Dat de kwestie rond Omtzigt de gemoederen bezig houdt, mag geen verwondering wekken. Onze premier liet destijds, gedurende de ondervraging door de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, weten dat hij bereid was ‘de Wet terzijde te plaatsen’ als dat politiek gezien beter uitkwam, of woorden van gelijke strekking.
De werpt een bijzonder licht op de verkennende besprekingen die plaats hebben gevonden onder regie van mevrouw Ollongren (Minister van Binnenlandse Zaken, D66) en mevrouw Jorritsma (Senator, VVD) met de ‘fractievoorzitters’, waaronder klaarblijkelijk de VVD-lijsttrekker en demissionair premier Rutte (daar zijn beelden van). Inmiddels hebben de beide verkenners zich opzichtig en uitbundig schuldig verklaard aan de tekst ‘positie Omtzigt’. De brief suggereert dat Jorritsma en Ollongren zélf de opmerking over Omtzigt op papier hadden gezet. Maar letterlijk staat het er zeker niet; er wordt alleen verantwoordelijkheid genomen en verantwoordelijk zijn is wat anders. Een ander opmerkelijk punt in de brief is het gebruik van het woord ‘fractievoorzitters’, waarmee zij “niet over de positie van Omtzigt” zouden hebben gesproken. Nu, dat kan goed kloppen. Dijkhoff is namelijk voorzitter van de VVD-fractie in de Kamer, zoals Jetten dat is van D66 en beiden hebben voor zover bekend inderdaad niet met de verkenners gesproken, laat staan over Omtzigt. De eigenlijke vraag die boven de markt hangt, namelijk of Rutte en Kaag hebben gesproken over de positie van Omtzigt, blijft daarmee buiten beeld want zij zijn inderdaad niet de ‘fractievoorzitters’. Beide verkenners geven daarmee te kennen dat zij, weliswaar listig, niet voornemens zijn de waarheid te vertellen. Als het waarschijnlijke debat in de Kamer het formele statuur zou kunnen krijgen van een ‘Parlementaire ondervraging’ dan is dat wenselijk, omdat het een kwestie betreft die om de kern van onze democratie gaat. Zo kan ik mij een vraag voorstellen als “Heeft u of u beiden, gedurende uw verkenningswerkzaamheden over de positie van Omtzigt gesproken met de huidige demissionaire Ministerpresident, de heer Rutte of de demissionaire Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Kaag?” Het antwoord – onder ede – is nu al boeiend.
De samenstelling van de volksvertegenwoordiging is, zoals het woord al zegt, een zaak die door de bevolking wordt bepaald en niet, zoals nu kennelijk is gebeurd, een kwestie van paternalistisch overleg tussen omhoog gevallen ‘fractievoorzitters’ met een paar toevallig passerende musici.
Het briefje van de gevallen verkenners is dus niet zo bijzonder geloofwaardig. Allicht zijn er door de lijsttrekkers opties doorgenomen met de verkenners en natuurlijk is de positie van Omtzigt onderwerp van de gesprekken geweest. Een coalitie met het CDA en een ministerspost voor bijvoorbeeld de aangewezen CDA-leider Hoekstra, zou Omtzigt vanzelfsprekend (als tweede op de CDA-lijst) fractieleider van het CDA in de Tweede Kamer maken. Althans: voor zoveel de gang van zaken een normale loop zou nemen. Of de Tweede Kamer fractie van het CDA onder die condities telkens loyaal aan het voorgenomen Kabinetsbeleid zou zijn, is inderdaad een vraag die zich op voorhand moeilijk laat beantwoorden. De kans is groot dat Omtzigt ook in die functie stoïcijns vasthoudt aan zijn rol als controleur van de Regering en zijn fractie alsdan in diezelfde richting zal laten bewegen.
Al met al ademt ook de brief van de beide af geserveerde verkenners de geest uit van list en bedrog. Als de Tweede Kamer nog een klein beetje een geloofwaardige afspiegeling wil zijn van een daadwerkelijke volksvertegenwoordiging, dan zullen zij de belanghebbenden in deze drie stuiver opera moeten ontmaskeren en schoon schip maken.
Vertrouwen is goed, maar controleren is beter. Grondig controleren dus, dat zou Omtzigt ook doen.