De crisis in de rechtsstaat, blootgelegd door de toeslagenaffaire, noopte volgens D66-leider Sigrid Kaag tot een wisseling van de wacht. Toch zegt ze nu ja tegen een prolongatie van de coalitie die de vertrouwensbreuk met de burgers op haar geweten heeft.
‘OF HET POLITIEK HANDIG IS, dat weet ik niet. Dat het voelt als het goede, dat weet ik wel’, zei D66-leider Sigrid Kaag op de avond dat zij haar blokkade tegen regeringssamenwerking met de ChristenUnie ophief. Ze hoopte de leiders van VVD en CDA, Mark Rutte en Wopke Hoekstra, daarmee te vermurwen om op hun beurt hun ‘nee’ tegen de komst van pvda en GroenLinks aan de formatietafel op te geven. Ze kwam van een koude kermis thuis. Politiek handig bleek haar zet niet, hoe goed hij ook voelde: Rutte en Hoekstra persisteerden in hun blokkade.
Het resultaat is dat ze krijgen waar ze van meet af aan op inzetten: formatiebesprekingen over een herstel van de zittende coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Dat was het laatste wat Kaag wilde. De crisis in de rechtsstaat, blootgelegd door de toeslagenaffaire, noopte volgens haar tot een wisseling van de wacht, alleen al vanwege het signaal van achteloosheid dat van een prolongatie van de oude coalitie zou uitgaan. Alsof de toeslagenaffaire slechts een dingetje was, en niet een kwestie waarin de overheid ‘de grondbeginselen van de rechtsstaat heeft geschonden’, zoals het eindoordeel in het parlementaire onderzoeksrapport over de affaire luidde.
Opnieuw bleken de oude bestuurspartijen VVD en CDA doortrapter in het spel om de macht. Zeker in de formatie, het moment in de politieke cyclus waarin de nieuwe machtsconstellatie zich vormt, houden zij het oog vooral gericht op wat politiek handig is, ook als dat misschien niet helemaal goed voelt.
Voor de bestuurspartijen gaat de opportuniteit in de formatie boven moraliteit, kun je uit de parlementaire geschiedenis opmaken. Toen de PVDA, destijds de grote winnaar van de verkiezingen, er in de formatie van 1977 een potje van had gemaakt, greep Hans Wiegel direct de gelegenheid om met Dries van Agt een kabinet van VVD en CDA te vormen. Beschroomd kwam Van Agt na de eerste onderhandelingsronde bij hem terug: de CDA-fractie had maar liefst honderd wijzigingsvoorstellen. Geeft niks, amice, reageerde Wiegel. Zonder omhaal zegde hij toe er tachtig direct over te nemen. ‘En jij, Dries’, vervolgde hij, ‘mag zeggen welke twintig voor mij niet aanvaardbaar zijn.’
In 2017 doken VVD en CDA onder de ‘morele ondergrens’ die Jesse Klaver in de onderhandelingen over het migratiebeleid trok, met als resultaat dat GroenLinks afhaakte. In 2003 slaagde het CDA erin de PVDA uit de formatie te drijven, door met dat oogmerk overdreven zware bezuinigingen te eisen. De PVDA, de derde in het trio bestuurspartijen, kan er zelf ook wat van. In de formatie van 1973 slaagde PVDA’er Jaap Burger erin bij de confessionele partijen in te breken: buiten medeweten van de fractieleiding rekruteerde hij uit die kring twee ministers, de arp’ers Boersma en De Gaay Fortman. Voor de PVDA was het mooi meegenomen dat Burger daarmee kvp, arp en chu uit elkaar dreef en een zware hypotheek legde op hun besprekingen om tot het CDA te fuseren. De ‘inbraak van Burger’, erkende Wiegel naderhand met onverholen bewondering, was een staaltje machtspolitiek van een ‘macabere schoonheid’.
Voor de bestuurspartijen gaat de opportuniteit in de formatie boven moraliteit Rutte en Hoekstra hebben met behulp van valse beeldvorming van Kaag gewonnen
ZO KUN JE HET LEPE SPEL dat VVD en CDA deze keer hebben gespeeld wellicht ook kwalificeren, maar dat neemt niet weg dat Kaags knieval voor hun onwelwillende blokkade van PVDA/GroenLinks de politiek een nogal onfris aanzien geeft. Dat D66 haar frustratie over formateur Johan Remkes uitleefde in een vuige roddel over zijn drankgebruik is nog af te doen als een onaangenaam incident: de rvd zag zich genoodzaakt tot een officiële verklaring over de twee borrels die Remkes bij het diner drinkt.
Een naschok die veel langer zal resoneren, met onherroepelijk een nadelig effect op het vertrouwen van mensen in de politiek, is dat de formatie kan eindigen met een restauratie van de coalitie die de toeslagenaffaire liet voortslepen, ondanks alle signalen dat ze daarmee duizenden onschuldige slachtoffers maakte.
Je kunt het ook wat scherper zeggen: met hun inzet van meet af aan om Rutte III zo soepel mogelijk te laten overvloeien in Rutte IV deden Rutte en Hoekstra een poging de politieke sporen van de toeslagenaffaire uit te wissen. ‘Hoe kunnen de veroorzakers de probleemoplossers zijn?’ vroeg Kristie Rongen, een van de gedupeerden, zich in de NRC af over de mogelijke terugkeer van de oude coalitie. Zij is een van velen die door hun machteloosheid tegenover een wrede overheid in de financiële en soms ook mentale ellende zijn gestort. In hun optreden en uitlatingen hebben Rutte en Hoekstra niettemin geen moment twijfel getoond of hun politieke verantwoordelijkheid voor dat leed een terugkeer als minister in de weg staat.
Oud-lid van de Raad van State Kees Schuyt vindt het onbegrijpelijk dat zij zich die vraag niet al direct stelden bij de val van Rutte III over de toeslagenaffaire in januari. ‘Zij hadden niet alleen moeten aftreden, maar ook terugtreden’, zei hij in De Groene Amsterdammer . ‘Ik vind het onbestaanbaar dat Rutte en Hoekstra, die als minister van Financiën direct verantwoordelijk was voor de misdragingen van de Belastingdienst, na het aftreden van het kabinet gewoon op hun post bleven, de lijsttrekkers van hun partij werden en nu namens VVD en CDA de onderhandelaars in de formatie zijn.’
Schuyt zei dat hij in het overheidshandelen in de toeslagenaffaire de trekken van een machtsstaat ziet: een staat die geen maat weet te houden in het uitoefenen van macht over de burgers. Volgens hem is daarmee de morele waarde van de rechtsstaat in het geding: houdt iemand met meer macht dan jij zich niet aan dat beginsel van proportionaliteit, laat hij na de juiste verhoudingen in acht te nemen, dan kan hij je zwaar in het ongeluk storten. ‘Dat hebben we zien gebeuren in de toeslagenaffaire’, aldus Schuyt.
Volgens Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen moet een rehabilitatie van de overheid dan ook een kernthema in de formatie zijn. ‘Het is echt niet voldoende als politici nu zeggen: we hebben ons lesje geleerd, u kunt de overheid wel weer vertrouwen. Dat vertrouwen is niet één-twee-drie terug’, zei hij na een gesprek met een van Remkes’ voorgangers als informateur, Herman Tjeenk Willink. Evenals Schuyt meent Van Zutphen dat het helen van de vertrouwensbreuk met de burgers in de eerste plaats van de overheid vergt dat zij zich weer bewust wordt van de morele grenzen die het rechtsprincipe van maathouden aan haar macht stelt. Het recht moet volgens hem aansluiten bij de normen die in de samenleving gelden voor een rechtvaardige en nette behandeling van mensen. Dat vergt van de overheid dat zij in haar contact met mensen hen zonder achterdocht, zonder verdachtmakingen tegemoet treedt.
Rutte en Hoekstra hebben met behulp van valse beeldvorming van Kaag gewonnen
HET RECHTSPRINCIPE van maathouden zal vooral van de partijen die zich het gevoeligst hebben betoond voor de populistische adem in de nek een omslag in het politieke denken vergen. Drift naar daadkracht is een typerend kenmerk van het populisme. Alles wat een directe en ongeremde uitvoering van wat het volk wil in de weg staat, zo heet het in de populistische beeldvorming, is een vorm van nodeloos moeilijk doen.
Ook het recht kan zo’n sta-in-de-weg zijn. Van de drie bestuurspartijen betoont de VVD zich tot dusver het gevoeligst voor de druk om de rechterlijke macht een toontje lager te laten zingen. Zo pleitte ze in haar ontwerpverkiezingsprogramma voor een lossere binding met mensenrechtenverdragen als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (evrm), vanwege de beperkingen die ze aan de nationale macht opleggen. In de ergernis van de rechtsliberalen over de Urgenda-uitspraak werd het misverstand zichtbaar dat de rechter onbevoegd is om de politiek te houden aan haar verdragsverplichtingen voor de beteugeling van de klimaatcrisis.
In hun ‘nee’ tegen regeringssamenwerking met de combinatie PVDA/GroenLinks zag je bij de VVD en het CDA die angst voor populistische stemmingmakerij terug. Rutte en Hoekstra deden het voorkomen alsof zij met hun blokkade voorkwamen dat een ‘linkse wolk’ over Nederland zou neerdalen. Hoewel dat alleen al getalsmatig een loos spookbeeld is – VVD en CDA hebben 48 zetels in de Tweede Kamer, PVDA en GroenLinks zeventien – bleef het opduiken in de argumenten die VVD en CDA aanvoerden om zelfs inhoudelijke verkenningen met PVDA/GroenLinks te weigeren.
Louter uit het oogpunt van het machtspolitieke spel hebben Rutte en Hoekstra de slag met Kaag gewonnen, al is het met behulp van valse beeldvorming. Daar kan nu een ander beeld, met meer realiteitswaarde, tegenover worden geplaatst. Dat van twee partijleiders die de toeslagenaffaire willen wegmoffelen, ook als signaal dat er iets grondig mis is met de Nederlandse rechtsstaat en democratie. Voor Kaag is de pijnlijke vraag duidelijk: had zij achteraf bezien VVD en CDA niet voor het blok moeten zetten door het lot van haar partij vanaf het begin met dat van PVDA en GroenLinks te verbinden? Uit het oogpunt van politieke handigheid zou dat geen slechte zet in het machtsspel zijn geweest.