Ten minste 26.000 gezinnen op de rand van faillissement, met meer schulden dan ze in hun hele leven kunnen afbetalen. Talloze mensen die hun huis, baan of partner verloren. En één ouder die zelfmoord pleegde nnadat deze tienduizenden euro’s moest terugbetalen. Dat waren de gevolgen van het extreem strenge fraudebestrijdingsbeleid van de Belastingdienst dat een schandaal veroorzaakte waarover de regering op 15 januari is afgetreden.
Het schandaal kwam vanaf begin 2019 geleidelijk aan het licht door onderzoeksjournalisten en draait om fraudeonderzoeken naar ontvangers van kinderopvangtoeslag. Ouders die allebei werken, maar ook alleenstaande ouders, komen in aanmerking voor een overheidsbijdrage in de kosten van dagopvang. Voor mensen met een laag inkomen kan dit oplopen tot 90 procent van de werkelijke kosten. Deze bijdragen worden vaak rechtstreeks overgemaakt aan de aanbieders van kinderopvang, maar de ouders zijn er verantwoordelijk voor – en moeten duizenden euro’s per jaar terugbetalen als de Belastingdienst besluit dat de toeslag ten onrechte is uitbetaald.
Dat is waar duizenden gezinnen met een laag inkomen mee te maken kregen: de Belastingdienst vorderde hun toeslagen ten onrechte met terugwerkende kracht terug, vaak over meerdere jaren, waardoor zij diep in de schulden raakten en eindeloze persoonlijke problemen ontstonden. Soms ging het om kleine fouten: een ontbrekende handtekening of een betaling van 200 euro die ontbrak, werd als fraude beschouwd en leidde ertoe dat de ouders de volledige ontvangen toeslagen over het hele jaar moesten terugbetalen.
In andere gevallen leidden fraudeonderzoeken naar kinderopvangcentra waar achteraf weinig mis bleek ertoe dat alle ouders die toevallig van die centra gebruik maakten, als fraudeurs werden beschouwd. Andere gezinnen werden er door geautomatiseerde ‘risicoselectie’-systemen uitgepikt om vervolgens ten onrechte te worden opgejaagd, gedwongen werden grote bedragen terug te betalen en geen aanvragen meer mochten indienen. Op bezwaren werd systematisch traag of zelfs niet gereageerd. Uit interne documenten blijkt dat de verantwoordelijken wisten dat onschuldige mensen slachtoffer werden, maar dit als bijkomende schade beschouwden.
Institutioneel racisme was een systematisch onderdeel van deze praktijken. De grote meerderheid van de getroffen personen had een migratie-achtergrond. Onderzoeken werden ingesteld op basis van criteria zoals een dubbele nationaliteit of zelfs een buitenlands klinkende achternaam; praktijken die herhaaldelijk zijn veroordeeld door de Autoriteit Persoonsgegevens. In één geval werden alle uitkeringsgerechtigden van Ghanese afkomst systematisch doorgelicht. In e-mailcorrespondentie verwezen ambtenaren naar minderheidsgroepen als ‘zwartjes’. Dit aspect van de affaire blijft schromelijk onderbelicht.
Politieke gevolgen
Na onthullingen in de media over de gevolgen van dit fraudebeleid werd een parlementaire onderzoekscommissie ingesteld. Ze presenteerde haar rapport, getiteld ‘Ongekend onrecht’, in december. Ze concludeerde dat de Belastingdienst ‘de beginselen van de rechtsstaat op grove wijze heeft geschonden’ en dat getroffen ouders ‘jarenlang geen schijn van kans hebben gehad’. Het rapport concludeerde verder dat de verantwoordelijke kabinetsleden allang op de hoogte waren van de problemen; en dat pleidooien van klokkenluiders om ouders snel te helpen met hun steeds groter wordende schuldenproblematiek herhaaldelijk werden genegeerd.
Commissielid en SP-Kamerlid Renske Leijten, die een sleutelrol speelde bij het op de agenda zetten van de affaire, erkende de rol die klassenverschillen speelden bij het gebrek aan aandacht voor de hachelijke situatie waarin deze gezinnen zich bevonden. In een interview met dagblad Trouw legde ze uit dat:
‘Eén van de wrange conclusies is, dat het hier gaat om een groep mensen die buiten het normale blikveld van beleidsmakers, politici en media valt. Het gaat om hardwerkende mensen, maar dan wel degenen met de laagste inkomens. Het is niet de trainer van het hockeyteam van je dochter, maar de schoonmaker van de club. … Het complete gebrek aan rechtsstatelijkheid en rechtsbescherming in deze zaak is schrijnend.’
Na wekenlang beraad over de conclusies van de commissie is het hele kabinet afgetreden. Zij zullen als demissionair kabinet blijven regeren totdat na de verkiezingen van maart een nieuwe regering is gevormd, en de premier zal in de komende verkiezingscampagne het boegbeeld van zijn partij blijven. Eén verantwoordelijk kabinetslid, Eric Wiebes, is per direct afgetreden; Lodewijk Asscher, destijds verantwoordelijk minister en partijleider van de PvdA, heeft zich teruggetrokken.
Het schandaal heeft schokgolven door het Nederlandse politieke landschap doen gaan en een reeks maatregelen in gang gezet om te voorkomen dat zoiets nog eens gebeurt: een hervorming van het stelsel van kinderopvangtoeslagen, een antidiscriminatietraining voor medewerkers van de Belastingdienst, meer transparantie over hoe de overheid tot besluiten komt, en ten minste 30.000 euro schadevergoeding per getroffen gezin. Het debat over verdere maatregelen wordt in het parlement voortgezet.
De sociaal-liberale consensus
Deze affaire is echter slechts een voorbeeld van wat langzamerhand deel is gaan uitmaken van de sociaal-liberale consensus in de Nederlandse politiek: de toegang tot overheidssteun moet zoveel mogelijk worden beperkt, en mensen die wat voor uitkering of toeslag dan ook krijgen zijn niet te vertrouwen. Vorige maand nog werd een vrouw met een uitkering veroordeeld tot het terugbetalen van 7.000 euro omdat haar moeder af en toe boodschappen voor haar deed; de wet liet de rechter geen mogelijkheid om tot een lagere boete te besluiten. In veel gemeenten is het vaste praktijk om huizen te observeren en iemands tandenborstels te tellen om vast te stellen of hij of zij echt alleen woont en recht heeft op de uitkering die hij of zij ontvangt.
De ontdekte uitkeringsfraude in Nederland bedraagt zo’n 120 tot 150 miljoen euro per jaar. De gederfde belastinginkomsten door BTW-fraude worden daarentegen geschat op 4 miljard euro, en de totale geschatte belastingontduiking op ongeveer 22 miljard euro. Hiervan krijgt uitkeringsfraude volstrekt bovenmatig veel aandacht in media en politiek, wat bijdraagt aan onevenredige verontwaardiging bij het publiek: meer dan de helft van de bevolking vindt dat de belangrijkste taak van het ministerie van Sociale Zaken het beteugelen van misbruik van uitkeringen moet zijn. Deze dynamiek maakt dat politici over het hele spectrum de behoefte voelen om hard over te komen: het fraudebeleid rond de kinderopvangtoeslag liep uit de hand onder een sociaaldemocratische minister (Asscher), en een wet uit 2013 die uitkeringsgerechtigden automatisch hoge boetes oplegt voor elke fout die ze maken – ongeacht of er kwade opzet in het spel was – werd indertijd zelfs door GroenLinks gesteund.
Ideologisch gemotiveerde bezuinigingen in de afgelopen twee decennia hebben het idee dat overheidssteun – of het nu gaat om WW of huurtoeslag – een gunst is en niet een recht, verder versterkt. Het discours over mensen die een uitkering ontvangen is doorspekt met noties als ‘iets terug moeten doen voor de samenleving’ en ‘hen stimuleren om te werken’, alsof mensen het leuk vinden om werkloos te zijn. De toegang tot voorzieningen als sociale huisvesting wordt beperkt tot een steeds kleinere groep, om de publieke steun ervoor uit te hollen en toekomstige bezuinigingen gemakkelijker te maken. En mainstream politici versterken graag racistische sentimenten over burgers met een migrantenachtergrond die afhankelijk zijn van of frauderen met uitkeringen en toeslagen.
Dit waren de omstandigheden die het schandaal met de kinderopvangtoeslag mogelijk maakten. Als uitkeringsgerechtigden als profiteurs worden beschouwd, wordt het legitiem om ze allemaal als potentiële fraudeurs te behandelen. Als politici onophoudelijk oproepen tot een hardere aanpak van fraude, worden onschuldige burgers die hun huis kwijtraken als gevolg van een onterecht fraudeonderzoek slechts bijkomende schade. En zolang een regering racisme binnen haar instellingen – waarvan voorbeelden in overvloed zijn – niet als een reëel probleem beschouwt, blijven mensen er ten onrechte op grond van hun achternaam worden uitgepikt.
De verkiezingen van maart
De val van de regering vindt plaats tegen de achtergrond van een pandemie die zijn weerga niet kent en die tot ongekende overheidsinjecties in de economie heeft geleid. Een van de gevolgen van de crisis was dat het aantal mensen dat een vorm van overheidssteun ontvangt sterk toenam: ongeveer 150.000 mensen werden werkloos, en maar liefst een derde van alle werkenden werd indirect gesteund door overheidssubsidies om ontslagen te voorkomen.
Tot dusver lijkt dit echter geen noemenswaardig effect te hebben gehad op de houding ten opzichte van degenen die afhankelijk zijn van overheidssteun. De steun voor linkse versus rechtse partijen is in peilingen stabiel gebleven. In een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt gesuggereerd dat er een langetermijneffect zou kunnen optreden onder jongvolwassenen. Opgroeien in een crisis als de huidige leidt ertoe dat mensen later in hun leven vaker voor herverdeling en overheidsinterventie zijn. Maar het rapport concludeert dat als de pandemie al een effect heeft op de economische solidariteit onder de bevolking als geheel, dit waarschijnlijk tijdelijk zal zijn.
Voorlopig wijzen de opiniepeilingen erop dat de VVD, na de verkiezingen van 17 maart de grootste zal blijven. De VVD zit nu al tien jaar in de regering – de ene keer regerend met de PvdA, de andere keer met gedoogsteun van de PVV – maar alle schandalen waarmee de regeringen-Rutte te maken hebben gehad, zijn nooit aan deze partij, of haar leider blijven plakken. Sterker nog, slechts zes procent van de VVD-kiezers vindt dat Rutte zich moet terugtrekken als politiek leider van de partij vanwege de toeslagenaffaire. De algemene steun voor hem is sinds het begin van de pandemie alleen maar toegenomen.
Zowel onder centrum-linkse als centrum-rechtse kiezers heerst woede en onvrede over het schandaal. Maar de linkse partijen verkeren wellicht in een te zwakke positie om de kwestie in de aanloop naar de verkiezingen op de agenda te houden; laat staan dat ze een geloofwaardig, solidair alternatief kunnen bieden voor de doctrine die leidde tot het bijna-faillissement van minstens 26.000 gezinnen. De PvdA beweegt eeuwig heen en weer tussen het maken van neoliberaal beleid als ze in de regering zit en het herontdekken van hun idealen als ze in de oppositie zit, en de partij draagt een groot deel van de verantwoordelijkheid voor deze affaire. De SP volhardt in een koers van cultureel conservatisme die zowel activisten als potentiële kiezers van zich vervreemdt.
Als de verkiezingen niet worden uitgesteld vanwege de pandemie, zal het debat over veel onderwerpen waarschijnlijk worden overstemd door de discussie over het coronabeleid. Al dan niet strategisch: dat de regering enkele dagen voordat zij aftrad een publiek debat aanzwengelde over de noodzaak van een avondklok, zou wel eens een zet kunnen zijn geweest om de aandacht af te leiden van het schandaal rond de kinderopvangtoeslag. Het valt dus nog te bezien of de affaire een belangrijke rol zal spelen in de verkiezingscampagne. En welke regering er na de verkiezingen ook wordt gevormd, wantrouwen jegens uitkeringsgerechtigden en institutioneel racisme zullen waarschijnlijk nog enige tijd diep verankerd blijven in de regering en in de Nederlandse politieke cultuur.