Zelden zal een krantenkop zo trefzeker zijn geweest als de Trouw-openingskop van gisteren: ‘Kabinet was kritische Kamer zat’. Er klonk in door hoe beledigd het gezag zich had gevoeld, en er bleek ook uit waar de macht zich concentreert: niet in het parlement, maar in het kabinet. Preciezer uitgedrukt: in de top van de coalitiepartijen, waar alle lijnen bij elkaar komen en alle grote kwesties worden voorgekookt en afgeblust. De oppositie is de oppositie, die zal kritisch zijn, vaak zelfs vijandig, maar van de regeringsfracties mag verwacht worden dat zij de macht dienen, waar zijn ze anders regeringsfracties voor?
Het is een begrijpelijke impuls, overal waar leiding wordt gegeven komt die voor, maar vanuit democratisch oogpunt is het armoede. De regering gedraagt zich als een directie die lippendienst bewijst aan de ondernemingsraad, maar intussen haar eigen gang gaat en de grootste lastpakken op een zijspoor zet, ik bedoel: sensibiliseert. Hoe heeft het zover kunnen komen? Nou ja, misschien was het altijd al zo, met hooguit wat schommelingen, en heeft Mark Rutte het bestel vooral geperfectioneerd, drie kabinetten lang.
Politicoloog Merijn Oudenampsen citeerde gisteren Henk Hofland op Twitter, uit diens boek Tegels lichten. Meteen dook ik mijn boekenkast in, en vervolgens bracht ik een groot deel van mijn Koningsdag door met deze schets van het naoorlogse Nederland, ofwel ‘Ware Verhalen over de Autoriteiten in het Land van de Voldongen Feiten’. Hofland, in 2016 overleden, ontleedt daarin de macht van ‘het dikke midden’ en de daaruit voortvloeiende dunne democratie (mijn woorden).
Wat Nederland al voor de oorlog parten speelde, en wat zich daarna weer deed gelden, is volgens Hofland het volgende: ‘Het besef dat heerst bij menig bestuurder, autoriteit, politicus, directeur en magistraat, zijn natuurlijke inzicht, dat hij en zijn gelijken het onvervreemdbare monopolie hebben om te bekokstoven’.
Ons coalitiestelsel, voortkomend uit de verzuiling, werkt dit in de hand. Er moeten compromissen worden gesloten om te kunnen regeren, en dat is het werk van de lieden aan de top. Zij kunnen daarbij niet te veel openbaarheid of bemoeienis van hun achterban gebruiken.
Vertaald naar wat wij lazen in de notulen van de ministerraad: wat een SP-Kamerlid als Renske Leijten wil roepen moet zij zelf weten, maar de coalitiefracties worden geacht zich te plooien naar het compromis dat ten eerste is vastgelegd in het regeerakkoord en vervolgens week na week wordt bevestigd in het coalitie-overleg. Onttrekken parlementariërs zich aan deze wet, dan veroorzaakt dat grote consternatie in het kabinet, ministers tonen zich ‘zeer ontstemd’ en er wordt uitgebreid overlegd over het dresseren van de dwarsliggers, Pieter Omtzigt voorop.
In dit proces gaat veel verloren: de stem en het verweer van de burger, zoals verwoord door volksvertegenwoordigers, en ook de controlerende functie van het parlement. Als we dat willen, kan dat: het parlement laat zich dan ‘opnemen in de hiërarchie’, zoals Hofland schreef.