering’ van regelingen. Dat is opgenomen in het pensioenakkoord. Het betekent dat iedere deelnemer een virtuele rekening heeft waar evenwel geen rechten aan ontleend kunnen worden. Ongetwijfeld komt er de komende jaren een campagne vanwege verzekeraars en banken om deelnemers dan ook te laten beslissen over wie het virtuele geld belegt. Als er maar genoeg gekort wordt, zullen deelnemers daar wellicht voor te vinden zijn. Koolmees is voor de financiële sector de juiste man op de juist plaats. Zijn beleid laat zich samenvatten als korten en individualiseren, of liever: korten om te individualiseren.
Het eindpunt waarbij iedere Nederlander verplicht bij een verzekeraar of bank zit, zou funest zijn. Banken en verzekeraars zullen hetzelfde doen als ze bij woekerpolissen deden en doen: zo veel mogelijk individuele regelingen, zo hoog mogelijke kosten en zo weinig mogelijk transparantie. De vakbeweging is tegen de definitieve overheveling van het pensioenvermogen aan de financiële sector. Dat is een goede zaak, maar ik vrees dat ze vooral tegen is omdat dan haar eigen institutionele rol uitgespeeld zou zijn. De vakbeweging heeft namelijk steeds meegewerkt aan de financialisering van het pensioendomein.
Vakbeweging
Hoe zie je de rol van de vakbeweging en het net gesloten pensioenakkoord?
De strategie van de vakbeweging is om te onderhandelen met werkgevers en de staat. Onderdeel van die strategie is het zeker stellen van een belangrijke institutionele rol in cao’s, Sociaal-Economische Raad en pensioenfondsbesturen.
Wellicht heeft die strategie ooit gewerkt, maar in het pensioendomein levert het nauwelijks nog iets op. Werkgevers komen hun toezeggingen niet na en de salarissen van vermogensbeheerders zijn naar mijn mening onverdedigbaar hoog. De rekening wordt bij deelnemers, jong én oud, gelegd. Het is toch wel pijnlijk dat bonden daarmee akkoord gaan. Dat weerspiegelt deels de zwakke onderhandelingspositie van de vakbeweging. DNB, het Centraal Planbureau en het ministerie van Sociale Zaken zetten vol in op financialisering van pensioendomein.
Het is echt lastig voor de vakbeweging. Maar haar strategie zelf werkt niet, althans niet voor de leden. De vakbeweging riep leden op te staken voor een pensioenleeftijd van 66 jaar, maar is vervolgens zonder slag of stoot akkoord gegaan met een hogere leeftijd. Dat is kras. De vakbeweging blijft inzetten op behoud van de institutionele positie en op onderhandeling. Ondertussen is het geen onderhandelen meer, maar een onderwerping. Ik weet niet hoe het anders te noemen is, als de kosten circa 25 procent van de premie zijn en werkgevers hun verplichtingen mogen ontlopen en toch in het bestuur blijven zitten.
Nationaal pensioenfonds
Welke financiële verbeteringen zou je voorstellen voor het huidige pensioensysteem?
Voor de huidige toezeggingen dient het uitgangspunt te zijn dat werkgevers de door hen gedane toezeggingen nakomen. De enige uitzonderingsgrond is als werkgevers daardoor in financiële problemen komen. Dat zou voor een deel van het midden- en kleinbedrijf aan de orde kunnen zijn, maar multinationals en de staat kunnen aan hun verplichtingen voldoen. Ik vind dat een nieuwe pensioenregeling in elk geval niet uitgevoerd moet worden door financiële actoren. Die maken hoge kosten, beleggen dubieus en het is maar de vraag of de rendementen standhouden bij een volgende crisis.
Ik zie meer in een nationaal pensioenfonds dat, net als vroeger, een substantieel deel van Nederlandse staatsobligaties opkoopt.
Ten slotte, er wordt telkens gesteld dat het pensioenvermogen uitgesteld loon is. Ik zou dat sterker willen formuleren door te stellen dat het ‘niet uitbetaald loon’ is. Dat roept meteen een aantal vragen op over het beheer van dat vermogen. Kan ik je die stellen voor een volgend artikel?
Uiteraard!