Beiden dachten na over ‘welvaartsgroei’. Ze waren geen tijdgenoten, en kwamen tot radicaal andere voorstellen. Voorstellen die in hun tijd ‘revolutionair’ waren, en alleen al daarom op grote weerstand stuitten bij degenen die meenden dat ze er op achteruit zouden gaan als dat de praktijk zou worden. Marx voorzag dat ‘revolutie’ en het gebruik van geweld nodig zou zijn om zijn ideale maatschappij te realiseren. Smith meende dat overtuigen voldoende zou zijn om zijn ideeën geaccepteerd te krijgen.
Beiden hadden, in hun eigen tijd, ‘een punt’. Geen van beiden konden ze voorzien hoe de wereld van nu eruit zou zien. Waarbij hun invloed onmiskenbaar een rol heeft gespeeld. In positieve, en in negatieve zin. Zij het dat we er goed aan doen niet al te snel de fout voor wat hun ‘geloofsgenoten’ er van bakten bij de denkers zelf neer te leggen. Dat geldt meer in het bijzonder voor Smith, waar grote groepen economen die menen dat hun theorie een praktische uitwerking is van de receptuur die hij in zijn ‘Wealth of Nations’ formuleerde, er haaks op staat, of zelfs het exacte tegendeel daarvan is. Maar ook Marx, die uitging van een revolutie in het ‘geïndustrialiseerde’ deel van Europa, waar de ‘werkende massa’ zich meester zou maken van de fabrieken en de politieke macht, kon niet bevroeden welke gruwelen er uit zijn naam op het programma stonden, waar de ‘onderklasse’ in landen zonder noemenswaardige industriële ontwikkeling er met zijn theorieën vandoor gingen, met ‘Staatskapitalistische’ uitwassen, openlijke slavernij, en bloedige repressie tot gevolg.
Zowel Smith als Marx schreven over hun idealen in een tijd dat ‘arbeid’ algemeen gezien werd als het onmisbare ingrediënt in de mix die de ‘Wealth of Nations’ naar een hoger plan diende te brengen. Bij Smith moest die ‘arbeid’ bevrijd worden, en zich ontworstelen aan de feodale repressie van een adellijke bovenklasse die vrijgesteld was van ‘werk’, en de ondernemers en werknemers afknepen ten bate van zinloze oorlogen. Zijn inspiratie haalde hij uit het grote voorbeeld van Nederland, en zijn ‘Gouden Eeuw’.
Ten tijde van Marx waren de ‘adellijke types’ vervangen door de ‘monopoliserende industriëlen’, die een zwoegende onderklasse tot op het bot uitbeenden ten bate van hun eigen exhibitionistische rijkdom. Compleet met de nieuwe vormen van oorlog, die minder een aangelegenheid waren van elkaar bestrijdende feodale machtswellustelingen, die in die ‘klassieke‘ vorm van oorlog tenminste nog ‘Skin in the Game‘ hadden, maar waarbij grote gemechaniseerde legers tegenover elkaar stonden, met controle over de grondstoffen en ‘markten’ als ultieme doel.
Hoe moet dat nu, in deze tijd, waarin ‘arbeid’ meer en meer een vorm van ‘bezigheidstherapie’ is geworden, opgehangen aan opzettelijk complexe regelgeving en subsidie? Steeds grotere groepen mensen zijn feitelijk volledig overbodig om de dingen te produceren die in de tijd van Smith en Marx kenmerkend waren voor de ‘Wealth’ van een land. Van pure armoede bouwen we steeds extravagantere ‘paleizen’ in dat deel van de wereld dat volledig is ingevangen door een ‘hofhouding’, die een treffende gelijkenis vertoont met wat in de tijd van Smith het grote probleem was. Een niet-werkende klasse die vertrouwde op de ‘tienden’ die men hief over de agrarische productie en worstelende ‘producenten’ binnen hun ‘invloedssfeer’. Ook in die tijd zag die niet-werkende klasse zichzelf niet als een rem op de vooruitgang, maar juist als de motor, net als nu. Waren zij het niet die de grond ‘beschikbaar’ stelden, en opdrachten plaatsten bij de lokale smid voor mooie nieuwe zwaarden? Die de bouwvakkers en decorateurs bezighielden met opdrachten voor nóg indrukwekkender kerken en paleizen? Nou dan!
Er is niks mis met het bouwen van schitterende architectuur, die bovendien fraai is gedecoreerd met kunst, maar doe dat maar in je ‘vrije tijd’. Ik begrijp hoe barbaars dat klinkt, maar het is juist een erg ‘Verlicht’ standpunt, zolang die ‘vrije tijd’ niet wordt onderbouwd door slaven die geen enkele andere keuze gelaten wordt dan het leveren van hun ‘arbeid’ om jou in staat te stellen te ‘spelen’. En waar automatisering, robotisering en ‘Artificial Intelligence’ in ijltempo elk aspect van de productie en distributie overnemen, nadert dat moment waar we al vele generaties naar uitkijken. Het moment waarop we allen kunnen ‘leven als een vorst’.
U voelt hem al aankomen?
Een niet geheel onbelangrijke, extreem egoïstische, reeds geruime tijd ‘vrijgestelde’ klasse van ‘Financiers’, ‘Regelgevers’ en ‘Subsidievreters‘ ziet er geen brood in. Gesteund door ‘economen’, die op slag tweehonderd jaar studie door de papierversnipperaar kunnen trekken. Er gaat geen dag voorbij, of iemand op ‘Zerohedge’ gilt als een speenvarken dat ‘socialisme’ niet werkt. Maar dat is ook niet wat ik voorstel. Ik beperk mijzelf ertoe mijn stem te verheffen tegen slavernij, en feodale structuren, met ‘vrijgestelden’ die leven van wat anderen produceren. Zelf speel ik graag ‘leentjebuur’ bij Smith, eerder dan bij Marx, maar wel in het besef dat Smith zijn ‘Wealth of Nations’ schreef in een tijd waarin de stoommachine nog op stoom moest komen, en Mayer Amschel Rothschild de Britse regering nog niet zo gek had om hem de sleutel van de geldpers te geven.
Smith’s ‘kaasschaaf’ voorstellen waren er nadrukkelijk op gericht om ‘vrijgestelden’ de wind uit de zeilen te nemen. Daardoor zou de productiviteit stijgen, wat per saldo goed was voor het land als geheel. Bankiers zoals we die nu kennen, met hun toegang tot ‘Fiatgeld’, gedekt door de belastingbetaler, regelneven in de ‘Warparty’, en sloten geld die opgaan aan dingen die ‘BOEM!’ zeggen, en de gesubsidieerde hobby’s van een elite, stonden niet in het script. Sancties, tarieven, grootschalige manipulatie van wisselkoersen, en prijzen voor grondstoffen en edelmetalen ten bate van een kleine groep puissant rijke woekeraars was zonder meer niet wat hij voor zich zag als ideaal. Wat wij nu hebben is ‘socialisme voor de rijksten’, wat zowel Smith als Marx hartgrondig zouden hebben afgewezen.
Laat mij nog eens met klem benadrukken dat ik niet voorstel om de ‘buurman’ die meer heeft dan wij zijn bezit af te pakken. ‘Nivelleren’ is in bepaalde kring de ultieme vorm van (afgedwongen) solidariteit, maar in onze huidige maatschappij zien we de gevolgen: De ‘middenklasse’ wordt weggevaagd. Eerst werd het ‘loongebouw‘ gesloopt, en nu zijn de ‘pensioenen‘ aan de beurt. En alle inkomsten uit de productie vloeien naar de ‘eigenaar’ van de ‘fabriek’, waar geen mensen meer werken. Terwijl er ook niemand, behalve de ‘Staat’, over is om die producten te kopen. En het enige wat de ‘Staat’ (‘Warparty’) nodig heeft, zijn dingen die ‘BOEM!’ zeggen, ‘leuke dingen‘ voor hun gesubsidieerde vrienden, en genoeg te eten en drinken voor zichzelf in de schuilkelder. ‘The Nono’s Have It………..’.