Verscheidene opiniepeilers beloven Pieter Omtzigt een gouden toekomst als hij een eigen partij begint. Die zou dan in één klap de grootste van Nederland worden. Dat is nog niet eens het belangrijkste. De verlosser uit Enschede zou met zo’n zege alle grotere partijen in een diepe crisis storten. Ze zouden haast allemaal twintig tot veertig procent van hun aanhang verliezen. Alleen de VVD blijft tamelijk immuun voor de Omtzigtiaanse verleiding.
Daarmee dreigt het partijensysteem dat tijdens de eerste jaren na de bevrijding vorm kreeg, definitief ineen te storten. Er ontstond toen een driestromenland van confessionelen, sociaaldemocraten en liberalen met op de flanken wat randgroeperingen zoals de communisten of aan de rechterzijde de Boerenpartij. De confessionelen zaten altijd in de regering en bepaalden wie hun partners mochten zijn.
In grote lijnen is dit systeem tot de eeuwwisseling vrij onaantastbaar gebleken. De Paarse coalitie zonder het CDA bleek in praktijk immers een voortzetting van de oude orde met een iets andere samenstelling. In 2002 bracht Pim Fortuyn die orde voor het eerst een zware slag toe. Beklijven deed het allemaal niet. Na de moord op de spectaculaire nieuwkomer en het falen van zijn beweging kwam een restauratie op gang. De christendemocratische premier Jan Peter Balkenende en zijn opvolger de VVD’er Mark Rutte wisten vanuit het Torentje de gevestigde orde overeind te houden. Wel ontwikkelden zich op de rechterflank populistische bewegingen die samen goed zijn voor een kwart van de stemmen. Amateurisme en narcisme zorgen er evenwel voor dat zij hun electorale macht niet kunnen verzilveren.
Het zou kunnen dat nu opnieuw een politiek crisisjaar is begonnen. Als we geluk hebben, verkeren wij in de nadagen van de grootste aanval die sinds de Tweede Wereldoorlog op onze manier van leven is gedaan, niet door een externe vijand maar door een virus. We willen nu massaal terug naar het oude en dromen van een summer of love maar weten tegelijkertijd dat er iets fundamenteels is veranderd. We staan, ondanks ons verlangen naar de geneugten van vroeger, op de drempel van een nieuwe tijd. Dat voelen we. Dat kunnen we niet ontkennen.
Tegelijkertijd is het vertrouwen in de staat door tal van affaires op een ongekend dieptepunt gekomen. Tot niet zo lang geleden geloofden de meeste Nederlanders dat overheid en politiek het beste met de burgers voor hadden. Ze mochten misschien een beleid voeren dat niet in jouw ideologische straatje paste, maar ze bedoelden het goed. Die overtuiging is nu weg: een groot aantal Nederlanders beschouwen staat en politiek als kwade machten die zich ten koste van hen willen verrijken. Zo heeft het merendeel van de vaste PvdA-stemmers hun partij na het verraad van Diederik Samsom in 2012 definitief en voor altijd de rug toegekeerd. Het CDA staat een vergelijkbaar proces te wachten. De enorme verdeeldheid van het electoraat over niet minder dan 18 partijen wijst trouwens ook op een gebrek aan vertrouwen in de politiek.
De grote meerderheid van de kiezers stemt niet uit overtuiging op een partij maar bij gebrek aan beter. Dat blijkt uit de grote bereidheid om over te stappen naar een Omtzigt-beweging, mocht de mogelijkheid zich voordoen.
Vers twee is echter of die aanhang blijft. Voor hetzelfde geld blijkt het vertrouwen in Omtzigt een eendagsvlieg en betreedt hij weldra het pad der vergetelheid aan het eind waarvan ze vast wel een functie elders voor hem vinden. Hij heeft zich tenslotte zwaar beschadigd door zelf uit het CDA te stappen.
Stel echter, dat ik ongelijk heb en Omtzigt zijn electorale positie behoudt. Dan wordt de situatie heel anders. In dat geval krijgen wij Italiaanse toestanden.
Ook Italië kende sinds 1945 een stabiel politiek systeem: twee partijen verdeelden onderling het grootste deel van het kiesvolk: de christendemocraten en de communisten, die respectievelijk de eeuwige regeringspartij en de eeuwige oppositie vormden. Op zichzelf kon de Democrazia Cristiana niet regeren maar ze had de keuze uit een hele reeks coalitiepartners, kleine partijen van neofascisten tot liberalen en socialisten. Regeringen bleven in Italië zelden lang bestaan maar de tv-kijkers zagen op het bordes van het presidentieel paleis wel steeds dezelfde koppen van welgedane mannen. De meesten behoorden uiteraard tot de dominante christendemocraten.
In de jaren tachtig begonnen steeds meer Italianen hun vertrouwen in het politieke systeem te verliezen. De communisten waren tot niet meer in staat dan een geijkte, voorspelbare en steriele oppositie. De christendemocraten hadden hen in een cordon sanitaire geplaatst dat ze met electorale middelen niet wisten te doorbreken.
Zelf werden de christendemocraten door het ene politieke schandaal na het andere geplaagd. Corruptie en vriendjespolitiek waren endemisch binnen alle vleugels van de partij. Tenslotte raakte ook Bettino Craxi in opspraak. Dat was een bondgenoot uit de ooit roemruchte Italiaanse Socialistische Partij, die in de jaren tachtig een aantal jaren premier mocht zijn omdat het de christendemocratische leiders wel uitkwam deze beker een tijdje aan zich voorbij te laten gaan.
De rooms-rode coalitie – verrijkt met allerlei andere politieke franje – bleef jaren aan de macht door onbekommerd lobby-groepen van allerlei slag hun zin te geven. Onder wie waarschijnlijk ook de maffia en aanverwante organisaties. Dat leidde tot de legendarische staatsschuld van Italië. Tegelijk kwam er van alles naar buiten over sponsoren die niet tevergeefs politieke partijen van werkkapitaal voorzagen(!). Het doet allemaal sterk denken aan de geldwolfjes binnen de VVD en wat nu in het CDA zichtbaar wordt, waar hoofd fondsenwerving Hans van der Wind zelf met anderhalf miljoen euro over de brug kwam, niet dan nadat Hugo de Jonge als lijsttrekker aan de dijk was gezet.
In 1993 ondernam een dappere officier van justitie Antonio di Pietro actie, nadat bij hem een socialistisch functionaris op kantoor verscheen, die schoon schip wilde maken. Dat bracht een golf bekentenissen op gang en de halve politiek ging voor gaas in een gigantisch corruptie-onderzoek met de naam Mane Pulite, schone handen.
De communisten konden van een en ander niet profiteren. Die waren door de val van de Muur hun geloofwaardigheid voor een belangrijk gedeelte kwijt geraakt.
Er kwam een nieuwe politieke leider op, de media- en voetbaltycoon Silvio Berlusconi die met zijn Forza Italia (Hup Italië) partij de sleutelpositie van de christendemocraten overnam. Hij werd de spil van een rechtse coalitie waarin ook de neofascisten – eigentijds gekleed en niet meer met laarzen aan – een werkzaam aandeel namen. Daarnaast vormden zich geheel nieuwe partijen, gewoonlijk met een links-liberaal profiel. Ze hebben grote moeite zich staande te houden tegenover het populistische gebral van tv-tsaar Berlusconi.
Zou zoiets in Nederland ook kunnen gebeuren? Dat het politieke systeem ineenstort omdat de kiezers het massaal de rug toe keren en er niet meer op stemmen? Dat alle traditionele partijen zich alleen maar kunnen opheffen omdat ze elke aantrekkingskracht op het electoraat definitief hebben verloren? Dat is in Italië tenslotte ook gebeurd. Pas toen het hele systeem door één verkiezing in elkaar was gestort, beseft men wat een kaartenhuis het altijd was geweest.
Hoe dan ook, er zijn zekere parallellen tussen het Nederland van nu en het Italië van dertig jaar geleden. Dan zijn we nog vlot. Heine zei tenslotte niet voor niets: bij het einde van de wereld ga ik naar Nederland want daar gebeurt alles vijftig jaar later. Misschien komen we er nu pas achter dat Groningen het Messina aan de Hunze is, Amsterdam het Napels aan de Amstel en Goeree Overflakkee het Sicilië aan het Haringvliet.
Of men in Italië met politieke fenomenen als Berlusconi of die rare nihilist van een Beppe Grillo er zo vreselijk op vooruit ging, is een heel andere kwestie. Wie weet staan hun evenbeelden bij ons ook al in de coulissen.
Beluister hier het volkslied van Sicilië met koor en orkest.
Voor het overige ben ik van mening dat de toeslagenaffaire niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de kwestie rond het Groninger aardgas evenmin