Sinds 2008 zijn de pensioenen in Nederland niet meer geïndexeerd. Dat is een inkomensverlies van 12,7 procent. Daarbovenop komt nog de pensioenkorting, variërend van 0,5 tot boven de 10 procent.
Er is in Nederland iets vreemds aan de hand. In 2003 was het totale pensioenvermogen 490 miljard euro. Tot 2008 werden de pensioenen praktisch elk jaar geĂŻndexeerd.
Pensioenkortingen waren ondenkbaar. In 2003 waren er 2,1 miljoen gepensioneerden en waren de dekkingsgraden rond de 150 procent. In 2012 was de pensioenreserve gestegen tot ruim 1000 miljard euro. Een verdubbeling in tien jaar tijd nu ruim 1400 miljard. Tóch is er sinds 2008 plotseling sprake van onvoldoende dekkingsgraden en zijn de pensioenen niet meer geïndexeerd. Sterker nog, ze zijn gekort. Overheid creëert een valse werkelijkheid
Vanwaar die plotselinge ommekeer? De rekenrente die normaal rond de 4 procent is was gedaald naar minder dan 2 procent als indirect gevolg van de kredietcrisis. Pensioenfondsen hebben twee beleggingspijlers: leningen, vaak staatsobligaties en beleggingsproducten zoals aandelen en vastgoed. Volgens regels van de overheid, in dit geval De Nederlandse Bank, is de rekenrente bepalend voor de dekkingsgraad van de pensioenfondsen. De hoogte van de dekkingsgraad per 31 december is dan weer bepalend of een pensioenfonds moet korten of niet. Als norm geldt een dekkingsgraad van 104 procent. Voor elke uit te keren euro moet het pensioenfonds minimaal 1,04 euro in kas hebben. Let wel de rekenrente bepaald de dekkingsgraad, niet de werkelijke cijfers. Elk procentpunt van de rekenrente is goed voor 15 procentpunten van de dekkingsgraad.
Want wat is het geval. Terwijl sinds 2003 de pensioenreserves méér dan verdubbeld zijn creëert de overheid een valse werkelijkheid door alleen de rekenrente te laten gelden voor de dekkingsgraad. Niet het werkelijke rendement dat een pensioenfonds gehaald heeft. Punt is namelijk dat het gemiddelde pensioenfonds een jaarlijks rendement op zijn pensioenvermogen haalt van ongeveer 7 procent. Dat is iets heel anders dan die lage rekenrente van 2 procent. Uitgaande van het rendement van 7 procent zouden de pensioenfondsen vanaf 2008 de pensioenen makkelijk hebben kunnen indexeren en zouden pensioenkortingen volstrekt overbodig zijn geweest.
De 2,8 miljoen ouderen die we nu hebben krijgen gemiddeld nog 8 jaar een pensioen uitkering van ⏠10.000.
De 10 miljoen mensen die nu in de levensfase van 22 tot 67 zitten, zitten gemiddeld op de helft van hun opgebouwde pensioenrecht en krijgen daarover gemiddeld nog 16 jaar pensioen van ⏠10.000.
Excl. loonsverhoging en kosten pensioenfonds hebben deze mensen ⏠1024 miljard aan pensioenrechten.Uitgaande van de gemiddelde loonsverhoging in de periode van 1790 t/m 2013 en een toeslag van een half procent per jaar voor het dekken van de kosten van de pensioenfondsen (nu ca. ⏠5 miljard per jaar) is een rendement van afgerond 5% per jaar nodig om aan de toekomstige pensioenverplichting te kunnen voldoen. En moeten de mensen gewoon door blijven gaan met betalen van hun pensioenpremie.
Bij een gemiddelde loonsverhoging in de periode van 1980 t/m 2013 en de hiervoor genoemde toeslag is een rendement van afgerond 3% per jaar nodig om aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen.
En moeten de mensen gewoon door blijven gaan met betalen van hun pensioenpremie.Als we maar met een rekenrente van 2% tot 2,5% per jaar rekenen is er inderdaad een probleem. Als we een rendement van 7% per jaar realiseren is er inderdaad een overschot aan gespaard pensioengeld.
Groter probleem is dat we volgens CPB en ABP nu ongeveer 24% pensioenpremie moeten betalen terwijl als het rendement op gespaard pensioengeld gelijk is aan de gemiddelde jaarlijkse loonsverhoging plus een toeslag van een half procent een premie van 18% voldoende zou moeten zijn.
Want wat is het geval. Terwijl sinds 2003 de pensioenreserves méér dan verdubbeld zijn creëert de overheid een valse werkelijkheid door alleen de rekenrente te laten gelden voor de dekkingsgraad. Niet het werkelijke rendement dat een pensioenfonds gehaald heeft. Punt is namelijk dat het gemiddelde pensioenfonds een jaarlijks rendement op zijn pensioenvermogen haalt van ongeveer 7 procent. Dat is iets heel anders dan die lage rekenrente van 2 procent. Uitgaande van het rendement van 7 procent zouden de pensioenfondsen vanaf 2008 de pensioenen makkelijk hebben kunnen indexeren en zouden pensioenkortingen volstrekt overbodig zijn geweest.
De argumenten die de overheid gebruikt, waardoor de dekkingsgraden kunstmatig laag gehouden worden, zijn dus de lage rekenrente en de stijgende levensverwachting van de huidige jongeren. Beiden zijn drogredenen. Het jaarlijks rendement op de pensioenreserves levert over een pensioenbedrag van 1000 miljard 70 miljard euro op. Dat is exclusief de inkomsten aan pensioenpremies. De jaarlijkse pensioenuitkering aan gepensioneerden is ruim 25 miljard euro (CBS 2011). Per jaar wordt er dus 50 miljard euro aan de reserves toegevoegd, exclusief de premieafdrachten. Vandaar die verdubbeling aan pensioenreserves.
Pensioenfondsen zijn schatrijk
Laten we een simpele rekensom maken. Het hoeft namelijk niet zo ingewikkeld te zijn als ons wordt voorgespiegeld. In 2013 waren er 2,8 miljoen gepensioneerden. In 2040 zullen dat er 4,7 miljoen zijn (CBS). We hebben dan de piek van de vergrijzing bereikt, want daarna lopen de cijfers terug. Tussen 2040 en 2050 zullen er gemiddeld 4,2 miljoen gepensioneerden zijn. Wanneer we uitgaan van de huidige pensioenreserve van 1400 miljard en een gemiddeld beleggingsrendement van 5 procent dan levert dat een pensioenreserve op van bruto ruim 4000 miljard in 2040, exclusief de premieafdrachten. Het gemiddeld aantal gepensioneerden tussen 2013 en 2040 zal 3,7 miljoen zijn. Het gemiddelde jaarlijks uit te keren pensioenbedrag per gepensioneerde is 10.000 euro, exclusief AOW (CBS). Dat is over 27 jaar bijna 1800 miljard euro. Blijft over 2700 euro aan reserves. Voor het gemak wordt uitgegaan van de huidige cijfers. De werkelijke cijfers zullen gecorrigeerd worden voor inflatie en fluctuerende beleggingsrendementen, maar met een totaal rendement van 5 procent is daar al redelijk rekening mee gehouden. Wat we dus volledig buiten beschouwing laten zijn de extra premie-inkomsten. De pensioenfondsen zijn nu, maar ook straks schatrijk. Hoezo lage dekkingsgraden, het uitblijven van indexaties of nog erger, pensioenkortingen?
Het mag duidelijk zijn dat met de door de overheid kunstmatig laag gehouden dekkingsgraden ons een rad voor de ogen wordt gedraaid. Men gaat immers niet uit van werkelijke rendementen en reserves, maar van een eenzijdige kunstmatige berekening, door alleen de lage rekenrente toe te passen. Ik herinner er nog maar even aan: tussen 2003 en 2018 is het pensioenvermogen gestegen van 490 naar ruim 1400 miljard. En dat nog wel in een periode dat de kredietcrisis uitbrak. Het is een raadsel waarom de overheid de pensioenuitkeringen kunstmatig laag wil houden en de pensioenfondsen daarin meegaan. Het is immers pure diefstal.
Jongeren zullen hun eigen pensioen moeten betalen
Dan is er nog het argument dat de huidige jongeren de dupe zouden worden van de huidige gepensioneerden. Jongeren zouden immers te weinig pensioen opbouwen omdat de huidige gepensioneerden hun pensioen zouden opeten. Laten we daar voor eens en voor altijd duidelijk over zijn. Dat is een fabeltje. Een huidige of aankomende gepensioneerde geboren in 1960 heeft een lagere levensverwachting dan iemand die in 1990 geboren is. De jongeren van nu zullen langer leven en pensioen ontvangen dan de huidige gepensioneerden. Wanneer die jongeren later een fatsoenlijk pensioen uitgekeerd willen krijgen, dan zullen ze daarvoor ook langer moeten werken of meer premies moeten afdragen. Ouderen van nu kunnen toch niet financieel verantwoordelijk gehouden worden voor het feit dat jongeren straks langer leven en daardoor meer pensioen nodig hebben?
Pensioenroof
Pensioenbeleggingen hebben een lange horizon van 30 tot 35 jaar. Dat is niet voor niets, omdat conjuncturele golven door deze lange tijdsspanne geneutraliseerd worden. Laat nu net op dit punt de overheid en het bedrijfsleven in de fout zijn gegaan. Het verwijt dat er in het verleden te weinig premies zouden zijn ingelegd is een gotspe. Begin jaren negentig was de gemiddelde dekkingsgraad bij de pensioenfondsen 250-300 procent! Volgens sommigen klotste het geld tegen de plinten. Het derde kabinet Lubbers (1989-1994) was aan het bewind en de financiĂ«n van het Rijk waren dermate uit de rails gelopen dat, net zoals nu, terugdringing van de nationale schuld noodzakelijk werd geacht. Premier Lubbers (CDA) zocht naarstig naar wegen om aan geld te komen en deed een greep in de welgevulde pensioenkas van het ambtenarenfonds ABP. Deels direct en deels door als overheidswerkgever geen premies meer af te dragen. Naar verluidt zou het om een bedrag van 32,86 miljard gulden gaan, zoân 15 miljard euro. In navolging van de overheid deden talloze werkgevers eveneens een greep in de pensioenkas van hun fondsen. Niemand, behalve de Algemene Rekenkamer, had toen door wat voor gruwelijks er gaande was. Maar naar hen werd niet geluisterd.
Banken willen ons pensioengeld
Helaas is er niets geleerd. Het nieuwste plan van de bankenlobby, werkgeversorganisatie VNO-NCW en enkele grote pensioenfondsen is, dat pensioenfondsen de woningmarkt zouden moeten lostrekken door woninghypotheken van de banken over te nemen. Banken zouden dan weer voldoende kapitaal krijgen om leningen te verstrekken aan bedrijven en starters op de woningmarkt, om zodoende de economie weer vlot te trekken. Men wil dus risicovolle hypotheekportefeuilles van banken verkopen aan de pensioenfondsen om diezelfde banken aan geld te helpen. Met andere woorden de toekomstige hypotheekverliezen worden simpelweg afgewenteld op de werknemers en gepensioneerden.
Werkgevers, overheid en pensioenfondsen dienen met hun vingers uit de pensioenkassen te blijven. Toen, nu en in de toekomst. Zou het geld dat in de jaren negentig uit de fondsen gehaald is er nog in zitten, dan zou volgens schattingen de dekkingsgraden van de pensioenfondsen in deze magere jaren nog altijd op minimaal 110-115 procent hebben gestaan, waardoor er niet gekort zou hoeven te worden. Ook zouden de meeste pensioenfondsen elk jaar nog hebben kunnen indexeren. Nemen we 1980 als peildatum en rekenen we er 30-35 jaar bij, dan komen we uit in 2010-2015. Een magere beleggingsperiode waarbinnen de rendementen uit die vette jaren negentig uitstekend van pas zouden zijn gekomen. Die lange beleggingshorizon is er immers niet voor niets. Maar overheid en werkgevers hebben er in die jaren blijk van gegeven om op korte termijn te denken en te handelen, zoals het hun toevallig uitkwam. Werknemers en gepensioneerden krijgen nu de rekening gepresenteerd van dat onverantwoorde gedrag.
Het minste dat de overheid kan doen is na te gaan hoeveel geld aan de pensioenfondsen in die periode is onttrokken. Het was het geld van werknemers en gepensioneerden. Dat geld moet gewoon teruggestort worden, het liefst met rente. Maar hoort u de politiek er over? Ze zwijgen als het graf terwijl we met zijn allen gewoon bestolen zijn en nu, bovenop de geleden schade, nog eens extra mogen bloeden door gekort te worden op het pensioen. Aan de grootste pensioenroof uit de Nederlandse geschiedenis en het onrecht dat werknemers en gepensioneerden daarmee is aangedaan hebben politiek en werkgevers weinig boodschap. Politici, economen en werkgevers, ze kunnen het niet laten. Likkebaardend kijken ze nog steeds begerig naar de pensioenpotten, terwijl dat geld gewoon uitgesteld loon van werknemers en gepensioneerden is. Afblijven dus.
Helaas kunnen we alleen maar zeggen, nadat ik nog een gesprek bekeken heb met Pieter Lakeman, In Den Haag moet er meer transparantie komen.
Niemand heeft het recht muv het bestuur van ABP om aan mikn geld te zitten. De overheid mag wettelijke kaders vaststellen en daar houdt het met op. Zelfs de FTK zijn nmm onwettelijk