Lang geleden, het zal in 2005 geweest zijn, ging in mijn burgemeesterskamer te Leeuwarden de telefoon. Aan de lijn hing het secretariaat van de vice-president van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink. Of ik zin had om een keer met hem te praten over allerhande politiek-bestuurlijke vraagstukken.
De directe aanleiding was het verschijnen van het ‘Liberaal Manifest’, een boekwerkje van 85 pagina’s dat was opgesteld door een speciale VVD-commissie waarvan ik de voorzitter was. Het bevatte allerlei bespiegelingen over individuele vrijheid, de rol van de staat, burgerschap, grondrechten en identiteit en was bedoeld als aanzet tot een herijking van de grondbeginselen van de VVD.
Het Liberaal Manifest kreeg toen het in 2005 werd gepubliceerd veel aandacht in de media, zoals de Groene Amsterdammer (https://www.groene.nl/artikel/manifest-barst-van-de-liberale-nieuwigheden)
waarover spraken wij?
Dat was Tjeenk Willink niet ontgaan. Hij wilde er wel eens over praten. Mijn functies van burgemeester en korpsbeheerder van de regionale politie zullen meegespeeld hebben bij de invitatie.
Uiteraard nam ik de uitnodiging van de vice-president van de Raad van State, beter bekend als ‘onderkoning’, aan. Zoiets weiger je niet en ik ben, althans was, parmantig en ijdel genoeg om gevleid te zijn dat deze machtige figuur in ons democratische bestel mijn gedachten belangwekkend genoeg vond om er kennis van te nemen.
Zo geschiedde het dat ik op een mooie dag het Haagse Paleis Kneuterdijk betrad, waar begin 19e eeuw koning Willem I resideerde en later zijn zoon Willem II en diens echtgenote Anna Paulowna. Tegenwoordig huist daar de Raad van State. Het paleis is een ontwerp van de Franse bouwmeester Daniël Marot (1660–1752), die ook de hand had in het prachtige oude Stadhuis van Leeuwarden met zijn fenomenaal mooie burgemeesterskamer. Ik voelde me dan ook meteen thuis bij de onderkoning, wiens werkkamer uitzicht gaf op de Franse tuin aan de achterzijde van het paleis.
Anderhalf uur duurde ons gesprek, dat ik als uiterst plezierig, onderhoudend en interessant ervoer. Aantekeningen maakte ik niet. Ik kan dus niet meer nalezen waarover wij precies spraken en welke conclusies we trokken. Hoe boeiend de gedachtenwisseling ook was, geen enkele herinnering is me bijgebleven anders dan dat het een aangenaam gesprek was. Dit terwijl ik een beter geheugen heb dan menig politicus en me allerhande details uit gesprekken van soms decennia geleden nog feilloos kan herinneren.
met wufte wijsheid het debat ontlopen
Dit komt bij me op als ik de thans 79-jarige Tjeenk Willink weer als informateur over het Binnenhof zie wandelen. Hij is een eerzaam persoon die in een bepaald tijdsgewricht perfect paste. Het tijdsgewricht waarin heren en een enkele dame samenschoolden om op beschaafd-intellectualistische wijze maatschappelijk ordenend op te treden, conflicten weg te poetsen en te zorgen dat besturen kunnen besturen.
Het was de tijd waarin deftige verhandelingen over democratie, vertrouwen, de rechtsstaat en de gapende kloof tussen politici en burgers de indruk wekten van oprechte interesse van de politiek-bestuurlijke klasse in de noden van het gewone volk en alleen al daarom dempend werkten op politieke en sociale tegenstellingen. Op de gewone man, waaronder menige volksvertegenwoordiger, maakte dat indruk. Wat was het toch weer mooi opgeschreven in de jaarverslagen van de Raad van State, de rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau of de adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Zo kunnen we weer verder.
Hedendaagse leveranciers van fraaie adviseursretoriek zijn oud-Rabotopman Herman Wijffels, oud-SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan en de voormalige onderkoning HermanTjeenk Willink. De oud-commissaris van de Koning in Brabant, thans rector manificus en voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Tilburg Wim van de Donk kan er ook wat van. Beschaafde lieden, bedachtzame uitstraling, eloquent en altijd klaar om ons te vertellen over normatieve kaders, gapende kloven en noodzakelijke dialogen. Gemeenschappelijke karakteristiek van deze heren is dat geen van hen ooit voor de hete vuren van het politieke bestuur heeft gestaan. Alle vier waren of zijn ze ook deeltijd-hoogleraar, wat de status en statuur van hun woorden danig opwaardeert.
Wie de term bedacht heeft weet ik niet meer, maar toen iemand op dergelijke intellectualistische, ogenschijnlijk weldoordachte en in fraaie bewoordingen opgeschreven verhandelingen de kwalificatie ‘wufte wijsheid’ plakte zag ik het ineens: dit is niet bedoeld om debat uit te lokken, maar juist om het tegen te gaan. De kunst is vraagstukken zo te verwoorden dat iedereen in onzekerheid raakt of de voorgeschotelde probleemanalyse en aanbevelingen gelden als oprechte inzet voor maatschappelijke verandering, of juist bedoeld zijn om de status quo te handhaven en oproerkraaiers de mond te snoeren.
Wufte wijsheid is een machtig instrument in handen van de verbaal begaafde representant van de zittende macht, die met een aureool van weldenkendheid, al dan niet geveinsde betrokkenheid en gespeelde intellectualistische superioriteit imponeert en onzekerheid veroorzaakt over de werkelijke bedoelingen. Wanhopig vraag je je af: is hij zo intelligent of ben ik zo dom?
wat wil hij nou eigenlijk?
Terugdenkend aan mijn conversatie met Herman Tjeenk Willink moest ik hieraan denken. Ik was onder de indruk van zijn analytisch vermogen en begaafdheid om zijn gedachten in tot de verbeelding sprekende bewoordingen te vatten. Tevreden en voldaan ging ik naar huis, maar wat had hij me nou eigenlijk verteld? En waarom is me dat niet bijgebleven?
De vraag is of deze aanpak heden ten dage nog werkt. Ik denk van niet. Tjeenk Willink zelf had ook al twijfels. Toen hij op 6 april door de Kamervoorzitter werd benaderd om informateur te worden was zijn reactie “Het is armoede als je moet constateren dat je alleen bij een 79-jarige kan uitkomen, hoe leuk dat voor die 79-jarige ook voor één dag is. Maar het is niet goed”. Je vraagt je af waarom hij dan ‘ja’ gezegd heeft op het verzoek. Hij is toch niet de enige in Nederland die zo’n klus kan klaren?
Inmiddels klagen allerlei Kamerleden steen en been over de handelwijze van de voormalige onderkoning in zijn hernieuwde rol als informateur. Volgens de motie-Kaag was zijn opdracht om ‘in gesprekken met vertegenwoordigers van alle fracties te verkennen op welke wijze de vorming van een kabinet kan plaatsvinden en hierbij in het bijzonder te onderzoeken of en, zo ja, onder welke voorwaarden er voldoende vertrouwen tussen partijen bestaat of weer kan ontstaan om een breed gedragen weg uit de impasse te vinden’.
De gesprekkenreeks van de informateur gaat veel verder dan dit mandaat. Jan en alleman komt voorbij. De Kamer had kunnen weten dat Tjeenk Willink de man is van de brede beschouwingen, van de esoterische discussies met interessante gesprekspartners, van de vergezichten over de democratische orde, rechtsstaat en vertouwenskloof, gevat in imposante teksten waarvan je na een tijdje allen nog maar weet dat ze eloquent waren. Het is de methode van dempen en appaiseren die in een ander tijdsgewricht wellicht prima werkte, maar niet in het huidige.
andere tijden, andere methoden
Nog maar een paar weken geleden werd een motie van wantrouwen tegen de minister-president nipt verworpen en een motie van afkeuring tegen het Kamerlid Rutte met algemene stemmen minus zijn eigen partij aangenomen. De jongste ontwikkelingen in de ‘toeslagenaffaire’ (https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5226484/mark-rutte-toeslagenaffaire-ministerraad-tweede-kamer-pieter) vormen extra aanleiding voor de vaststelling dat we met wufte wijsheid de bestuurscrisis niet te boven komen.
Deze tijd vraagt niet om intellectualistische beschouwingen over ‘vertrouwen’ of ‘macht en tegenmacht’, noch een fraai geformuleerde regeringsagenda met vergezichten, maar om een hardhandig afrekenen met de ingeslopen bestuurscultuur van verdoezelen, achterhouden, afdekken, tegenwerken, verzwijgen, liegen en bedriegen. Dit is een ander tijdsgewricht dat om andere spelers en andere methoden vraagt.
BRON:https://www.geertdales.com/