Groene leningen: het nieuwste initiatief van de grootste banken ter wereld op de COP26 is een stap achteruit.
Toen het Akkoord van Parijs werd gesloten in december 2015 was één zin van groot belang voor de mensen die grote banken en investeringsfondsen vertegenwoordigeb. Volgens artikel 2.1 c van de overeenkomst zouden de ondertekenaars nu moeten beginnen met
“financiële stromen, consistent met een pad naar lage uitstoot van broeikasgassen en klimaat-elastische ontwikkeling.”
Deze verbintenis ging niet alleen over publieke financiering voor duurzame projecten. Hoewel onduidelijk ging het mogelijk om een “opknapbeurt” van de financiële markten die het wegstromen van geld van projecten die de doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad stijging van de temperatuur, zou moeten voorkómen, weg. Deze doelstelling lijkt elke investering in nieuwe fossiele brandstofprojecten uit te sluiten – de basisprincipes van de financiële sector over hun benadering van het bedrijfsleven stonden theoretisch op het spel.
Nu, bijna zes jaar later, staat deze kwestie voor het eerst bovenaan de agenda van de terugkerende klimaattoppen, met COP26 die deze maand in Glasgow plaatsvindt. De besluiten op de bijeenkomst in Schotland zullen bepalen hoe de Overeenkomst van Parijs wordt uitgevoerd met betrekking tot financiële stromen op de financiële markten, en welke rol de grote financiële ondernemingen die de wereldwijde financiële markten bepalen, in de toekomst zullen gaan spelen. Maar zelfs nog voor de bijeenkomst is begonnen,was het al duidelijk dat
weinig of niets is doorgedrongen tot de COP26-agenda die de financiële sector onwelgevallig zou kunnen zijn.
Sinds het Akkoord van Parijs eind 2015, hebben verschillende constellaties van financiële bedrijven gewerkt om methoden te definiëren voor banken, beleggingsfondsen, verzekeringsmaatschappijen en anderen om de dreiging van een diepere klimaatcrisis “het hoofd te bieden”. Veel van dit werk maakt nu, omstreden, deel uit van het officiële VN proces. Niet alleen dit, maar de grote concerns zijn niet alleen uitgenodigd om bij te dragen aan het evenement, maar in feite om de uitvoering over te nemen van de VN-agenda over particuliere financiering en klimaatverandering.
Wanneer het licht wordt uitgedaan en de deuren worden gesloten aan het eind van COP26, zullen ondernemingen als BlackRock, Bank of America, Citigroup en Santander het vanaf daar overnemen.
Deze gang van zaken komt voor ons niet als een verrassing. Al decennia lang heeft het VN-systeem een toenemende trend laten zien van allianties met allerlei grote zakelijke groepen, afhankelijk van de agenda. De campagne “Race to zero” is een poging om bedrijven direct bij de internationale besluitvorming te betrekken, en meer specifiek bij de olie- en gasindustrie is er de Oil and Gas Methane Partnership.
Deze benadering, in goed nederlands multistakeholderism genoemd (of multistakeholderisme van bedrijven), beheerst nu de particuliere financieringsagenda van de wereldwijde klimaatveranderingsbesprekingen, en het wordt tot het uiterste doorgevoerd. In sommige kringen zal er een blijk van waardering te horen zijn wanneer COP26 een parade van financiële bedrijven meldt van ondernemingen die zich verbinden tot “netto nul in 2050”.
Honderden financiële instellingen hebben zich aangesloten bij coalities van bedrijven die beloven hun steentje bij te dragen om klimaatverandering tegen te gaan. Maar er zijn drie ernstige problemen met deze aanpak: ten eerste zijn de toezeggingen zo vaag dat ze de deur openzetten voor een potentieel massale greenwash (greenwashing is het zich groener of maatschappelijk verantwoordelijker voordoen dan een bedrijf of organisatie daadwerkelijk is. Men doet alsof men weloverwogen met het milieu en/of andere maatschappelijke thema’s omgaat, maar dit blijkt vaak niet meer dan “een likje verf” te zijn).
Banken, vermogensbeheerders en beleggingsfondsen met enorme belangen in fossiele brandstoffen en geen concrete ambities om van koers te veranderen kunnen het programma van de VN gebruiken om hun imago te versterken – en doen dat ook.
Ten tweede bestaat het risico dat de aanwezigheid van particuliere financiering in de algemene architectuur door landen met hoge inkomens zal worden gebruikt om hun eigen financiële toezeggingen af te bouwen. En ten derde: de bedrijven ondertekenen niet alleen verklaringen en doen ze toezeggingen, ze hebben alle touwtjes in handen!
In het centrum van de particuliere financieringsagenda op COP26 vinden we ideeën die speciaal ontwikkeld zijn voor de conferentie door Mark Carney, de speciale gezant van zowel VN-secretaris-generaal Antonio Guterres als de Britse premier Boris Johnson. Het 31 pagina’s tellende document met Carney’s beleidsvoorstellen, genaamd “Bouwen aan een particulier financieringssysteem voor netto nul” zullen we hier niet behandelen – dat hebben we in het vorige Economedian Magazine gedaan. Alarmerend is dat het initiatief over gelaten wordt aan de managers van de grote banken en vermogensbeheerders wier investeringen eerder al hebben “bijgedragen” aan klimaatverandering. Met andere woorden: financiële bedrijven worden niet verplicht om op een zinvolle manier snel van koers te veranderen.
In feite zijn de toezeggingen die zij hebben gedaan om toegang te krijgen tot de machtscirkel rond klimaatverandering en financiën zó vaag dat zelfs de grootste bank ter wereld voor fossiele brandstoffen, de criminele organisatie JP Morgan Chase, zich aansloot bij de door de VN bijeengeroepen Net Zero coalitie, slechts weken voor COP26. Kijken we goed naar wat er op tafel ligt, en hoe weinig financiële instellingen
toezeggen, dan verdwijnt de opwinding zoals die wordt tentoongesteld door de mainstream media en huichelachtige politici: COP26 lijkt uit te draaien op het grootste financiële greenwash-evenement in de geschiedenis.
De woorden en daden, en de afgelegde verklaringen van de financiële sector bieden een blijvende herinnering aan de fundamentele doelstellingen van de financiële bedrijven, en de reikwijdte van hun visie. Deze bedrijven streven naar een maximaal rendement, en gaan elk obstakel uit de weg in hun jacht naar winst. De door deze bedrijven geleide initiatieven tonen geen enkel teken van het nemen van maatregelen om iets te doen aan de milieugevaarlijke aspecten en de impact van particuliere financiering op het klimaat. Het lijkt overduidelijk dat aan het roer plaatsen van bedrijven als JP Morgan Chase, BlackRock, BNP Paribas en veel meer financiële instellingen die een aanzienlijk belang hebben bij koolstofproducerende activiteiten wereldwijd, overeenkomt met de vos de wacht telaten houden bij het kippenhok. Toch is dat wat er gebeurt.
Meer dan 450 banken in de wereld hebben zich gecommitteerd aan de initiatieven van COP26, dat (althans officieel) is ontworpen om hun investeringen koolstofarm te maken. Onder toezicht van de eerder genoemde voormalig Bank of England-supremo Mark Carney, beloven de banken en andere financiële instellingen die zich bij Gfanz (de Glasgow Financial Alliance for Net Zero) hebben aangesloten, om jaarlijks te rapporteren over de koolstofemissies die verband houden met de projecten waaraan ze lenen.
Ze zeggen ook dat ze er naar streven om voor duizenden miljarden dollars aan groene financiering te verstrekken, terwijl ze zich ertoe verbinden om tegen 2050 over de hele linie netto nuluitstoot hebben. Belangrijke ondertekenaars van het initiatief hebben we al genoemd, maar er zijn er meer, waaronder ook de Amerikanse bankreus Citi. Maar leer ons de banken kennen: het is zeker niet de eerste kans die ze hebben gehad om hun leningboeken koolstofarm te maken, en tot nu toe zijn de resultaten niet indrukwekkend – eerder teleurstellend.
In 2019 lanceerde de Algemene Vergadering van de VN uitbundig haar principes van verantwoord bankieren (principles of responsible banking – PRB’s) met vergelijkbare doelen voor ogen. De banken die zich aanmeldden kwamen onder meer overeen om “met hun cliënten samen te werken om duurzame praktijken aan te moedigen” en om “hun bedrijfsstrategie af te stemmen” op de duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN en het klimaatakkoord van Parijs. Tot dusver hebben veel van de grootste banken ter wereld die PRB’s niet ondertekend, hoewel de principes tot nu toe de gouden standaard waren om zich ertoe te verbinden kredietverlening koolstofarm te maken. Toonaangevende ondertekenaars voldoen ook nog lang niet aan hun eisen – om nog maar te zwijgen van die van Gfanz.
Van de top tien banken (volgens marktkapitalisatie) zijn alleen Citi, Commercial Bank of China (ICBC), Bank of China en Agricultural Bank of China ondertekenaars. Nog eens zes – JPMorgan Chase, Bank of America, China Construction Bank, Wells Fargo, Morgan Stanley en China Merchants Bank – staan niet op de lijst. Het ondertekenen van de PRB’s heeft slechts een beperkte verplichting . Ondertekenaars hebben vier jaar de tijd om de principes na te leven. Zelfs dan is alles vrijwillig en niet-bindend, dus ondertekenaars worden niet gestraft of zelfs genoemd en besmet verklaard omdat ze zich niet aan de principes houden.
Banken kunnen vanuit twee invalshoeken bijdragen aan het oplossen van de “klimaatcrisis”: hun kredietverlening en hun investeringen. Aan de beleggingskant zagen we in 2020 een omslagpunt toen BlackRock, de grootste vermogensbeheerder ter wereld, aankondigde zijn beleggingen te concentreren op effecten die gericht zijn op duurzaamheid.
Om een idee van de status-quo te krijgen is het zinvol naar de kredietverleningspraktijken van drie grote ondertekenende banken – Citi, ICBC en de Japanse MUFG – te kijken over de jaren 2016-19. Dit bestrijkt de periode direct na het Akkoord van Parijs tot het jaar waarin de PRB’s werden ondertekend. Je zou verwachten dat banken die hun toezeggingen serieus namen in deze periode zouden bezuinigen op CO2-zware leningen.
Voor dat beeld ligt de focus op de kredietverlening door banken aan bedrijven die zich bezighouden met de winning van fossiele brandstoffen, omdat die gegevens direct beschikbaar zijn en omdat dit de top van de piramide is als het gaat om koolstofemissies. Er zijn ook drie andere grote banken vergeleken die de PRB’s niet hebben ondertekend: Wells Fargo, JPMorgan Chase en HSBC.
Gebleken is dat Wells Fargo en JP Morgan in die periode ’s werelds grootste financiers van dergelijke bedrijven waren (hoewel Wells Fargo in 2020 naar de derde plaats zakte). Geen van beide heeft de PRB’s ondertekend, hoewel beide nu lid zijn van Gfanz. Beiden stellen in hun jaarverslagen zich te committeren aan het klimaatakkoord van Parijs. De verrassing was groot dat beiden hun totale kredietverlening aan fossiele brandstoffen tussen 2018 en 2020 elk jaar met respectievelijk 57% en 23% hebben verminderd.
Citi was ondertussen de op twee na grootste kredietverstrekker van fossiele brandstoffen in 2016-19, ondanks dat het de PRB’s (en Gfanz) ondertekende, en het bereikte de tweede plaats in 2020. En MUFG en ICBC, die ook de PRB’s hebben ondertekend, breidden allebei hun leningen voor fossiele brandstoffen gedurende de periode uit. MUFG is ook lid van Gfanz, hoewel noch ICBC, noch een van de andere Chinese banken deel uitmaakt van het nieuwe initiatief. Opgemerkt moet worden dat HSBC geen grote geldschieter was voor projecten op het gebied van fossiele brandstoffen, ondanks dat het de PRB’s niet heeft ondertekend (hoewel het zich ook bij Gfanz heeft aangesloten).
We kunnen iegenlijk wel stellen dat de PRB’s tot dusver weinig verschil hebben gemaakt voor de kredietverlening op dit gebied. Ondanks het gebrul in de Algemene Vergadering van de VN blijkt deze tijger tandenloos te zijn – en er is reden om te vrezen dat het met Gfanz dezelfde kant op zal gaan.
Wanneer ondertekenaars van de PRB’s geld uitlenen worden ze geacht milieueffectbeoordelingen uit te voeren en de broeikasgasemissies van projecten te meten. Dit is geen onbelangrijke kwestie aangezien dergelijk werk de traditionele bevoegdheden van banken te boven gaat en hun operationele kosten aanzienlijk zal beïnvloeden. Daar zitten ze niet op te wachten.
Ondertekenaars moeten er ook voor zorgen dat leningen naar projecten gaan die klimaatneutraal zijn. Dit betekent dat leners zich moeten committeren aan mitigerende maatregelen die gedurende de hele levenscyclus van het project duren. Het maakt deel uit van de verplichting van elke ondertekenaar om ervoor te zorgen dat dergelijke mitigerende maatregelen worden uitgevoerd door het project gedurende de hele looptijd te monitoren. Ook dat vinden financials niet leuk.
Het vermoeden bestaat dat dit op dit moment nog maar heel weinig gebeurt. Om dit te veranderen, zouden we waarschijnlijk moeten overstappen op een regeling waarbij de PRB’s verplicht en bindend zijn, maar Gfanz voorziet daar niet in. Hoewel de jaarlijkse rapportageverplichtingen over koolstofemissies een stap voorwaarts zijn, is ook hiervan niets in het initiatief verplicht gesteld. Het werd ook bekritiseerd in de weken voorafgaand aan COP26 omdat de leden weigerden in te stemmen met het beëindigen van leningen aan projecten voor fossiele brandstoffen dit jaar. In plaats daarvan streven ze ernaar om hun CO2-uitstoot in tien jaar te halveren.
Het lijkt ondoenlijk om op stel en sprong leningen aan niet-groene projecten te verbieden, omdat voorkómen moet worden dat de banken die traditioneel het meest betrokken zijn bij CO2-zware sectoren het hardst worden getroffen. In plaats zouden leningboeken moeten worden behandeld als een portfolio van projecten in verschillende tinten groen, met een gedefinieerd traject naar groener – en het moet dan een verplichting zijn voor ondertekenaars. Ook zorgwekkend is dat Gfanz het water vertroebelt door investeren en leningen verstrekken combineert in plaats van dat het zich puur op kredietverlening concentreert.