Het coronavirus zou wel eens de nekslag voor de EU kunnen betekenen. Wanneer het Noorden niet gauw echt solidair is met het Zuiden, heeft de Unie haar bestaansrecht verspeeld. Althans, zo luiden de noodklokken. En niet alleen in het Zuiden, ook in toenemende mate in het Noorden.
Die solidariteit heeft ook een vorm: coronabonds. Alle lidstaten moeten nu garant staan voor de uitgifte van gezamenlijk schuldpapier. Daardoor zouden de leden in het Zuiden minder rente hoeven te betalen dan op de eigen staatsobligaties. En dat zou hen de ruimte geven voor de crisisbestrijding en later, de wederopbouw.
Het Noorden wil dat zoals bekend (nog) niet. Het Zuiden had orde op zaken moeten stellen zodat het niet meteen de hulp van het Noorden hoefde in te roepen. Dat liep al hoog op bij de eurocrisis van 10 jaar geleden, toen een soortgelijk voorstel de kansloze ronde maakte. ‘Nooit van mijn leven’, aldus bondskanselier Angela Merkel bij die gelegenheid.
Het debat legde zowel toen als nu de grote zwakke plek van de EU bloot. Dan hebben we het niet over de vraag of we niet eerst een politieke unie, confederatie of zelfs federatie, hadden moeten hebben voor we de eigen munt inruilden voor de euro. Dat is absoluut een belangrijke vraag die, als de EU overleeft, nog vaker de kop zal steken. Nu gaat het om een minstens zo kardinaal punt. De huidige EU is tot in het merg doortrokken van wantrouwen.
De euro zelf is een product van dat wantrouwen. De Duitse hereniging riep vooral in Frankrijk het schrikbeeld op van een overmachtige buurman. De toenmalige Franse president, Francois Mitterrand, dacht de kolos aan banden te kunnen leggen in een Europese Unie met een Europese munt. Pas dan kon het licht op groen. Dat het anders uitpakte dan Mitterrand hoopte en Duitsland toch werd wat hij vreesde, is een ander verhaal.
De euro kreeg bij haar geboorte het zogenaamde stabiliteitspact mee. Dat moest ‘lidstaten’, bedoeld waren de zwakke broeders in het Zuiden, ‘begrotingsdiscipline’ bijbrengen. Voorkomen dat ze in de later onsterfelijke woorden van Jeroen Dijsselbloem hun geld zouden uitgeven aan ‘drank en vrouwen’. Het mocht zoals we weten niet baten. In het Zuiden gingen ze op de tafel dansen.
De rekening kwam met de eurocrisis. Het Noorden bleek onder strenge voorwaarden bereid de rekening voor te schieten maar de eigen bevolking betaalde uiteindelijk het gelag. Dat zijn ze in het Zuiden nooit vergeten.
De Eurocrisis versterkte ook een ander soort wantrouwen, dat van het populisme. De EU was altijd een project van de elite. Het werd van boven opgelegd, uitgevoerd door onzichtbare bureaucraten en met een parlement van naamlozen. Dat kon de meeste burgers hier niet veel schelen zolang ze er geen last van hadden en het vooral de economie betrof. Een gemeenschappelijke markt had zo zijn voordelen.
Maar de ‘ever closer Union’, de utopie van de fervente Europeanen, ging veel burgers veel te ver. Voor zo’n closer Union is een Europees ‘wij-gevoel’ onontbeerlijk. De Nederlander, Fransman of Griek moest nu ook ‘Europeaan’ worden.
In de meeste landen ontbrak dat of was het zwak ontwikkeld. De wil om over de eigen landsgrenzen te kijken was er misschien alleen als men er met de caravan op uitging of op het vliegtuig naar de zon stapte. De referenda over de Europese grondwet werden 15 jaar geleden niet zonder reden een jammerlijke mislukking.
Dat populisme had zich al eerder breed gemaakt als protest tegen de elite, de experts en het bestuur door technocraten. De familie Le Pen had al jaren een vaste plaats aan menig Franse eettafel. Bij ons in de polder waren Pim Fortuijn en de diverse Leefbaren de spreekbuis van het groeiende ongenoegen. En in Italië hadden ze in Silvio Berlusconi een geheel eigen fenomeen.
De voedingsbodem voor het populisme werd nog eens extra bemest door de eurocrisis en later de vluchtelingencrisis. Er ontsproten allerlei ideeën over EU-exits waarvan er tenslotte maar een, de Brexit, werkelijkheid werd. Maar corona heeft de kaarten inmiddels opnieuw geschud.
De EU zit in de tang van twee soorten wantrouwen. Van binnenuit wordt de Unie uitgehold door het wantrouwen tussen Noord en Zuid. Van buitenaf hijgen de populisten haar in de nek.
De motieven van de populisten mogen verschillen – nooit van zijn leven een transferunie (het Noorden) en ‘zie je wel, ze laten ons barsten’ (het Zuiden) -, het resultaat is hetzelfde. Ze willen er nog sneller vanaf dan voorheen.
Veel zal nu afhangen van de beteugeling van het wantrouwen tussen de lidstaten. Brussel zal met de zegen van het Noorden de portemonnee trekken. Premier Mark Rutte wil een speciaal coronafonds in het leven roepen. De strenge begrotingsregels worden losgelaten. Het ESM, het noodfonds waar 410 miljard euro inzit, zal leningen garanderen zonder strikte voorwaarden. De Europese Centrale Bank (ECB) trekt 750 miljard uit boven het al bestaande programma om staatspapier van de lidstaten op te kopen. En dit is nog maar een kleine greep.
Het signaal is niet mis te verstaan: we hebben meer dan genoeg middelen om de crisis te bestrijden. Die coronabonds zijn niet nodig. Alleen, ze zijn nu wel het kristallisatiepunt en symbool geworden van het wantrouwen tussen Noord en Zuid. Als een symbool inzet wordt van een conflict wil dat nog wel eens uit de hand lopen.
De EU zal corona vermoedelijk wel overleven. Zoals ze alle crises tot nog toe heeft overleefd. Domweg omdat het alternatief nog erger is. Maar het wantrouwen zal verder blijven knagen.