Vliegen was toen nog een tamelijk exclusieve aangelegenheid. De heren waren voor de gelegenheid keurig in hun beste pak gestoken. Dames waren er niet bij, want er waren geen ‘topbanen‘ te vergeven. De mannen werden tewerkgesteld aan de lopende band in de Ford-fabriek in Amsterdam, die achttien jaar later de poorten sloot, na in 1968 een piek te hebben bereikt in de productie, en daarna nog slechts assembleerde wat elders werd geproduceerd. Tot het in 1981 niet meer hoefde, en de fabriek definitief dicht ging.
‘Links‘, met de PvdA van Joop den Uyl voorop, was fel tegen de import van ‘goedkope arbeidskrachten‘ die, zo vreesde men, neerwaartse druk zouden zetten op de lonen van de arbeider, wat slechts ten goede zou komen aan het ‘grootkapitaal‘. Ter rechter zijde, en in het ‘Christelijke midden‘, vertegenwoordigd door de VVD, en de Christelijke partijen, later zelf geassembleerd tot ‘CDA‘, koos men de zijde van de werkgevers en de economen. Die waarschuwden voor de risico’s van een ‘overspannen arbeidsmarkt’, waardoor de lonen onverantwoord zouden stijgen, en het werk zou wegvloeien naar andere landen.
Na de golf tijdelijke krachten uit Italië en Griekenland, werden de poorten wijd opengezet voor werkers uit Joegoslavië, Turkije, Marokko en Tunesië. De overheid zette ‘bemiddelingsbureaus‘ op in die landen die fungeerden als ‘koppelbaas‘, en sloot verdragen met de lokale overheden die het ronselen van capabele, gezonde jonge mannen, zorgvuldig geselecteerd op hun gehoorzaamheid aan gezag, mogelijk maakte. Enige tijd later, op voorspraak van CDA en VVD, gevolgd door het schrappen van de tijdelijke contracten, zodat de ‘loonslaven‘ langer konden blijven. Waarna de wetten volgden die ‘gezinshereniging‘, maar ook het ophalen van ‘geschikte bruiden‘ uit het land van herkomst mogelijk maakte, nog steeds op initiatief van voornoemde partijen.
‘Links‘ gaf haar verzet gaandeweg morrend op, maar eiste dat het geld dat langs die weg werd verdiend ten goede zou komen aan de ‘emancipatie‘ van het Nederlandse werkvolk door uitbreiding van de toegang tot het onderwijs. Onder andere via de ‘Mammoet-wet‘ werd een keur aan opleidingen en te behalen diploma’s toegevoegd die een vroege ‘specialisatie‘ mogelijk moest maken, zodat minder leerlingen al in de eerste ronden af moesten haken, omdat ze een bepaald ‘vak‘ niet onder de knie kregen. Lastige vakken moest je gewoon kunnen laten vallen.
Grote groepen autochtone jongeren maakten gretig gebruik van de nieuwe mogelijkheden, en al snel ontstonden de ‘feestpakketten‘. Een verzameling vakken waar amper objectieve criteria voor te verzinnen waren, en waarvoor het voldoende was de indruk te wekken dat je ‘inzet‘ toonde. Snel groeiende groepen autochtone jongeren leerden op die wijze al vroeg wat ‘perception management‘ voor hen kon betekenen. In drommen verlieten ze het lagere ‘vakonderwijs‘ dat daarvoor werd verzorgd door de ‘Lagere Technische School‘, en de ‘Huishoudschool‘. En het sjoemelen met cijfers en diploma’s nam een hoge vlucht. Degenen die van de middelbare school kwamen met een ‘feestpakket‘ bemerkten aanvankelijk dat ze in een vacuüm terecht kwamen. Er waren geen aansluitende ‘vervolgopleidingen‘. Dat leidde tot aanpassingen in de toelatingseisen voor het hoger onderwijs, en de creatie van geheel nieuwe ‘disciplines‘ binnen de ‘Academie‘.
Dat het binnenhalen van ‘gastarbeiders‘ zou voorkomen dat de fabrieken in ons land de deuren zouden moeten sluiten bleek een fabeltje, zoals de sluiting van de Ford-fabriek in 1981 illustreert. Heel even zag het er somber uit voor ons land, met een rap stijgende werkloosheid, meer in het bijzonder onder de ‘allochtonen‘ die geen toegang hadden tot de ‘feesteconomie‘, omdat ze de ‘diploma’s‘ misten. Terwijl we ze, met dank aan CDA en VVD, ook niet meer konden bedanken voor bewezen diensten, en weer op het vliegtuig terug konden zetten. Het leidde tot toenemende, knap onfrisse spanningen in de samenleving, waarbij ‘Links‘ zich opnieuw uitvond als de verdediger van ‘minderheden‘, aangevoerd door hele wolken mensen met een ‘feestopleiding‘.
De doorbraak kwam, net op tijd, met de ‘Val van de Muur‘, bij gelijktijdige opening van de ‘handelsbetrekkingen‘ met China. Spotgoedkope olie en gas, ijzer, steenkool en andere grondstoffen uit Rusland, en de export van de fabrieken naar China, betekende lucht voor de ‘feestgangers‘, die zich konden toeleggen op consumeren en ‘creëren‘, terwijl we de geldpers lieten ratelen, en een krankzinnig makend oerwoud aan regels en voorschriften verzonnen om in ons deel van de wereld iedereen aan ‘het werk‘ te houden, en de winsten in China en Rusland, en andere ‘onderontwikkelde landen‘ af te romen door ‘kosten‘ te berekenen, en het juridische ‘eigendom‘ te kunnen registreren.
De voormalige ‘gastarbeiders‘ eindigden in het ‘afvoerputje‘, met allengs strenger straffende rechters, gemangeld door ‘feestende‘ autochtonen, die als ‘beleidsmakers‘ onmogelijke, gruwelijk dure, disfunctionele stelsels bedachten voor ‘toeslagen‘, ‘uitkeringen‘, ‘hulp‘ en ‘belastingen‘ die zo waren ontworpen dat die autochtonen aan het ‘werk‘ bleven. Of die ‘allochtonen‘ leerden de taal, en vochten zich omhoog, waarbij ze excelleerden op school, en investeerden in hun eigen toekomst. Zo niet in Nederland, dan elders. Hun verhoudingsgewijs veel strengere ouders, die met hun ‘migratie-achtergrond‘ wisten hoe belangrijk goed onderwijs (van de klassieke soort) was voor wie zijn of haar eigen lot wilde kunnen bepalen, hielpen hun kinderen aan ‘focus‘, waar de ‘feestende‘ ouders van de ‘autochtone‘ kinderen hen aan de drugs hielpen, en aan een ‘relaxte‘ kijk op het leven, met veel muziek, dans, ‘games‘, ‘sociale media‘ en ‘praatprogramma’s‘. Tegelijk deed men vanuit die hoek zijn/haar best om de allochtone ouders, en serieuze autochtone ouders, de wind uit de zeilen te nemen door hun autoriteit binnen het gezin te ondergraven. Daarvoor in de plaats kwamen ‘opgeleide‘ deskundigen.
Eigenlijk ging het redelijk voor de wind, totdat ze in Rusland en China bedachten dat het best aardig zou zijn als we hen ook wat welvaart gunden. Maar niet alleen dat leverde spanningen op. In die landen ligt de focus nog altijd op de ‘klassieke‘ opleidingen, die de motor zijn van de industrie, de ondersteunende logistieke processen, en research die oplossingen genereert. ‘Feestpakketten‘ zijn daar vooralsnog niet bekend. Dat een mens recht heeft op ‘feest‘ staat niet bovenaan de agenda in die landen. Er zijn wel extreem decadente ‘feest-oligarchen‘ die, vooral in Rusland, een wrede herinnering zijn aan de periode waarin het ‘roofkapitalisme‘ daar huis hield, tot begin deze eeuw. Maar de bevolking wil welvaart, en beseft dat ze aan de ‘bak‘ zullen moeten om dat te realiseren. Niet lullen, maar poetsen!
We hebben er geen serieus antwoord op. Eerlijker delen, en via een dialoog duidelijk maken dat ‘feest‘ op zijn tijd ook functioneel is, zou de logische keuze zijn. Maar voor wie ‘feest‘ serieus neemt, en het verwart met ‘werken‘, is dat helemaal geen optie. In een soort van psychotische reflex proberen we middels ‘sancties‘, ‘tarieven‘, en ‘regelgeving‘, die Chinese en Russische bedrijven moeten buitensluiten van ‘onze‘ markt, naast vileine ‘Regime Change‘ operaties en driftige pogingen om de spanningen in de wereld op te laten lopen, en buurlanden van Rusland en China op te zetten tegen die twee, onze eigen vorstelijke positie veilig te stellen.
Mijn stelling op dit blog is: ‘Dat gaat niet werken!‘
Daarnaast zie ik hoe ‘mensen met belangen‘, vergelijkbaar met wat CDA en VVD in de jaren zestig hadden bedacht, menen dat we er goed aan doen de grenzen wagenwijd open te zetten, zodat spotgoedkope slaven de industrie in ons deel van de wereld weer nieuw leven in kunnen blazen, en we de Chinezen helemaal niet meer nodig hebben. En alles ‘elektrisch‘, zodat we het ook zonder Rusland kunnen stellen. Die ‘Soros-mindfuck‘ stuit wel op weerstand, maar helaas vooral van mensen die iets hebben tegen mensen met een andere huidkleur en andere cultuur, aangejaagd door de op ‘kijkcijfers‘ en ‘clicks‘ azende media, die hun ‘praatprogramma’s‘ en ‘geprivilegieerde‘ columns vullen met hitsige stukjes van ‘feestvarkens‘ die zich de kaas niet van het brood laten eten.
Volgens velen in mijn omgeving ben ik te pessimistisch. Okay, in de jaren zestig en daarna liep het bijna mis, maar uiteindelijk bleek het toch een gouden greep! Waarom zouden we dat huzarenstukje niet opnieuw uit kunnen halen? ‘Alles elektrisch‘! Briljant toch? En de Middellandse Zee ziet zwart van de werkwilligen! ‘Win-win‘.
Het is niet alleen dat ik mijn buik vol heb van de cynische ‘praatprogramma’s‘ afgeladen met ‘BN-ers‘, en kletskousen die ‘het Klimaat‘ gaan redden door gesubsidieerd met de dieselbus naar Madrid te reizen, om daar een hysterische Zweedse tiener toe te juichen. En net als ieder mens met het hart op de goede plek waardeer ik creativiteit, en besef ik dat over smaak niet valt te twisten. Maar de steeds ‘feestelijkere beloningen‘, en de wilde beschuldigingen aan het adres van anonieme tegenstanders als er ergens een totaal inferieur ‘creatief‘ product niet bestand blijkt tegen de elementen, laat een bittere nasmaak achter, en voedt het gevoel dat er iets niet klopt aan het concept van ‘betaald feestvieren‘, in de mix met ‘betaald actievoeren‘ als ‘raison d’être‘.