De overwinning van Geert Wilders laat zien dat extreemrechts wordt genormaliseerd. Mainstreampartijen moeten in actie komen.
De leider Geert Wilders van de Partij voor de Vrijheid slaagde vorige week omdat hij onderdeel is geworden van het Nederlandse politieke meubilair. Deze verontrustende trend moet worden gestopt.
Everkiezingsresultaten lenen zich voor verschillende verhalen, zeker in Nederland, waar zoveel oude en nieuwe partijen strijden om stemmen. Toch zullen de verkiezingen van 2023 om één reden herinnerd worden: een extreemrechtse partij stond voor het eerst bovenaan de peilingen, en met een ruime marge. De Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders zal naar verwachting 37 van de 150 zetels in het Nederlandse parlement winnen, wat het aantal in 2021 ruimschoots zal verdubbelen.
Extreemrechtse partijen in Europa trekken kiezers vooral aan vanwege hun kernkwesties, namelijk immigratie en multiculturalisme. De meesten drukken ook een populistische boodschap uit, bekritiseren de politieke elites en roepen op tot volkssoevereiniteit. De PVV van Wilders is niet anders.
Ook in de Nederlandse verkiezingscampagne kwam de economische onzekerheid prominent naar voren. Net als voorheen koppelde Wilders economische en culturele kwesties aan elkaar, waarbij hij beweerde dat de welvaart voor de ‘inheemse’ bevolking behouden moet blijven door de immigratie een halt toe te roepen en de voordelen voor ‘onverdiende’ etnische minderheden te beperken.
Dit “welvaarts-chauvinistische” standpunt is typerend voor extreemrechtse partijen en doet een beroep op cultureel conservatieve kiezers die economische bescherming van de staat verlangen – en feitelijk ook concurreren op het ideologische thuisveld van links. Terwijl de Groen-Labour-alliantie onder leiding van Frans Timmermans op de tweede plaats eindigde, zagen linkse partijen hun collectieve stemaandeel afnemen.
De meeste kiezers hebben echter de neiging om te wisselen tussen ideologisch gelijkgestemde partijen. Om uit te leggen waarom Wilders zoveel stemmen kreeg, moeten we kijken naar de concurrentie tussen hem en zijn naaste rivalen. Twee factoren vallen op.
Ten eerste signaleerde de centrumrechtse VVD-leider Dilan Yeilgöz-Zegerius aan het begin van de campagne een mogelijke coalitie met de partij van Wilders. Dit betekende een breuk met het verleden. Haar voorganger, Mark Rutte, sloot samenwerking met de PVV al uit sinds 2012, toen Wilders zijn steun aan de door Rutte geleide minderheidsregering introk en deze opblies.
Ten tweede legitimeerde de VVD de agenda van Wilders door immigratie tot een centraal thema in haar campagne te maken. Rutte’s motivatie voor het aanzetten tot de val van zijn laatste kabinet had te maken met partijpolitieke verdeeldheid over asiel, waarbij zijn partij een strenger standpunt bepleitte. Het manifest van de VVD uit 2023 benadrukte de noodzaak om “de controle te herwinnen” over migratie. Uit onderzoek blijkt dat wanneer reguliere partijen proberen te concurreren met extreemrechtse partijen door dichter bij hun standpunten te komen, extreemrechts daar doorgaans van profiteert.
Wilders voerde ook een slimme campagne. Opvallend was dat hij een minder confronterende toon aansloeg en blijk gaf van zijn bereidheid om enkele radicalere eisen in coalitiegesprekken te laten vallen. Deze keer leek Wilders meer salonfähig , klaar om te regeren.
Maar zijn manifest liet weinig echte verandering zien. De PVV liet bijvoorbeeld haar oproep tot onvoorwaardelijke terugtrekking uit de EU vallen en stelde in plaats daarvan een bindend ‘Nexit’-referendum voor. Maar veel van de meer radicale ideeën bleven behouden en er kwamen nieuwe bij.
Centraal in het programma van de partij staat een radicaal anti-immigratiebeleid. De PVV stelt dat ‘ons mooie Nederland ernstig is verslechterd door de aanhoudende asieltsunami en massa-immigratie’. Het beweert dat kinderen “worden geïndoctrineerd met klimaatactivisme, genderwaanzin en een gevoel van schaamte over de geschiedenis van ons land” en wil islamitische scholen, de Koran en moskeeën verbieden om de “islamisering” van het land een halt toe te roepen.
Niets van dit alles heeft Wilders ervan weerhouden onderdeel te worden van het politieke meubilair. Als het langstzittende lid van het Nederlandse parlement zou hij zichzelf kunnen presenteren als een ‘redelijk’ alternatief voor het Poetin-ondersteunende en openlijk samenzwerende Forum voor Democratie onder leiding van Thierry Baudet (dat vijf van de acht zetels in het parlement verloor).
Voorafgaand aan de verkiezingen riep een kinderjournaal over partijleiders een stuk op over de PVV-leider: Katten knuffelen met Geert Wilders .
Dit alles betekent de normalisering van de extreemrechtse politiek . In 2000, toen de Oostenrijkse Vrijheidspartij tot een coalitie toetrad, veroordeelden andere landen deze stap breed en legde de EU diplomatieke sancties op. In 2023 is het gebruikelijk dat Europese landen worden bestuurd door extreemrechtse partijen, vaak in samenwerking met centrumrechtse partijen. Bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni zullen velen zeker weer op extreemrechtse partijen stemmen.
Reguliere politici hebben de morele plicht om liberaal-democratische normen hoog te houden. Hoewel de zorgen van burgers over culturele verandering en immigratie legitiem kunnen zijn, is er iets fundamenteel problematisch aan het extreemrechtse idee van een “leidende cultuur”.
De samenleving is van nature divers en bestaat uit individuen en groepen met verschillende waarden en voorkeuren. ‘De kiezer’, een term die herhaaldelijk door Nederlandse politici wordt gebruikt om te suggereren dat burgers verenigd zijn in hun overtuigingen, bestaat niet. Reguliere partijen moeten dit onderkennen en zich verre houden van het anti-liberale frame van extreemrechts dat er een “algemene wil” bestaat.