Nooit sinds het begin van de industrialisatie zijn de staatsschulden van de geïndustrialiseerde landen zo hoog geweest als nu. Er zijn geen ideeën over hoe deze schuldenlast weer duurzaam zou kunnen worden gemaakt zonder massale financiële repressie.
Nu, midden in de ergste crisis in vele decennia, is dit misschien niet het juiste moment om over buitensporige staatsschulden te praten: zonder de ongekende stroom van miljarden die de regeringen van de geïndustrialiseerde landen in hun economieën hebben gepompt, die grotendeels gesloten zijn. als gevolg van de pandemie, en zijn nog steeds aan het pompen. we zouden allang een depressie hebben gehad in de stijl van de jaren dertig. En zonder sterke aanloopsteun uit overheidsgeld zal de post-Covid-economie niet erg dynamisch van start gaan.
Desalniettemin moet men zich wat meer concentreren op een feit dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) relatief discreet heeft opgemerkt in zijn laatste ‘Fiscale Monitor’ die een week geleden werd gepubliceerd: de geïndustrialiseerde landen zijn nog nooit zo geweest in verhouding tot het bruto binnenlands product sinds het begin van de industrialisatie met een zware schuldenlast zoals nu. De vorige schuldenpiek onmiddellijk na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd rond de jaarwisseling overschreden – en we hebben het einde van de vlaggenmast nog niet bereikt. “Qua financieel beleid leven we als oorlogsinvaliden”, zoals de NZZ laconiek opmerkte.
Nogmaals, heel langzaam: de bloedigste en duurste oorlog aller tijden tot nu toe heeft de ontwikkelde landen minder diep in het schuldendilemma geduwd dan de huidige pandemie. Hoewel je het excuus ‘Covid’ maar in zeer beperkte mate kunt accepteren: het probleem is niet dat je de economie een paar jaar in noodsituaties op krediet moet laten draaien, maar dat veel geïndustrialiseerde landen al financieel onder water stonden tot aan de bovenrand van de onderlip.
Hoe diep we al in een puinhoop zitten, wordt het best geïllustreerd door het problematische Europese geval van Griekenland: negen jaar geleden gleed het land af in een staatsschuldencrisis die de euro bijna uit elkaar scheurde. En dat alleen halverwege kon worden beheerd met drastische maatregelen, zoals een verlaging van de overheidsschuld. De veel te hoge staatsschuld van toen: ruim 160 procent. Dit jaar zal het quotum in Griekenland duidelijk boven de 200 procent uitkomen.
Als 160 procent niet acceptabel was, wat is dan 200 procent? Een vraag waar op dit moment niemand zich zorgen over maakt. Geld kost niets, en de ECB koopt sowieso eindeloos staatsschulden op. Met geld dat ze er speciaal voor moet “creëren”.
Dat is het fascinerende aan de huidige situatie: niemand heeft het meer over hoe de schuldquote op middellange termijn weer kan worden teruggedrongen, bijvoorbeeld door uitgaven te schiften – niet elke staatsbetaling is verstandig en productief. Iedereen koestert de valse hoop dat de rentetarieven voor altijd op nul zullen blijven en dat geld in ieder geval geen rol zal spelen voor de staat. Een hoop die zeer binnenkort door de realiteit zou kunnen worden verbrijzeld. De inflatie bijvoorbeeld, waarvan we momenteel getuige zijn, wordt zachtjes wakker geschud.
Dit is het ultieme horrorscenario: zelfs een gematigde renteverhoging zal niet alleen Griekenland, maar ook grotere economieën zoals Italië en Spanje op de rand van nationaal bankroet brengen.
De vraag hoe de staatsschuld, die alleen grotendeels kan worden beheerd bij afwezigheid van rente, weer in beheersbare dimensies kan worden gebracht, is daarom een zeer essentiële vraag. Een waarop veel regeringen, waaronder de Oostenrijkse, reageerden met een gevaarlijke illusie zonder enige echte verwijzing naar de werkelijkheid: het loutere “uitgroeien”.
Hiervoor zou het procentuele bbp-groei lange tijd ver boven het procentuele toename van de staatsschuld moeten liggen. Als je de huidige groeivooruitzichten, bijvoorbeeld voor de eurozone, vergelijkt met de verwachte begrotingstekorten, zie je al snel dat de wens de vader van de gedachte is.
Maar als je de tekorten snel onder de bloedarme bbp-groei duwt, dan heb je al heel snel een extra rem op de groei geïnstalleerd. Het is nuttig om terug te blikken: hoe heb je de situatie onder controle gekregen na de Tweede Wereldoorlog, toen de schulden nog even hoog waren als nu? Destijds zou ‘uitgroeien’ veel gemakkelijker zijn geweest vanwege de grote behoefte aan wederopbouw en de daarmee gepaard gaande toename van het BBP. Het antwoord: met hyperinflatie, met bezuinigingen op de overheidsschuld, onroerendgoedbelasting en, in sommige gevallen, extreem hoge inkomstenbelastingen.
Een niet onaanzienlijk deel van deze maatregelen staat vandaag weer ter discussie. In de “Fiscal Monitor” beveelt het IMF bijvoorbeeld “tijdelijke Covid-19 herstructureringsbijdragen” aan voor hoge inkomens, activa en bedrijfswinsten. Vooral dat laatste klinkt verbazingwekkend: het herstel van financieel bloedende bedrijven onderdrukken door belastingverhogingen kan ook een zelden domme aanpak blijken te zijn.
In verband met de verwachte inflatie, die er momenteel niet uitziet als “hyper”, maar een tijdje zou kunnen galopperen met aanhoudend lage rentetarieven van een onbekende drie of vier procent, lijkt het op herstructurering door financiële repressie.
Een onderdrukking die de kleintjes grotendeels zullen moeten verdragen. Omdat inflatie de laagbetaalden natuurlijk zwaarder treft. En wie denkt dat staatsobligaties niet tot zijn zaken behoren, moet misschien nadenken over waaruit de beleggingen in hun levensverzekeringen of pensioenregelingen bestaan.
Met het oog op deze aspecten moeten verantwoordelijke regeringen, ondanks de noodzaak van verdere staatssteun, beginnen met het onderzoeken van individuele maatregelen om te bepalen of ze zinvol zijn. In plaats van tegen alle economische redenen te beweren dat geld al is afgeschaft.