Nepnieuws bestrijden met feitencontrole (‘factchecking’) zet weinig zoden aan de dijk, en Nu.nl stopt ermee. Technici menen het probleem te zullen oplossen. Bart Jacobs presenteert een ‘ambitieus en groots plan’ om desinformatie te bestrijden: door de herkomst te borgen met een digitale handtekening. Gaat dat helpen?
Bart Jacobs schrijft eerst: ‘Een voor de hand liggende reactie op desinformatie is: we moeten de onjuistheid ervan aantonen en beter vertellen wat wel waar is. Dit is een strategie die niet blijkt te werken, vooral omdat vaak verschillende interpretaties mogelijk zijn, zeker vanuit politiek perspectief.’
Dat is een juiste vaststelling. Zo liep de samenwerking tussen Nu.nl en Facebook recent op de klippen. Een van de redenen is dat een meningsverschil over vrijheid van meningsuiting. Facebook wil politieke uitingen niet beknotten, staat in het factcheckbeleid. Politici hebben, meent Facebook recht op verdraaiing van de werkelijkheid, want ‘politiek taalgebruik is het meest kritisch bekeken taalgebruik ter wereld. Door politiek taalgebruik te beperken, zouden mensen minder geïnformeerd zijn over wat hun gekozen functionarissen te zeggen hebben en zouden politici minder verantwoordelijk zijn voor hun uitingen.’
Daar is wat voor te zeggen, het is wellicht zelfs de reden van bestaan voor politici. Net zoiets als reclame. Moet je daarvan de juistheid gaan aantonen? Ehhhh, jawel, Nederland kent een Reclame Code Commissie die misleiding veroordeelt. En, zo zegt Nu.nl over het verbod van Facebook op beoordeling van politieke boodschappen: ‘Nu.nl heeft daar principiële bezwaren tegen, omdat wij vinden dat vrijheid van meningsuiting niet betekent dat je de vrijheid hebt om aantoonbare onwaarheden te verspreiden.’
Wat maakt het uit?
Facebookers konden berichten tippen bij Nu.nl die dan aan het werk toog met het verifiëren, waarvoor Facebook de rekening betaalde. Zo werken 55 partijen mondiaal voor Facebook, nadat ze zijn gecertificeerd met de voorwaarden van Poynter. Meer partijen haken af. Zo maakte de Amerikaanse factchecksite Snopes begin februari 2019 al bekend te stoppen met het programma.
Full Fact, een non-profit feitencontroleur voor Facebook, publiceerde een uitgebreid rapport met een aantal kritiekpunten. Full Fact vindt de terminologie en categorieën die het bij de beoordeling kan toepassen, niet fijn genoeg, en de publicatie van beoordelingen te traag gezien de snelheid van verspreiding van nepnieuws.
Fundamenteler is de kritiek dat Facebook geen transparantie biedt over de invloed van de feitencontrole. Hoeveel gebruikers hebben de feitencontroles bereikt? Hoeveel mensen hebben op de links uit een vals verhaal geklikt? Heeft het project de verspreiding van die verkeerde informatie vertraagd of zelfs gestopt? Er kwam een typische Facebook-jargon reactie, dat het ‘bemoedigend is dat veel van de aanbevelingen in het rapport actief worden opgevolgd door onze teams als onderdeel van de voortdurende dialoog met onze partners, en we weten dat er altijd ruimte is voor verbetering.’
Voor Facebook lijkt schone schijn het belangrijkst in de strijd tegen nepnieuws, die steeds aan flinke kritiek onderhevig was. Het effect ervan is niet duidelijk. De nieuwscheckers moesten ook tekenen voor geheimhouding en dat is op zich al discutabel. Het zou goed zijn als Nu.nl openheid van zaken gaf over haar werk voor Facebook.
Heeft het zin?
Journalisten, wetenschappers en politici kijken al snel naar de aanbodzijde van de nieuwsmarkt. Ze menen dat wat ze maken het belangrijkste is, niet of en hoe dat hun publiek bereikt. Vooral journalisten zijn egocentrisch. De eerste vraag moet luiden: waarom nuttigen mensen (graag) nepnieuws en hoe komt de mallemolen tot stand? Peter Burger van de Universiteit Leiden is al dertig jaar expert op dit terrein en vertelt er in een podcast afgezaagd en doorgezaagd aanstekelijk over. Zoals over de herkomst van ‘broodje aap’ verhalen, ook letterlijk: dat apen op grote schaal in hamburgers eindigden.
In 1989 was ik verslaggever van de Roemeense opstand tegen Ceaucescu en had de grootste moeite om het thuisfront te overtuigen dat verhalen over vele duizenden doden die via andere kanalen in Hilversum terechtkwamen, onjuist waren. Dat werd pas maanden later officieel bevestigd.
Zeker gedurende opwinding neemt het vermogen van mensen om rationeel en objectief te oordelen af. Dar blijft het niet bij: de behoefte aan informatie die voordelen bevestigt neemt ook toe, vooral als die zo plausibel lijkt. Zo was in Roemenië Ceaucescu’s veiligheidsdienst Securitate zeer gevreesd en dus moest een gewapende strijd wel gepaard gaan met vele duizenden doden.
Politici als Trump, Johnson en Baudet begrijpen beter dan wie ook hoe het manipuleren werkt. De behoefte aan verlossing is groot bij mensen die hun eigen ellende groot achten en anderen daar de schuld van willen geven. Of verlossing zoeken bij een hogere macht, zo weten Amerikaanse populaire predikanten maar al te goed. Vandaar volgde halverwege 2016 de column ‘Factchecken redt de democratie niet’. Het Brexit-referendum was net achter de rug, maar Donald Trump was nog geen president. Een maand later uitte de chef van factchecker Snopes zich gelijkluidend in The Guardian. Later is dat meer uitgewerkt, met onderzoek van de Universiteit Leiden naar pulpnieuws.
Ollongren keert
Na haar eerdere uitglijders over nepnieuws heeft minister Ollongren haar ambtenaren uitgebreid veldonderzoek laten doen in gesprekken met mensen die wat te zeggen hadden over nepnieuws. Dat klinkt door de in de drie actielijnen: publiek beter informeren, om te beginnen kinderen met onderwijs; politieke ambtsdrager trainen en tenslotte ‘transparantie vergroten’. Dat laatste kan alsnog in wetgeving resulteren, maar Ollongren is voorzichtig.
Ze noemt het voornemen van Google, Twitter, Facebook, Mozilla en Microsoft om tot een Europese gedragscode tegen desinformatie te komen. Maar dat is niet genoeg. Onderzoek van het Ivir van de Universiteit van Amsterdam concludeert dat onderzoekers en waakhonden toegang moeten krijgen tot sociale mediadata en onderzoeksarchieven voor content moeten opbouwen, inclusief verwijderde materialen.
Gartner: blockchain redt
De olifant in de kamer (niet roze trouwens) vormen de door de heer Vladimir Poetin geïnspireerde politici die weten dat onjuistheden scoren, zoals de klinkende verkiezingsoverwinning van afgelopen week aantoonde (bekijk Boris in Brussel). Feitencontrole, bijvoorbeeld van Washington Post over Trump, deert hun politiek van framing nauwelijks.
Zet tegenover deze realiteit het verouderde politieke denken over pluriformiteit (=aanbodzijde) waar Ollongren nog van rept en de verwijzing naar een Europees Democratie Actieplan van Commissievoorzitter Von der Leyen; plus het Europese Actieplan tegen desinformatie; StratCom Task Force Oost (tegen de Russen) en West (Balkan) en Zuid (Arabieren). En dan nog het Rapid Alert Systeem (RAS) dat de Europese verkiezingen gaat redden
Ollongren wil in elk geval transparantie over afzenders van politieke boodschappen creëren. Daar hebben technici een mening over. Zo kwam er een initiatief dat nepnieuws tot een einde ging brengen met blockchain en zich nestelde in een rij goedbedoelde journalistieke initiatieven die subsidie kregen.
Zo moet een ‘shared single version of truth’ onstaan. New York Times begon ook met blockchain een verificatieproject voor zekerstelling van de afzender van nieuwsfoto’s en videocontent, samen met IBM in het News Provenance Project. In een blockchain wordt de herkomst vastgelegd.
Mede om die reden duikt in voorspellingen voor 2020 van Gartner blockchain ook op als reddende engel tegen nepnieuws. Ook hier is de aanbodzijde dominant: de beoogde systemen gaan de herkomst van video’s, foto’s en artikelen borgen: consumenten kunnen zich er altijd van vergewissen of de bron deugt.
Aan de andere kant blijven er nieuwe initiatieven komen voor de detectie van desinformatie en publicatie van dit bedrog. In augustus is de Amerikaanse Defensie-onderzoeker Darpa begonnen met project MediFor voor het ontwikkelen van forensische software om nepbeelden te ontdekken. Facebook begon een Deepfake Detection Challenge, samen met het Partnership on AI, Microsoft, Amazon, geholpen door academici van Oxford, MIT, Cornell Tech, UC Berkeley en andere instituten.
Dit detecteren van onjuiste informatie, ook met behulp van kunstmatige intelligentie, zou je kunnen betitelen als ‘blacklisting’: een zwarte lijst van bedrog. Dit is de andere kant van de medaille van het vastleggen van de authentieke bron dat je ‘whitelisting’ kunt noemen, het boekstaven van betrouwbare uitingen. Je kunt alles vastleggen in een blockchain.
De handtekening
Hier komt Bart Jacobs erin met wat hij een ‘groots plan’ noemt, op grond van zijn eigen systeem voor authenticatie Irma: ‘Het is digitaal wél goed mogelijk om de authenticiteit van berichten vast te stellen. Dat kan door die berichten te voorzien van een digitale handtekening…Een positieve uitkomst geeft zekerheid over de bron en de inhoud: het garandeert dat het bericht daadwerkelijk van de ondertekenaar afkomstig is en na ondertekening niet gemanipuleerd is…
…Wanneer een significant deel van de berichtgeving – door allerlei overheidspartijen, door nieuwsorganisaties, bedrijven, online platforms, door publicisten, et cetera – digitaal ondertekend wordt, geeft dit zekerheid over herkomst en inhoud. Belangrijk is dat niet-getekende berichten terzijde geschoven kunnen worden.’
Kan dit gaan werken? We vroegen het een aantal experts van Netkwesties die zich met inhoud op internet bezighouden en ook technologie snappen. Ten eerste ’s lands belangrijkste expert in desinformatie, Peter Burger, die met een ijverige club Nieuwscheckers aan de lopende band bedrog en onzin detecteert, vaak in reguliere media, dus van zogenaamd betrouwbare afzenders. Hij stelt:
‘Dat waarmerk dat Jacobs bepleit, lijkt mij hoogstens een oplossing voor een deel van het probleem, en niet het meest urgente. Ja, je zou ermee voorkomen dat journalisten en anderen die hun werk goed doen een deepfake video van een politicus accepteren als een officiële (campagne)uiting van die politicus. Of als een echt fragment uit een tv-programma. Maar dat:
a. voorkomt niet dat kwaadwillenden nog steeds volop desinformatie kunnen produceren (zoals uit de context gerukte foto’s en video’s op sociale media) en
b. voorkomt niet dat zowel gewone socialemediagebruikers als politici en andere influencers dat hele waarmerk negeren als ze onbetrouwbare of vervalste berichten doorgeven.
De beperking van Jacobs’ voorstel zit hem naar mijn mening er vooral in dat hij ervan uit lijkt te gaan dat authenticiteit het belangrijkste criterium is om een belangrijk ogend bericht te verspreiden. Helaas blijkt uit de praktijk en ook uit onderzoek dat overwegingen als ‘klopt dit wel?’ en ‘is dit echt afkomstig van degene wiens naam erbij staat?’ worden overruled door de behoefte om boodschappen te delen waarmee mensen zich identificeren.
Waar ik meer in zie, is in voorstellen om mensen te ‘nudgen’, ze even eraan te herinneren dat ze de waarheid eigenlijk best belangrijk vinden. Dat blijkt in experimenten het delen van onbetrouwbare berichten wat af te remmen, maar een wondermiddel is ook dat niet.’
Over dat ‘duwtje’ in de goede richting is aardig onderzoek gepubliceerd, aan de hand van gedragsexperimenten van Acquisti en anderen. Je blijft, vrees ik, met het probleem zitten, van mensen – zogenaamd ongehoord of niet – die menen dat de feiten hun gevoel verkeerd weergeven
Een bekende columniste vindt de vraag naar Jacobs’zo boeiend dat ze er komende week in een krant een hele column aan zal wijden. Dit artikel dient dan ook als inspiratie. Wel zag Jeroen Verkroost kan om te reageren. Zijn reactie is apart genoteerd.