Welke andere 73-jarige is ineens hét landelijke gespreksonderwerp, van voetbalkantine tot kunstenaarssociëteit? Voor een ooit middelmatige linksback van SC Veendam die volgens zijn critici ‘door de tijdgeest is ingehaald’ is Johan Derksen uitgegroeid tot een opmerkelijk fenomeen. Wat zegt dat over Nederland? Portret van een autoritaire aandachtverslaafde.
Als er een claim is die Johan Derksen bij voortduring herhaalt maar aantoonbaar onjuist is, is het wel de claim dat het hem ‘geen reet’ zou kunnen schelen wat de mensen van hem vinden. Natuurlijk probeert Derksen er al decennia blijk van te geven dat zowel hulde als kritiek loodrecht langs hem heen glijdt. De bijbehorende pokerface die hij er gewoonlijk bij trekt lijkt additioneel bewijs dat het hem inderdaad worst zal wezen wie of wat welke banvloek of loftuiting over zijn persoon uitspreekt. Hoe lang beweert hij al niet de onkwetsbare commentator met een geharnaste ziel te zijn, die even goed kan incasseren als uitdelen?
Derksen vergeet voor het gemak dat het hem op één punt juist heel erg kan schelen wat de mensen van hem vinden. Hij wil graag dat ze zijn mening, zijn cynische kijk op de (voetbal)wereld, belangrijk genoeg vinden om regelmatig tot zich te nemen. Of het nu als schrijvend journalist en columnist bij Voetbal International was, of thans als audiovisueel kijkcijferkanon van onder meer de talkshow Voetbal Inside, later Vandaag Inside: de zogenaamde desinteresse van Derksen jegens de publieke opinie is niets anders dan een zorgvuldig gecultiveerde act. Werden zijn sweeping statements niet opgepikt, dan zou hij weleens in een verloren man kunnen veranderen.
Wanneer Derksen voor de zoveelste keer met gif in zijn stem beweert dat de huidige bondscoach Louis van Gaal, een van zijn favoriete stenen des aanstoots, ‘vol is van zichzelf’, ziet de goede verstaander dat Derksen op dat moment evengoed ‘vol is van zichzelf’. Ook het feit dat hij collega en spelverdeler Wilfred Genee zo dolgraag neerzet als dwangmatige aandachttrekker zou weleens projectie kunnen zijn.
Onze nationale exegeet Özcan Akyol, veelvuldig sidekick bij Vandaag Inside, wond er na de tijdelijke stop van dit programma alvast geen doekjes om:
“Johan geilt echt op aandacht. Johan kan niet zonder aandacht (–) Johan gaat echt niet nu een teruggetrokken bestaan leiden, de hond uitlaten drie keer per dag.”
Als Akyol gelijk heeft, zou de ex-voetballer en voormalige hoofdredacteur van ’s lands beroemdste voetbaltijdschrift nog weleens een paar vreugdevolle jaren tegemoet kunnen gaan. Want voor gebrek aan aandacht lijkt Johan Derksen ook na zijn 73ste niet te hoeven vrezen. Zelfs in de dagen na de verkrachtingsanekdote, het inmiddels beruchte kaars-verhaal, beperkt de mediastilte zich tot de paar vierkante meters tafel waar hij anders dagelijks aanschuift met René van der Gijp, Wilfred Genee en een gast.
Als we de reconstructie in De Telegraaf mogen geloven, blijven de paar lampen in de Talpa-studio weliswaar even gedoofd, maar barst er bijna onmiddellijk na de spraakmakende anekdote een ongekende hype rond de figuur Johan Derksen los, met naast een hoop verontwaardiging en beschimpingen een gigantische stroom boeketten en aanhankelijk gestelde mails tot gevolg. Wat heel even het einde van zijn mediacarrière leek te zijn, en door velen reeds als zodanig werd gevierd, bleek bij nader inzien de opmaat tot een nieuw hoogtepunt van mediacircus Derksen.
De hoeveelheid aandacht overtrof werkelijk alles wat Derksen tot dan toe heeft meegemaakt (‘we kregen zoveel bloemen dat mijn vrouw en ik ze in het dorp zijn gaan uitdelen’). Ook stond er – bij wijze van ultieme triomf – binnen de kortste keren een vertegenwoordiger van de door hem vaak belachelijk gemaakte NPO bij hem op de stoep, in de persoon van Powned-voorzitter Dominique Weesie. Deze zou onmiddellijk een visje hebben uitgegooid om de talkshow over te nemen. “Ik was drie dagen belangrijker dan Poetin,” grapte Derksen na de hervatting van Vandaag Inside.
Wat zegt het over Nederland dat een stellig formulerende voetbaljournalist zoveel aandacht weet te trekken? Dat vrijwel alle media – tot en met de serieuze journaals aan toe – in de ban raakten van het kaarsverhaal, en hun uiterste best deden om een graantje mee te pikken van het schandaal?
Psychiater, columnist en auteur Esther van Fenema heeft er wel ideeën over. En die ideeën zijn heel anders dan wat de heren er zelf vaak over beweren: dat ze onderdeel zijn van de laatste talkshow waarin gasten, op z’n Fortuyns, ‘nog zeggen wat ze denken’ en de taal spreken van ‘gewone mensen’, waardoor ze aantrekkingskracht zouden uitoefenen op kijkers die bij de andere talkshows niet meer aan hun trekken komen.
Van Fenema gaat niet mee in het sprookje als zouden Derksen, Gijp en Genee de laatste koningen van de spontane conversatie zijn. Integendeel. “Achter een programma als Vandaag Inside zit een keihard en uitgedacht verdienmodel,” beweert ze. “De continue dreiging dat Johan of een van de overige gasten op het punt staat een beledigende of discriminerende opmerking te maken, is wat de show spannend en aantrekkelijk maakt. Ieder moment kan er eentje aan tafel uit de bocht vliegen met een incorrecte uitspraak.”
Van Fenema meent in de laatste Derksen-rel vooral het gevolg van geestelijke verschraling te zien: “De verleiding om een kant te kiezen, ergens voor of tegen te zijn, iemand goed of fout te vinden, iets als zwart of wit te beoordelen – kortom, de polarisatie – is kennelijk zo immens, dat de zaak ontploft wanneer iemand precies op die scheidslijn gaat staan, zoals nu Derksen.”
Een belangrijke reden voor de publicitaire ontploffing is, volgens Van Fenema, uitgerekend die behoefte een kant te kiezen, in het geval van Derksen tussen dader en slachtoffer: “Je vond het óf megastoer van Derksen dat hij zijn verhaal als dader op de televisie durfde te vertellen, óf je ging door de grond en voelde je ten diepste gekwetst dat er in een sfeer van jolijt over een slachtoffer van verkrachting werd gesproken. Een tussenweg leek er niet te bestaan. Het was A of B.”
In tegenstelling tot de moderne moraal die ‘verbinding’ en ‘onderling begrip’ voorschrijft, en mensen verleidt te verdwijnen in bubbels waarin ze het onderling met elkaar eens zijn, is Derksen continu op zoek naar conflict en controverse, met de belediging als altijd beschikbaar wapen. Daarbij krijgt hij het hardste en wellicht ook leugenachtigste applaus van degenen die hij het hardste heeft aangepakt, zoals ooit via een videoverbinding van het door hem bespuugde ‘tvwereldje’, tijdens het gala rond de prestigieuze Televizier-Ring, die hij in 2011 won als onderdeel van het team Voetbal Inside (‘ik ga niet tussen die nagemaakte apen zitten’).
Maar je zou Derksen tekortdoen door louter zijn conflictueuze kant te belichten. De in Grolloo woonachtige voetbaljournalist en bluesfanaat is misschien, boven alles, een kleurrijk overblijfsel van een wereld die hard bezig is te verdwijnen.
Illustratief voor deze stelling was een recente ontmoeting met een vriendin, waarbij ik bekende met een portret over Derksen bezig te zijn. Ze verslikte zich zowat in haar drankje en keek me met een mengeling van ongeloof en diepe teleurstelling aan. “Je bedoelt die schreeuwlelijk van dat voetbalprogramma? Echt?”
Waarop ik nogmaals bevestigde aan een dergelijk stuk te werken. “Weet je dat ik acuut ongelukkig word als ik ook maar een glimp van die man opvang? Zodra ik die snor van hem zie, denk ik onwillekeurig terug aan mijn ex. Aan hoe hij ’s avonds nors thuiskwam en zonder iets te vragen onmiddellijk naar de afstandsbediening greep om vervolgens, zonder ook maar iets aan mij te vragen, dat ellendige voetbalprogramma op te zetten.”
Ze dacht dat de wereld de ouderwetse Johan Derksen allang van zich af had geschud, net zoals zij zich eindelijk uit haar voorbije huwelijk bevrijd meende te hebben. En was het in haar beleving een onaangename verrassing dat (a) haar veronderstelling niet bleek te kloppen en (b) uitgerekend ik eraan meewerkte hem weer op de kaart te zetten.
“Wat moet je in godsnaam over hem schrijven?” vroeg ze verbijsterd. “Denk je nou werkelijk dat die snor een gedachte- of gevoelsleven heeft? Of ook maar enigszins begrijpt dat er mensen bestaan die helemaal niet in dat wereldje van hem geïnteresseerd zijn? Ik bedoel, je wilt toch verder in je leven, neem ik aan? En niet blijven ronddraaien in die vettige sigarenlucht waar zijn wereldbeeld ooit gevormd is?”
Ik zei maar niet tegen die vriendin dat al menig bestseller over Derksen de boekwinkels uit is gevlogen. In plaats daarvan mompelde ik iets over zijn waarde als ‘antropologisch verschijnsel’, in de trant van: wie Derksen goed in kaart brengt, tekent de plattegrond van een verdwijnende wereld.
Door die laatste zin leek de vriendin enigszins gerustgesteld. “Wees eerlijk. Het gemak waarmee mensen in dat programma belachelijk worden gemaakt kan toch niet meer? Zoals ik die Derksen ooit over vrouwenvoetbal heb horen praten! Is toch totaal respectloos? Dat vind jij toch ook?”
Ik moest mezelf ervan weerhouden te zeggen dat juist in deze opvatting dat Derksen een gepasseerd station zou moeten zijn de wortels van zijn populariteit liggen. Dat ik eind jaren negentig zelf kortstondig voor zijn illustere voetbaltijdschrift freelancer was geweest en die wereld van sigarenlucht en botte meningen van dichtbij had opgesnoven, hield ik eveneens voor me.
Eerlijk gezegd heb ik nog nooit zo’n merkwaardig sollicitatiegesprek gevoerd als destijds met toenmalig hoofdredacteur Cees van Cuilenborg en zijn adjunct, Johan Derksen. Van de gespreksinhoud weet ik me niets meer te herinneren, maar de formatie waarin we zaten zal ik nooit vergeten. Derksen – toen nog in zijn zwaarlijvige periode en in combinatie met dat vettige haar gelijkend op een snackbarhouder die een bezoek van de Keuringsdienst van Waren moest vrezen – posteerde zich niet naast Van Cuilenborg, wat de meest logische en wellevende optie was geweest, maar schuin achter mij.
Zonder zelf een bijdrage te leveren aan het gesprek heeft hij circa een halfuur lang, als een soort geheim agent of gedragsdeskundige, al mijn bewegingen met een strakke blik gevolgd, op hoogstens een of anderhalve meter afstand. Nu zou je zo’n situatie algauw ‘onveilig’ of op z’n minst ‘intimiderend’ noemen.
“Het enige wat Johan bij zo’n eerste kennismaking doet is kijken of je geen doetje bent,” vertelde een col-lega-journalist van VI me later. “Als hij ook maar het geringste vermoeden heeft dat je aanleg hebt in gezelschappen uit te groeien tot het lachertje, of domweg niet voldoende charisma of overwicht hebt, zal hij je niet aannemen. Hij wil geen kneuzen. Bovendien: als je te soft bent, red je het niet bij ons blad. Dan ga je hier een heel vervelende tijd tegemoet.”
Deze verhelderende toelichting bevestigde mijn indruk bij VI tot een soort sekte toe te treden, waarvan ik al vrij vroeg vermoedde dat ze weinig heel zou laten van mijn romantische gevoelens over de journalistiek. Dat bleek te kloppen. Waar ik graag de spreekwoordelijke ‘andere kant’ op keek om minder voor de hand liggende verhalen te schrijven, werd al snel duidelijk dat Derksen geen zier gaf om de creatieve aanvechtingen van zijn personeel of het merkwaardige graspolletje naast het gouden been van een gevierde spits.
Poëzie was ongeveer het laatste genre waar hij voor warmliep.
Derksen hamerde erop stukken te willen die beantwoordden aan het verwachtingspatroon van de VI-lezers en -abonnees, geen geheim makend van zijn persoonlijke geldzucht en ambitie jaarlijks riante winstcijfers te kunnen presenteren. Niet voor niets stond het weekblad erom bekend succesvolle rubrieken eindeloos uit te melken. Op een gegeven moment was er haast geen profvoetballer meer over die in de vaste portretrubriek niet De zaak Heineken van Peter R. de Vries had genoemd als antwoord op de standaardvraag of ze weleens een boek hadden gelezen. Het antwoord werd algauw, hoe voorspelbaar ook, een gimmick op zichzelf.
Uiteindelijk vormen de onderwerpen van de talkshow van Derksen, Genee en Van der Gijp slechts voer voor hun onderlinge gevoeligheden.
Hoewel ik bij VI razendsnel bijleerde inzake gewiekstheid en ik van mezelf ook al geen naïeveling was, werd ik vroegtijdig geknakt door Derksens overtreffende trap van cynisme. Volgens hem bestond er maar één belangrijke sport (voetbal), waren er binnen het voetbal maar een paar echt belangrijke trainers (de toptrainers) en een paar echt belangrijke clubs (de topclubs), die dan weer dreven op een paar hele goede spelers (de topspelers). Daar draaide alles om. De rest leek hij als franje of oponthoud te beschouwen.
De minachtende manier waarop hij sprak over andere sporten en over de mindere goden in het voetbal sneed mij door de ziel. Als ik Derksen in Vandaag Inside hoor zeggen dat er bij de concurrerende talkshow Beau ‘geen A-, geen B-, maar C-artiesten aanschuiven’, herinner ik me de ijskoude wijze waarop hij destijds labeltjes op deze en gene plakte. En dan denk ik terug aan de genadeloze manier waarop hij sporters en complete sportdisciplines uitlachte en afserveerde.
In de maatschappelijke context van 2022 zou je kunnen zeggen dat Derksen discrimineren tot zijn kerntaken rekent, al zal hij het zelf waarschijnlijk kwalificeren als ‘kaf van het koren scheiden’. Afgaand op zijn tv-optredens is Derksen zich nog steeds bewust van zijn imago als dominante bullebak, en speelt hij om de haverklap met de grens tussen echte en gespeelde boosheid. Hoe vaak voegt hij vanaf de VI-tafel een bar gast niet half-schertsend toe dat hij of zij voor de laatste keer bij de show zit, louter omdat de tekst van die gast hem niet bevalt?
Dankzij meervoudig NS-publieksprijswinnaar en bestsellerauteur Michel van Egmond behoren de opeenvolgende talkshows van Johan Derksen waarschijnlijk tot de best gedocumenteerde van het Nederlandse televisielandschap. In megasellers als Derksen en Topshow leren we hem kennen als een hardwerkende persoonlijkheid die jarenlang, aldus Van Egmond, op de redactie van Voetbal International heeft ‘gewoond’.
Het dagelijkse gesprek voor de camera’s, samen met Genee en Van der Gijp, mag volgens de weldenkende klasse dan een soortelijk gewicht van nagenoeg nul hebben, maar de boeken van Van Egmond laten een complex netwerk van emoties zien, zoals die ook tussen de leden van een band kunnen groeien. Daarom lezen ze deels als geopolitieke thrillers over drie eigengereide persoonlijkheden die het ene moment op ramkoers liggen, om het volgende moment weer toenadering tot elkaar te zoeken. Het ‘geheim’ van hun goed scorende talkshows is dat de behandelde onderwerpen in feite irrelevant zijn; uiteindelijk vormen ze slechts voer voor hun onderlinge gevoeligheden.
Als er één ding te leren valt uit het oeuvre Van Egmond, dan is het dat je kroegpraat op televisie – wil je het niet louter kroegpraat laten zijn – in handen moet leggen van drie mannelijke prima donna’s die in zichzelf al een wereld zijn en hun handen vol hebben aan hun eigen tics, voorkeuren en obsessies. Met alle absurde scènes achter de schermen in het achterhoofd, die Van Egmond overigens meesterlijk en droog documenteert, begrijp je ineens waarom het kaars-incident bij lange na niet voldoende was om het unieke krachtenveld van mannelijke ego’s te breken. John de Mol heeft donders goed in de smiezen dat je duizend keer de wereld rond kunt vliegen zonder dat het je lukt ergens een dergelijk trio op te pikken.
Dat Vandaag Inside zonder veel bombarie een herstart kon maken en in de harten van fans nog altijd op een zacht plekje kan rekenen komt onder andere doordat Derksen zichzelf niet al te serieus neemt. Door de jaren heen heeft hij er welhaast een sport van gemaakt zichzelf omlaag te halen. Hij roept om het hardst dat hij meewerkt aan een programma dat ‘smakeloos’, ‘ordinair’ en ‘ranzig’ is. Een zelfanalyse die hij meestal vergezeld laat gaan van de strategische leugen dat hij er niks aan vindt om met zijn kop op de nationale buis te verschijnen, maar dat hij ‘het voor het geld doet’ (dat laatste klopt zeer waarschijnlijk weer wél).
Derksen kan, kortom, als een gevorderde jongleren met zelfhaat. Hij zal de eerste zijn om te benadrukken dat zijn geldzucht hem in allerlei gênante en bezopen situaties heeft gebracht, met optredens in De Mols knikkershow Marble Mania als hoogte- dan wel dieptepunt. De manier waarop deelnemer Derksen in dat programma in een rood trainingsjack langs de knikkerbaan wat schaapachtig met presentator Winston Gerschtanowitz staat mee te lachen is een geschenk voor de commentator Derksen, die zijn eigen optreden ‘in dat idiote circus’ later genadeloos recenseert.
Een andere constante in de optredens van Derksen is zijn weerzin tegen wat hijzelf graag ‘nieuwlichterij’ noemt. Zijn achterban vreet het. Kom bij hem niet aan met data-gestuurde trainingen, uitgebreide videoanalyses of oefenmeesters die hun licht opsteken bij andere sporten. In het universum van Derksen is een voetbaltrainer niet veel meer dan een pion die in lijn met de kwaliteiten van de spelers een ‘logische opstelling’ moet maken, in plaats van een uitvinder die een zelfontworpen systeem aan spelers oplegt.
Het verklaart zijn diepe afkeer van de huidige bondscoach Louis van Gaal. En het verklaart tevens zijn naar het potsierlijke neigende loyaliteit aan nuchtere maar achterhaalde trainers als Dick Advocaat, die bij Feyenoord opvallend faalde maar tot in den treure mocht rekenen op de steun van Derksen, zelfs nadat diens opvolger Arne Slot – wél een trainer met een spelopvatting en een bijbehorend systeem – aantoonde dat je met nagenoeg dezelfde Feyenoord-selectie een paar niveautjes beter kunt voetballen.
In de voetbalkleedkamer win je met een goede of gemene grap die de bestaande orde bevestigt in plaats van in de war schopt.
Derksen is een oerconservatieve territoriumbewaker. Hij mag graag schermen met de ‘wetten van de voetbalwereld’, om mensen uit andere sectoren te ontmoedigen iets in die wereld te doen, of om degenen die er al in werkzaam zijn maar een andere achtergrond hebben de wacht aan te zeggen.
Over conservatisme gesproken: Derksen mag er in woord en gebaar dan voor pleiten dat homo’s ook in de voetbalwereld eindelijk uit de kast komen, maar zijn begrip voor het feit dat ze het niet doen overstemt zijn afkeuring van de vele voetbalfans die beledigende spreekkoren aan homo’s adresseren.
Ook wat de politiek betreft is Derksen een man die allergisch is voor het experiment. Hoe vaak Mark Rutte zijn managementgrijns ook tevoorschijn haalt om schandalen en zwartgelakte passages uit overheidsrapporten recht te praten, volgens Derksen ‘is er geen alternatief’ voor de vrijgezelle historicus uit Den Haag.
Des te opvallender was het dat Derksen zich op een blauwe maandag liet verleiden de entourage van Forum voor Democratie en Thierry Baudet te versterken, wat zelfs uitliep op een openbaar optreden bij een FVD-congres. Maar zodra partijleider Baudet over de inmiddels legendarische ‘uil van Minerva’ sprak, wist Derksen niet hoe snel hij zich uit de voeten moest maken. En hoe vaak hij publiekelijk moest toegeven een grote inschattingsfout te hebben gemaakt.
Want als puntje bij paaltje komt – en hier komen we mogelijk tot de kern van ’s mans meningenmachine –is er in zijn universum geen plek voor prikkelende verbeelding, vernieuwing of fantasie. Hij heeft een ingebouwde sensor om niet te ver uit de pas te lopen met wat vroeger de VI-lezers waren en thans de kijkers van Vandaag Inside. Daarbij is de rauwe humor en het haantjesgedrag van de voetbalkleedkamer, waar hij een groot deel van zijn jonge jaren in doorbracht, zijn primaire referentiekader. T
oen acteur Thom Hoffman in een concurrerende talkshow beweerde dat het denkraam van de tafelheren, waaronder Derksen, ‘is bepaald door vier hoekvlaggen en twee goals’, werd hij gekielhaald door de woedende nestor van de voetbaljournalistiek. Vooral, is mijn inschatting, omdat Hoffman er niet al te ver naast zat. Al maakte de acteur zichzelf in één adem belachelijk door hieraan de eis te verbinden dat Vandaag Inside van de buis zou verdwijnen.
Tot slot: Derksen zal nog wel even de hondsbrutale boomer blijven die hij al zo lang is. Dankzij de tonnen die hij jaarlijks met zijn talkshowoptredens opstrijkt en zijn riante onderkomen in Grolloo hoeft hij nooit meer naar iemands pijpen te dansen en kan hij vrijuit kiezen welke BN’er, na Sigrid Kaag, de volgende is die van hem de middelvinger krijgt. Maar het zou een vergissing zijn om daaruit te concluderen dat hij een opstandige is.
Derksen is juist allesbehalve tegendraads. In de voetbalkleedkamer win je niet met fluwelen redeneringen, originele gedachten of alternatieve visies, maar met de grootste mond, waaruit een goede of gemene grap komt die de bestaande orde bevestigt in plaats van in de war schopt.
De kans is bijzonder groot dat Johan Derksen van zijn broodheer John de Mol nog jaren schmierend, zuigend en grappend op zijn vaste praatstoel mag zitten. Het kijkcijferkanon zal zijn toon en stokpaardjes niet snel veranderen, want hij is de verzinnebeelding van de Nederlandse volksaard: rebellerend aan de buitenkant, volgzaam aan de binnenkant.