Je zit gedwongen thuis op de bank. Je leven ruikt naar stront. Je vader scheldt, je moeder zeurt, en jij zeurt. Alles wat je doet, is stront.
Dan krijg je een app van je matties dat er in de stad een rel is.
Daar ga je onmiddellijk heen. Matten! Altijd leuk! Adrenaline. En je ziet je vrienden nog eens. Ha! Vuur! Knallen. Vechten! O, lekker: pillen! Hasj! Drank! Coke! Nog meer adrenaline. Wat heerlijk allemaal. Je kunt met stenen gooien tegen de smeris. Dan ben jij de held.
Je loopt de drillrap van je eigen leven binnen.
Pats! Je krijgt complimenten. Rennen. Je raakt een ambulance met een steen. Lachen, en nog meer complimenten.
De smeris is aan het schieten! Adrenaline stijgt. Wat een geweldige avond. De gewonden zijn bijna echte doden! Dit is beter dan welke Netflixfilm ook. Ook beter dan die games. Als dit echt is, is dit oorlog! Je bent soldaat. Je zit in het verzet! De vijand zijn zij! Je mikt op ze, zij mikken op jou.
De angst giert door je lijf. Hoe anders dan thuis op die kutbank zitten, met die klote-ouders, in dat teringhuisje waar je je kapot verveelt. In een vuurpijl zit meer gevoel dat in dat hele teringzootje in Den Haag.
Corona? Ach, stop die corona maar in je hol. Het zijn toch de oudjes die sterven. Net goed. Dan kunnen wij in die huisjes van ze. Als we zorgen voor Code Zwart, krijgen we misschien iets meer frisse lucht.
Dode leeftijdgenoten? Dat zijn van die zwakke kindjes. Heb je toch niets aan.
Op televisie zeggen ze dat het weer een lockdown wordt. Dat pikken wij niet. Waarom moeten wij het slachtoffer worden?
Dan gaan we er nog harder tegenaan.
Je wordt weer woedend.
De overheid naait iedereen. Jou ook. Jij naait terug. Jij verwondt ze zoals jij gewond bent.
Daar komt je moeder de kamer binnen.
“Je kleren stinken naar kruit. Was je bij die rellen?”
“Ik heb niks gedaan.”
Je moeder kijkt je aan. Ze vertrouwt je allang niet meer.
Je vader komt binnen en noemt wat namen van je vrienden die gearresteerd zijn.
“Was jij erbij?” vraagt je vader. Hij wacht je antwoord niet af, maar geeft je een klap in je gezicht.
Je gaat de straat op.
In je broekband heb je een mes gestopt.
“Nog een lockdown pik ik niet!”