De afgelopen week was een rare. Zo stonden mijn gabber en ik ineens te juichen voor Feyenoord. Niet omdat we nou ineens voor Feyenoord zijn, maar we zijn gewoon voor iedere club die tegen PSV speelt, dus dat verklaart ons wat vreemde juichende gedrag tijdens PSV-Feyenoord afgelopen weekend.
Nog gekker was het dat ik, buiten het feit dat we allebei Indo-bloed hebben, toch nog een andere overeenkomst met Thierry Baudet bleek te hebben: als ik het ergens niet naar m’n zin heb loop ik ook gewoon weg. Of het nou om werk of om een stom feestje gaat: als ik het ergens niet leuk of gezellig vind neem ik de pleiterik. Het leven is te kort om je op plekken te begeven waar het niet leuk is, toch? Maar ik zal nooit weglopen voor kritieken of directe aanvallen op mijn persoon.
Of ik begreep dat de grote boreale leider wegliep bij de roast van Martijn Konings zoals hij dat eerder ook bij onder andere Emma Wortelboer en Simone Weimans deed? Nee dus. De roast van Konings was verre van humoristisch. Het was een aanval met twee gestrekte benen. Niet eens bedoeld om grappig te zijn maar om een racist te fileren. Met feiten. Dan kun je weglopen of je kunt een vent zijn en blijven zitten en de aanval pareren. Baudet koos voor het eerste. Dat zou ik dan weer niet doen. Hij wist natuurlijk op welke punten hij zou worden gepakt, dus dan moet je ook zo stoer zijn om die gozer terug te pakken. Maar Baudet deed wat ie altijd doet zodra het leven moeilijk wordt: weglopen omdat hij er in de voorgehouden spiegel nou eenmaal niet zo mooi uitziet als hij denkt.
Maar onze Thierry liep weg als een bange Tante Poes. Als ik heel complottheorie-achtig zou denken zou ik bijna aan een één-tweetje tussen Thierry en Martijn denken. ‘’Hey thanks man, hier heb je duizend euro, dit TV-moment levert me heel veel stemmen op!’’
Maar nee, ik ben totaal niet complotterig aangelegd en ik ben ook niet zo’n hele snelle wegloper. Sterker nog: ik ben een wandelende comfortzone. Als ik het ergens naar m’n zin heb dan ben ik bijna niet van mijn plek te slaan. Ik heb bijna 20 jaar in mijn huis in Amsterdam-West gewoond, bijna 20 jaar in de Melkweg gewerkt en ook op andere plekken lang gewerkt. Ik werk vrijwel nergens voor een maandje ofzo. Maar soms is het gewoon tijd om eens verder te kijken en dan ga ik.
Niet dat ik het achter de bar in Café de Toog niet naar mijn zin heb, want anders was ik allang weggeweest: nee, het is gewoon tijd voor wat anders. En dat anders houdt dus in dat ik de zorg in ga! Sinds de tweede lockdown ben ik werkzaam in een verpleeghuis. Had je me dit een jaar geleden verteld dan had ik je zelf in een tehuis laten opsluiten. Maar de zorgsector heeft me gegrepen en ik ga nu een opleiding tot verpleegkundige volgen. Een leer/werktraject waarin ik binnen twee jaar tot gediplomeerd verpleegkundige word omgeschoold. Een prachtige nieuwe uitdaging. En omdat ik als zelfbenoemde Mr. Comfortzone ook weer niet helemaal gelijk uit mijn bubbel wil stappen blijf ik tot wanneer mogelijk nog minimaal een dag in de week achter mijn vertrouwde barretje staan. Omdat ik het werken in de horeca simpelweg te leuk vind. Ik kan niet wachten tot de terrassen weer open mogen, ik weer bier mag tappen en met mijn dienblad over het terras mag paraderen.
Of het werk in de zorg me gaat bevallen? Geen idee. Of ik het kan? Geen idee: maar ik ga altijd graag voor het adagium van Pippi Langkous: ‘’Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan!’’ Ik loop er in elk geval niet voor weg.