En toch had het wel iets, de gang van politici en informateurs naar het staatshoofd. Het maakte de vorming van een nieuw kabinet, hoe geheimzinnig ook, tot een zaak die de gehele natie aanging. Vergelijk dat eens met de alledaagsheid die de kabinetsformatie omgeeft sinds dit cruciale proces in het politieke leven onder regie staat van de Tweede Kamer.
De bovenstaande zinnen komen niet voort uit nostalgie of monarchale sentimenten. Het punt dat ik wil maken is dat het ontkoningen van de formatie de politici zowel letterlijk als in overdrachtelijke zin op zichzelf heeft teruggeworpen.
De Gaay was op fietsvakantie
Volgens de mythe zwermden tijdens de kabinetsformatie van 1956 hofdienaren over de Veluwe uit op zoek naar professor De Gaay Fortman, de Oude Gaay die daar met zijn gezin op fietsvakantie was. Koningin Juliana wilde hem vragen de gestrande formatie vlot te trekken, maar hij was niet thuis. Hoewel de opsporing in werkelijkheid nogal prozaïsch verliep, zat de natie aan de radio gekluisterd.
De vraag is of het land nog in dezelfde mate meeleeft nu zich het va-et-vient in de formatie niet meer afspeelt op de paleistrappen, maar langs de dranghekken voor de minst opvallende deur op het Binnenhof.
Verantwoordelijk voor het hele volk
Het is niet louter een vormkwestie. De gang naar de koningin verbeeldde ook dat de politici er niet voor zichzelf zijn, maar een verantwoordelijkheid dragen tegenover het gehele volk.
Dat is geen vrome kwezelarij, maar raakt een wezenlijk punt, als je de natie beschouwt als politieke gemeenschap. De formatie is altijd een harde strijd om de macht, maar mag in een democratie nooit een machtsspel worden dat louter zichzelf dient. Nu moest een voormalige onderkoning in ruste op de fiets stappen om de politieke leiders op het bredere perspectief en hun rol en opdracht te wijzen in een bestel dat niet goed meer functioneert.
Verrommeling van het staatsbestel
In zijn tijd als vicepresident van de Raad van State signaleerde Tjeenk Willink vijftien jaar terug al een staatkundige ‘verrommeling’. De overheid kan lang niet altijd de prestaties leveren die de burgers verwachten, de instituties van de democratische rechtsstaat verschralen en de politici worstelen met de vraag wie zij op basis waarvan vertegenwoordigen, waardoor zij door een zekere eenzaamheid zijn omgeven, zo luidde zijn diagnose. Het was alles, met de kennis van nu, nog zacht uitgedrukt.
Met het uitschakelen van de rol van de koning in de formatie is de eenzaamheid van de politieke klasse nog verder vergroot. Dat geldt niet alleen voor de politici, maar als keerzijde van dezelfde medaille ook voor de koning. Minder als staatshoofd opererend en meer als hoofd van de natie, plat gezegd als volkskoning, is zijn positie gevoeliger geworden voor de populariteitscijfers en daardoor kwetsbaarder. Volgens de staatkundige toverformule van Thorbecke kon de koning geen fout maken; de minister was verantwoordelijk. In de verschraalde formule van nu kan de koning wel in de fout gaan en moet hij zichzelf ook nog publiekelijk verantwoorden. Deze tendens, het koninklijk huis niet langer uit de wind te houden, werd al zichtbaar tijdens het premierschap van Balkenende.
Van Rutte III naar Rutte IIIa
Zo werken schijnbaar geringe veranderingen in ons bestel, nog altijd ‘het Huis van Thorbecke’ genoemd, door. Het vormverlies staat daarom niet op zichzelf. Mijn indruk is dat cruciale momenten in ons staatkundig leven, zoals de val van een kabinet, de Kamerverkiezingen en de daaropvolgende kabinetsformatie, aan betekenis verliezen. Kort gezegd lijkt het erop dat we, alsof er niets is gebeurd, van Rutte III in Rutte IIIa zijn beland.
Dat kan gedeeltelijk op het conto van corona worden geschreven. Door de pandemie maakte het vorige kabinet een berekende noodlanding, werd de verkiezingsstrijd gevoerd met de handrem erop en leek het er even op dat Rutte via een herstelplan vlug wilde doorpakken naar Rutte IV.
Politiek niet onschuldig
Of dat er komt, is nog onzeker, maar voorlopig regeert Rutte IIIa. Dit kabinet is weliswaar gedeeltelijk demissionair, maar niet onmachtig. Nog altijd staan de ministers aan het hoofd van een overheidsapparaat met een grote uitvoerende macht, gelegitimeerd om de pandemie te bestrijden, het toeslagendrama af te wikkelen en verder alles te doen wat in het belang van het koninkrijk is. Dat is niet niks en politiek niet onschuldig. Wellicht krijgt Rutte IIIa straks nog wat meer grond onder de voeten, als informateur Hamer een voldoende brede consensus constateert voor een economisch herstelbeleid.
Nood breekt wetten, maar de staatkundige schemertoestand mag in een democratisch bestel niet te lang duren, zeker niet nu machtige overheidsdiensten feilbaar zijn gebleken. Als er dan nog iets koninklijks in het politieke domein standhoudt, laat het dan de snelste weg zijn naar een politiek volwaardig kabinet.