Om mij heen zie ik veel aangeslagen mensen.
En ook ik, ouwe kickbokser, voel na iedere hatelijke pestconferentie, een doffe pijn. De klap van de high kick die je wel aan ziet komen, maar toch dwars door je handschoen, door je kop dreunt.
Toch is vrij eenvoudig om ook na de zoveelste diep hallucinante gebeurtenis van de afgelopen tijd, lichtjes te zien in het pikkedonker. Als zeevonk in de nachtelijke golven, vuurvliegjes in een duister woud.
Ik zie het zo.
De wereld was tot onlangs een speelplein vol kinderen.
De meesten van hen, leuke, stoere, sociaal, dartele spring in ’t veldjes. Die kris kras door elkaar renden, met elkaar knikkers ruilden, tikkertje speelden en waarvan de stoersten doktertje speelden in de bosjes.
Maar er stonden ook, verscholen aan de randjes, eenzame creeps, die iedereen meed als de pest, omdat ze spinnen hun pootjes uittrokken en uitgeputte hommels vertrapten. Hatelijke egoïstische vrekjes, die diep in hun capuchon, droomden van macht over het hele plein, bij het uitblijven van vriendjes en meisjes om te zoenen.
Een groepje misfits dat de koppen bij elkaar stak en een doortrapt plan bedacht. Een plan vol misleiding, dreiging en doodsangst, dat ze tot in de puntjes uitwerkten.
Een briljant plan dat warempel slaagde.
Maar waarin?
Want de rotzakjes hebben dan wel de macht over het speelplein, maar ze hebben alle leuke kinderen naar het fietsenhok gejaagd, waar inmiddels alweer volop wordt geleefd en lol gemaakt.
Daar in het halfdonker vinden de vriendengroepjes elkaar, worden nieuwe spelletjes bedacht, leiders gekozen en feestjes gegeven.
Daar ontstaan nieuwe schoolkrantjes, toneelstukjes en worden knikkers geruild voor voetbalplaatjes.
Daar in het duister, gaan lichtjes aan die je in het daglicht niet zo duidelijk zag.
En de nieuwe heersers? Zij staan de baas te spelen op een uitgestorven vlakte, zonder lach, zonder warmte en zonder mooie meisjes.
Zij zijn de heersers van een ijskoude plek, waar alleen de zwakkelingen die ze aankunnen, die nog braaf luisteren naar hun bevelen, gebogen en gemaskerd, mogen rond schuifelen, schichtig en doodsbang voor het onvermijdelijke volgende pak rammel van de machtsdronken schoolbully.
Ze zijn nu de God van het lege klimrek en de wip die niet meer wapt. De chef over een onbeweeglijke schommel en opzichter over een voetbal waar niemand tegenaan trapt.
Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar ik sta duizend keer liever in de fietsenkelder met Eva Vlaardingerbroek, Annelies Strikkers, Marianne Zwagerman en Sietske Bergsma, dan dat ik het hele plein voor mijzelf heb, gezellig samen met Hubert Bruls.
Als je het even moeilijk hebt. Onthou dan.
Wij hebben elkaar.
En zij hebben niemand.