De zoektocht naar een minister-president voor het kabinet Wilders I begint inmiddels net zo’n shitshow te worden als het gehele formatieproces. Wilders had, zo lijkt het, één ijzer in het vuur voor de belangrijkste positie van de coalitie, maar nadat het NRC allerlei artikelen publiceerde waaruit bleek dat Ronald Plasterk misschien niet helemaal zuiver handelde toen hij 32 miljoen euro verdiende aan een kankerpatent, heeft Wilders’ eerste optie maandag laten weten niet langer beschikbaar te zijn. Oeps! En Plasterk had twee dagen eerder nog wel een gênant excuusbriefje aan Omtzigt laten plaatsen in De Telegraaf!
Je begint je bijna af te vragen hoe dit soort mensen in staat moeten zijn om een land te besturen. Maanden geleden, tijdens de verkiezingen, ging het in bijna elk tv-programma over wie premier zou kunnen worden als een bepaalde partij de grootste zou worden. Het land was te klein toen Omtzigt in het midden hield of hij eventueel beschikbaar was als premier mocht NSC de grootste partij worden. Nu zijn wij bijna drie lichtjaren verder, er is een onderhandelaarsakkoord gepresenteerd, maar oeps, de vier partijen hebben nog altijd niemand om de boel te leiden!
Na het afzeggen van Plasterk moet er zo snel mogelijk, in allerijl, en eigenlijk voor woensdag, wanneer het debat over het onderhandelaarsakkoord is, een alternatief worden gevonden. Dikke kans dus dat Geert as we speak druk aan het rond appen is. ‘Kim Putters! Topper! Heb jij tijd de komende jaren?’ ‘Sybrand, hoe gaat-ie in Leeuwarden? Wat denk jij ervan?’
En dan hebben we natuurlijk nog Mona Keijzer die, zo glad als een paling, haar carrière en aandacht voor Mona Keijzer het belangrijkste van alles vindt en daarom nu al op d’r Volendamse stoel zit te soppen bij de gedachte dat zij straks premier is.
Wie echter heeft gezien hoe zij bij Jeroen Pauw aan tafel door Arnon Grunberg te kakken werd gezet over al haar domme plannen over verplichte holocaust-les voor asielzoekers, over het verminderen van taakstraffen, over het zwaarder straffen, weet dat zij net wat teveel IQ-punten mist om een land te kunnen leiden. Laten we daar dus alsjeblieft niet aan beginnen.
En dus is het vijf voor twaalf voor Wilders. Gaat het hem lukken iemand te vinden die zo ijdel is dat het hem of haar niet uitmaakt de komende jaren zijn marionet te zijn?
Opinie: Het kabinet-Wilders komt eraan! (Maar de teleurstellingen zijn nu al ingebakken)
Van ‘vereende krachten’ is tijdens de formatiebesprekingen geen sprake. VVD en NSC vertrouwen elkaar evenmin als zij beiden Wilders vertrouwen. Toch moet komende week duidelijk worden of de rechtste partijen een nieuwe regering gaan vormen. In ieder geval tekenen NSC en VVD door regeringsdeelname hun politieke doodvonnis, stelt Frans Leijnse
Over het abnormale karakter van de lopende formatie is al veel geschreven. Zelden in onze parlementaire geschiedenis heeft de kabinetsvorming zo ver afgestaan van de realiteit. Het hele proces is van begin af aan beheerst door de mythe dat de PVV als enige ‘de verkiezingen gewonnen’ zou hebben en de kiezer ‘dus wil dat Wilders gaat regeren’.
Nederland kent God zij dank geen tweepartijenstelsel en dus wint nooit één partij dé verkiezingen. Ook deze keer zijn er grote winnaars, de PVV (50 procent winst), NSC (100 procent) en PvdA/GL (50 procent) en grote verliezers, de VVD (-30 procent), BBB (-65 procent ten opzichte van de Statenverkiezingen) en D66 (-65 procent).
De claim op regeermacht is dus niet eenduidig af te leiden uit de verkiezingsuitslag, ook deze keer niet. Wel kun je vaststellen dat het gemiddelde van de uitgebrachte stemmen wat verder naar rechts ligt dan de vorige keer, maar dat is iets anders dan te suggereren dat de kiezer in meerderheid een rechts kabinet of zelfs een kabinet-Wilders wil. Wat voor kabinet er komt is in ons systeem aan de Kamer te bepalen, niet aan de kiezer.
In het verleden waren er drie factoren die een formatie bepaalden: respect voor de feiten, de wederzijdse tolerantie voor uiteenlopende opvattingen, en de morele betrouwbaarheid. Coalitieonderhandelingen werden gevoerd op basis van erkende feiten, bijvoorbeeld over de toestand van de Rijksfinanciën.
Deelnemende partijen erkenden elkaars standpunten als redelijk, ook al werden ze niet gedeeld. En tenslotte vertrouwde men elkaar niet alleen wat betreft het nakomen van gemaakte afspraken, maar meer nog in moreel opzicht: dat er eerlijk en betrouwbaar zal worden samengewerkt. Anders gezegd: aan de basis van iedere coalitie lag een ‘democratisch ethos’ (Hirsch-Ballin), een mentale instelling die verder gaat dan het naleven van regels of papieren afspraken.
Migratie
Het meest verbijsterende in deze formatie is dat ze zich onder leiding van Wilders steeds verder van dit democratisch ethos verwijdert. De (centrale) discussie over migratie staat volledig los van het inmiddels wijd en zijd bekende feit dat de asielmigratie slechts zeer beperkt bijdraagt aan de maatschappelijke problemen. En dat het veeleer de overvloedige arbeidsmigratie is die problemen als woningnood, dakloosheid en armoede verergert (en dat deze arbeidsmigratie vooral laagwaardige op uitbuiting gebaseerde bedrijvigheid in stand houdt, die we liever kwijt dan rijk zijn).
Even losjes wordt er omgesprongen met de feiten over de lastenverdeling (lastenverlichting vooral nodig voor middengroepen?), de stikstofproblematiek (overbodige snippertjes natuur beschermen?), het belang van de landbouwsector (onze boeren produceren ons voedsel?), of ons existentiële belang bij een Oekraïense overwinning (terwijl wij tekorten hebben vliegt er zomaar een miljard naar het buitenland?) enz. enz. Nooit is er in de formatie zo systematisch een loopje genomen met de bekende feiten.
Deze losse omgang met wat rationeel en redelijk is geldt ook voor de andere genoemde factoren. Tussen de onderhandelende partijen is het respect en de tolerantie voor elkaars vaak tegengestelde opvattingen minimaal. Dat kan ook moeilijk als de belangrijkste partij het tot zijn handelsmerk heeft gemaakt andere opvattingen verdacht en belachelijk te maken (wat in Den Haag ‘polariseren’ wordt genoemd), en ook geen aanstalten maakt daarmee op te houden.
Polariseren
Het gebrek aan respect en tolerantie in deze ploeg wordt versterkt doordat ook de VVD onder Yesilgöz ervoor heeft gekozen niet langer een redelijke middenpartij te zijn, maar vanuit een extreemrechtse positie te polariseren met links. De idiote hetze tegen Frans Timmermans is daar het duidelijkste voorbeeld van en je vraagt je af hoe serieus de democratische gezindheid van de VVD nog te nemen is als men zich van dit soort demoniseringspraktijken bedient.
En wat het onderlinge vertrouwen betreft kunnen we rustig van een historisch dieptepunt bespreken. We hebben in het verleden vaak genoeg gezien dat leidende politici elkaar niet ‘als vrienden’ vertrouwden, kijk naar Balkenende en Bos, of Rutte en Kaag. Maar dat stond een redelijke waardering en respect niet in de weg. Samenwerken kon men toch wel.
Maar wat nu tussen met name Wilders en Omtzigt wordt getoond is een ruime slag verder: deze mannen vertrouwen elkaar in geen enkel opzicht. De een vindt de ander een ‘katholieke gluiperd’ en omgekeerd is er alle reden voor die ander om de eerste een ernstig gevaar voor de rechtsstaat te vinden. Dat wil zeggen dat men elkaars morele standaarden verwerpt en dan is er geen minimale basis voor samenwerking, ook al schrijf je een regeerakkoord van 200 pagina’s.
Het vreemde is dat dit allemaal al lang en breed bekend is. De oorzaak is immers het consequente polariseren en demoniseren van Wilders ten opzichte van iedereen die niet bij hem in de pas loopt. Na de verkiezingsuitslag konden VVD en NSC nog denken dat Wilders in een andere en machtiger positie misschien bij zou draaien en dat zij hem met vereende krachten tot een gematigd-rechtse ‘premier voor alle Nederlanders’ zouden kunnen maken.
Nu, zes maanden verder(!), is daarvan niets terechtgekomen. Van ‘vereende krachten’ is geen sprake want VVD en NSC vertrouwen elkaar evenmin als zij beiden Wilders vertrouwen. En de laatste heeft overvloedig laten blijken dat hij zich uitsluitend op papier wil matigen als dat (even) nodig is om een stap dichter bij de macht te komen, maar dat hij politiek in geen enkel opzicht water bij de wijn zal doen.
Gedoogrol
Dat laatste wordt hem bovendien een stuk makkelijker gemaakt doordat hij heeft afgezien van het premierschap. Deze ‘enorme concessie’ aan Omtzigt is op de lange termijn uitsluitend in het voordeel van Wilders. Om dit te begrijpen moeten we even teruggaan naar de gedoogrol van Wilders tijdens het CDA-VVD-kabinet Rutte I (2010-2012). Wilders nam toen ook niet deel aan het kabinet en vaardigde ook geen partijgenoten af, hij bleef in de Kamer om daar het kabinet te gedogen.
Die positie gaf hem gelegenheid om niet alleen zijn eigen standpunten onversneden uit te blijven dragen, maar ook om ieder kabinetsvoorstel dat hem niet aanstond op voorhand te blokkeren of bij te buigen. Menig minister moest in die tijd in opdracht van de premier ‘eerst met Geert’ gaan praten alvorens zijn ei in de Ministerraad te leggen. Sterker nog: menig minister werd regelmatig door Geert ontboden voor een terechtwijzing.
Nu kun je van Geert Wilders veel zeggen, maar niet dat hij erg veranderd is. Consistenter politicus hebben we in Nederland nog maar zelden gehad. En dus zal het er in het komende kabinet net zo aan toegaan als onder Rutte-I. Wilders zal vanuit de Kamer de dienst uitmaken en wanneer het hem behaagt de ministers degraderen tot marionetten. En wie gelooft dat het koppel Omtzigt-Yezilgöz politiek sterk genoeg is om hieraan weerstand te bieden?
Te meer niet omdat NSC en VVD in de afgelopen maanden systematisch de mogelijkheden om in de Kamer andere meerderheden te maken hebben kapotgemaakt, zodat de oppositie nu volledig vereend is. Je kunt wel mooi theoretiseren over ‘extraparlementaire kabinetten’ en ‘meer invloed voor de Kamer en minder fractiediscipline’, maar als je niet in staat en bereid bent het democratisch spel van flexibele meerderheidsvorming om tot beleid te komen te spelen, val je vanzelf in de armen van degene die aan geen enkel spel meedoet behalve zijn eigen spel.
Zelfdestructie
En dat is misschien wel het meest opmerkelijke van deze formatie: de onbegrijpelijke zelfdestructie van VVD en NSC. Die begon natuurlijk met Yezilgöz’ uitspraak voor de verkiezingen dat zij de mogelijkheid van regeren met de PVV niet langer uitsloot. Je kon nog denken: ze bedoelt ‘als wij de grootste blijven en ik word premier, dan wil ik Geert Wilders wel als bijwagen meenemen, als het nodig is, en dan houd ik hem wel in de hand’.
Maar zeg dàt dan en maak niet de beginnersfout van een veel te algemene formulering. En maak dan als de verkiezingsuitslag laat zien dat je veronderstellingen niet uitkomen een wegdraaiende beweging: ‘zo heb ik het niet bedoeld, de VVD als bijwagen was niet wat ik wil’. Maar nee, afgezien van een zwakke poging om in een ‘gedoogrol’ te schuilen, die tamelijk snel weer ingetrokken werd, zwom de VVD-leider steeds verder een fuik in waar ze niet anders dan met de grootste schade uit kan komen. Want wat heeft de VVD te presteren in een kabinet dat vanuit de Kamer door Wilders wordt geleid?
Geen VVD-er van enig inhoudelijk gewicht zal zich lenen voor een marionettenrol en wat er wel komt zal niet veel kunnen uitrichten. De aangekondigde prestaties van dit kabinet zullen uitblijven (zoals op asielmigratie en bestuurlijke vernieuwing) of op het conto van Wilders komen. Of de volgende verkiezingen nu over anderhalf of over vier jaar pas plaatsvinden: vrijwel zeker is dat de VVD dan door de kiezers dezelfde hoek zal worden gewezen als eerder CDA en PvdA: een partij die voor het landsbestuur niet meer nodig is.
Voor NSC is het vooruitzicht van een marionettenregering-Wilders zo mogelijk nog vernietigender. Door zijn vasthoudende parlementaire optreden in de Toeslagenaffaire had Pieter Omtzigt het imago opgebouwd van een standvastig conservatief politicus met een groot sociaal gevoel en beschermer van de rechtsstaat.
Bijna een ‘volksheld’ in zijn strijd tegen de bestuurlijke elite. In zijn reactie op de verkiezingsuitslag klonken de mantra’s van ‘verantwoording nemen’, ‘het land moet bestuurd worden’ en ‘niemand uitsluiten’, respectievelijk ‘over de eigen schaduw heen springen’ echter vertrouwd in de oren: hier was het oude CDA van Dries van Agt, zaliger nagedachtenis, weer terug. En wat daarna volgde aan gedraai en gedoe, aan wijken voor de intimidaties van Wilders en aan politiek amateurisme was voor veel kiezers een ontnuchtering.
In plaats van zijn onmisbare centrumpositie maximaal uit te buiten, door af en toe in de Kamer te laten zien dat juist NSC ook een andere coalitie mogelijk zou kunnen maken, koos Omtzigt ervoor om zich door het formatie-overleg te laten binden (wat nu precies is wat Wilders niet doet). Resultaat is een beeld van zwakte en gebrek aan ruggengraat tegenover de power play van Wilders. Niet verwonderlijk dat de peilingen laten zien dat NSC inmiddels de helft van zijn kiezers alweer kwijt is: slappe knieën worden in de politiek nooit beloond.
Bewindslieden
In de komende regering-Wilders zal dit voor Omtzigt beslist niet beter worden. Het is zeer de vraag of hij voldoende sterke bewindslieden weet te vinden die Wilders’ permanente druk kunnen weerstaan: meer dan CDA’ers van het tweede en derde garnituur lijkt er niet in te zitten. En dan nog: door de gekozen constructie met alle partijleiders in de Kamer zal Omtzigt dààr het gevecht met Wilders moeten aangaan om het beleid binnen rechtstatelijke grenzen te houden. Daarvoor is samenwerking met andere fracties nodig en een bereidheid hun ook wat te gunnen.
Omtzigt heeft in de informatiefase-Putters de kans gehad om alsnog een perspectief te openen op andere meerderheden in de Kamer. Dat heeft hij dat heeft nagelaten duidt eerder op een fundamenteel onvermogen dan op een bewuste keuze. Pieter Omtzigt is parlementair altijd een uitgesproken lone wolf geweest, iemand die geen samenwerking zoekt en coalities smeedt rond zijn standpunten. Die houding heeft ertoe geleid dat hij in de formatiegesprekken steeds meer als eenzame strijder tegenover Wilders is komen te staan.
In de komende kabinetsperiode zal Omtzigt het parlementaire weerwerk aan de door Wilders gestuurde regering ook vrijwel alleen moeten doen: hij heeft binnen de coalitie geen solide medestanders, en hij heeft de oppositie volledig van zich vervreemd door zijn rol als middenpartij te verloochenen. Het ligt voor de hand dat Omtzigt deze eenzame strijd zal verliezen en geleidelijk een bijwagen van extreemrechts wordt. Dat maakt dat NSC de meeste gerede kandidaat is om na FvD en BBB als overgehypte ‘eendagsvlinder’ de parlementaire geschiedenis in te gaan. Een snelle kabinetscrisis, noch een vierjarig geduldig uitzitten zullen hier veel aan kunnen veranderen.
Schijnvertoning
Het kabinet-Wilders komt eraan! Het zal niet zo heten, maar dat is schijn: Wilders trekt aan alle touwtjes en hij weet heel goed hoe hij dat moet doen om er zelf het beste uit te komen. Wie zich zal lenen om aan deze schijnvertoning mee te doen als minister-president of minister is nog onbekend, maar veel bijzonders kan het niet wezen.
Dat uit deze op voorhand onsamenhangende ploeg een werkelijk ingrijpende vernieuwing van het migratiebeleid zal komen, of van het klimaatbeleid, het landbouwbeleid, het onderwijsbeleid of de verhouding overheid-burger, is uitermate onwaarschijnlijk. De teleurstelling is al ingebakken en zal kiezers verder naar de extremen drijven. Voor centrum-links van D66 tot SP is dat een gouden kans: iets meer radicaliteit in de inhoudelijke standpunten en de keuze van personen, iets meer ‘links populisme’ en je kunt een serieus electoraal alternatief worden voor de extreemrechtse trend die nu aan de gang is.
Er is veel geschreven over het onvermogen van de middenpartijen om de radicalisering op rechts te stuiten. Grote volkspartijen als CDA en PvdA zijn voor dit onvermogen door de kiezer meedogenloos afgestraft, waardoor het midden in de Nederlandse politiek is geslonken tot het drieluik D66-NSC-VVD. Deze drie partijen zouden, willen we onze meerpartijendemocratie behouden, de verantwoordelijkheid moeten nemen om het midden opnieuw op te bouwen.
Die verantwoordelijkheid ontlopen VVD en NSC door zich met extreemrechts te verbinden. Daarmee tekenen zij niet alleen hun eigen politieke doodvonnis, zij brengen het parlementaire systeem zoals we dat decennia gekend hebben aan het wankelen. Extreemrechts kan immers niet wachten om dit ‘nepparlement’ naar huis te sturen en het land naar eigen inzicht in te richten.