‘Ik denk dat het allemaal volgens de regels is gebeurd’, stelt premier Mark Rutte voor onze camera’s. BOOS en Vrij Nederland komen na gezamenlijk onderzoek tot hele andere conclusies: voor leden van de koninklijke familie zet het ministerie van Defensie de regels maar wat graag opzij.
Dit achtergrondverhaal hoort bij de uitzending van BOOS van afgelopen donderdag. Die uitzending van BOOS vind je hier.
De bliksemcarrière van de jongste koninklijke generatie zorgt voor gefronste wenkbrauwen binnen de krijgsmacht. Lucas van Lippe-Biesterfeld van Vollenhoven, kleinzoon van Pieter van Vollenhoven en prinses Margriet, behaalt in april 2020 zijn vwo-diploma en start enkele maanden later met zijn opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Op dat moment is hij zeventien jaar oud. Nog geen jaar later, in juli 2021, is hij achttien jaar en officier in de rang van tweede luitenant. In het systeem van Defensie staat hij geregistreerd als ‘commandant infanteriepeloton’.
Begin dit jaar gaat hij met de Koningscompagnie van de landmacht op missie in Irak – een uitzending die hij niet volledig afrondt, met een functie waar ter plekke een mouw aan wordt gepast. Van Lippe-Biesterfeld mag meekijken over de schouder van een collega en wordt ‘niet voor vol aangezien. Hij heeft de strepen maar niet het gezag’, aldus een bron.
Opvallend is dat voor hem de voorwaardelijke eisen voor bevorderingen creatief worden geherinterpreteerd. Hoewel het behalen van een Vaktechnische Opleiding (VTO) een voorwaarde is om de opleiding te kunnen afronden (en tot tweede luitenant te worden bevorderd), wordt deze eis voor Van Lippe-Biesterfeld losgelaten. ‘Het is een raadsel wat je zonder vaktechnische opleiding komt brengen, dan ben je mijns inziens een losse flodder’, constateert een bron binnen Defensie.
Ook is het niet gebruikelijk dat middelbare scholieren na hun examen direct een verkorte opleiding tot officier volgen, zonder dat duidelijk is welke functie zij gaan vervullen. De vaktechnische opleiding is precies daarvoor bedoeld: na een algemene praktische en theoretische militaire opleiding worden rekruten klaargestoomd voor de functie waar ze op hebben gesolliciteerd. Dit kan uiteenlopen van inlichtingenofficier tot aan officier infanterie.
Het ministerie van Defensie laat desgevraagd weten dat het hier om ‘maatwerk’ gaat en noemt ‘het belang dat Defensie toekent aan de historische relatie met de koninklijke familie’ als motivatie. Tegelijkertijd benadrukt het ministerie dat er geen aparte (integriteits)regels bestaan voor leden van het Koninklijk Huis of familie omdat voor hen ‘de regels gelden die voor iedereen gelden’.
De irritatie slaat om in een ‘wie denk je dat je bent, snotaap’-toon: ‘Ook dan zijn er nog steeds de gewone eisen, die voor iedereen gelden!’
Het zijn constateringen die op gespannen voet met elkaar staan, en waar het ministerie tijdens het wederhoortraject in grossiert. Want hoewel Defensie stelt dat ‘maatwerk wel vaker wordt toegepast door Defensie’ en suggereert dat ook deze gang van zaken de normaalste zaak van de wereld is, denken de collega’s van de afdeling werving en selectie daar anders over.
De BOOS-redactie neemt de proef op de som en belt als ‘vwo-scholier’ met een rekruteerder om te kijken hoe de belofte van ‘maatwerk’ uitpakt. ‘Is er niet een soort maatwerk waardoor ik een traject kan volgen, dat ik na een jaar officier ben en ook op uitzending meekan?’ De behulpzame dame aan de andere kant is licht geïrriteerd door de aanhoudende vraag: ’Nee dat kan niet, dat is niet mogelijk.’ ‘En als mijn opa Pieter van Vollenhoven heet?” De irritatie slaat om in een ‘wie denk je dat je bent, snotaap’-toon: ‘Ook dan zijn er nog steeds de gewone eisen, die voor iedereen gelden!’
Van voortrekken is volgens Den Haag echter geen sprake. Minister van Defensie Kajsa Ollongren (D66) laat voor de camera’s weten dat er ‘goede redenen’ kunnen zijn om een speciaal traject voor het lid van de Koninklijke Familie op te zetten, maar kan desgevraagd geen specifieke reden noemen anders dan ‘expertise’. Daar deze onwaarschijnlijk is bij een zeventienjarige scholier wordt gevraagd naar andere voorwaarden. Die kan ze niet leveren.
‘Ha Tim, hoe is het jongen?’, roept de premier amicaal en knoopt al lopend een praatje aan dat tijd afsnoept van een antwoord op de vraag wat hij ervan vindt dat mensen van de koninklijke familie worden voorgetrokken door Defensie. ‘Ik denk niet dat er regels zijn overtreden,’ meent Mark Rutte (VVD). Voortrekken? ‘Nou dat is niet zoals ik het zie,’ aldus Ollongren.
Ondertussen is koninklijke kleinzoon Van Lippe-Biesterfeld alweer verder in zijn carrière: na enkele maanden mee te zijn geweest op missie, is de nu negentienjarige Lucas aan de slag als stagiair bij de NAVO. Eveneens een opvallende positie aangezien studenten die in aanmerking willen komen voor een NAVO-stage minimaal 21 jaar moeten zijn en drie jaar universitaire opleiding moeten hebben genoten.
‘PC’
Het is niet de eerste keer dat een actief dienend lid van de koninklijke familie voor gefronste wenkbrauwen zorgt binnen de krijgsmacht. Uit interne documenten en communicatie in handen van BOOS en Vrij Nederland blijkt dat Prins Pieter-Christiaan een twijfelachtige rol heeft gespeeld in de bevordering van enkele naaste collega’s.
Pieter-Christiaan van Oranje – binnen de krijgsmacht wordt hij amicaal ‘PC’ genoemd – keerde na zijn dienstplicht in 2004 als beleidsmedewerker en adviseur terug bij de Koninklijke Marechaussee. Het waren roerige tijden. Na de moord op Theo van Gogh datzelfde jaar besluit de regering om de informatiepositie van Nederland, in verband met de toenemende terreurdreiging, te verbeteren door her en der extra militaire ogen en oren te plaatsen op ambassades. Defensie doet dit vanuit de marechaussee in samenwerking met Binnenlandse en Buitenlandse Zaken. Van Oranje wordt gevraagd een functieomschrijving te maken voor militairen die zullen worden geplaatst op diverse Nederlandse ambassades, zogeheten liaisons. Het gaat in totaal om ‘tien voorgenomen plaatsingen’.
Het beschrijven van een functie luistert nauw, omdat binnen Defensie de functie bepaalt welke rang een militair krijgt (en dus ook welk salaris). Om het proces zo objectief mogelijk te laten verlopen, maakt Defensie gebruik van een zogeheten functiewaarderingssysteem (FUWADEF). Op basis van veertien kenmerken wordt een score toegekend, de totaalscore geeft een bijbehorende rang weer. Een functie met gelijke kenmerken, geeft dus ook een gelijke rang weer. Toch dient Van Oranje in november 2005 een verzoek in bij de Marechausseeraad voor ‘functiedifferentiatie’: bepaalde ambassadeposten moeten worden gekoppeld aan een majoorsrang, anderen weer aan die van kapitein. De onderbouwing hierbij (het FUWADEF-profiel) ontbreekt. De Marechausseeraad gaat niet akkoord en besluit in december 2005 dat alle liaisons de functie van majoor moeten krijgen.
Wat de vier kapiteins – naast een lager salaris – gemeen hebben, is dat zij niet door Van Oranje zijn meegenomen naar ambassades of eerder met hem hadden samengewerkt.
Het tegenovergestelde gebeurt. Bepaalde posten laat Van Oranje op kapitein staan, anderen op majoor. Een medewerker van Personeel & Organisatie vraagt in april 2006 om opheldering want ‘dit staat haaks op het besluit van de Marechausseeraad’. Ondertussen gaat Van Oranje voortvarend te werk. Niet alleen neemt hij de functieomschrijving voor zijn rekening en houdt hij vast aan een verschil in waardering, ook neemt hij alvast kandidaten mee naar verschillende ambassades.
Eén bezoek springt hierbij in het oog: in september 2006 kondigt Van Oranje per mail aan om in Londen langs te komen met de ‘beoogde kandidaat’ voor de liaison-functie in rang van majoor. ‘PC had hem (de beoogde kandidaat, red.) toegezegd dat hij zou worden geplaatst in de rang van majoor. Dat ging niet zonder hordes, want hij moest er bij PC op aandringen zijn beloftes na te komen,’ verklaart een ingewijde aan BOOS en Vrij Nederland. Zichtbaar ging ‘PC’ met bezoeken de ambassades af: ‘Zoiets zie en hoor je gebeuren, dat hou je binnen de Marechaussee niet stil’, aldus de ingewijde.
Deze proactieve rekrutering is bijzonder. Uit een interdepartementaal overeenstemmingsoverleg blijkt dat zowel Binnen- als Buitenlandse Zaken helemaal niet overtuigd zijn van nut en noodzaak van een liaison in Engeland. Er is ‘vooralsnog geen duidelijk zicht op de meerwaarde van een Marechaussee-liaison’ en er wordt besloten om ‘een eventuele plaatsing niet op de korte termijn’ te doen.
Maar de ambassadefunctie waar aanvankelijk geen behoefte aan was komt er toch, gewaardeerd op de functie van majoor in tegenstelling tot vier militairen op andere ambassades. Zij verrichten hetzelfde werk, maar doen dit in de functie van kapitein wat neerkomt op ongeveer 1000 euro per maand minder aan salaris. Hoewel de marechaussee-top in 2007 nogmaals onderstreept dat de liaison-functies gewaardeerd zijn op majoor, blijft de situatie zoals Van Oranje die voor ogen had gehandhaafd. Wat de vier kapiteins – naast een lager salaris – gemeen hebben, is dat zij niet door Van Oranje zijn meegenomen naar ambassades of eerder met hem hadden samengewerkt (bij onder meer de Europese grenswachter Frontex of de Europese Commissie).
Net als bij de vragen over Van Lippe-Biesterfeld doet het ministerie vooral alsof de neus bloedt.
Twee kapiteins procederen via hun vakbond en eisen een gelijk salaris voor een gelijke functie. Bijzonder is dat het ministerie van Defensie de bestaande situatie verdedigt – tegen het eigen besluit in dat alle functies gewaardeerd moeten worden op majoor. De functiedifferentiatie zoals voorgesteld door Pieter-Christiaan van Oranje blijft gehandhaafd. Ook de rechter kan er weinig kaas van maken en merkt op dat Defensie ‘eerdere voornemens heeft gewijzigd’, waarvan ‘de context en motieven niet helder’ uit de stukken naar voren komen. Stukken die – zoals de rechter opmerkt – niet compleet zijn.
De kapiteins worden niet in het gelijk gesteld: het gaat om een ‘tijdelijke functiebeschrijving’ waarvan blijkbaar na zes jaar nog een definitieve evaluatie moet komen. Een evaluatie die ondanks beloftes van het ministerie steevast uitblijft.
Desondanks neemt de rechter wel de vrijheid om het ministerie de oren te wassen: niet alleen worden de kapiteins ‘onaanvaardbaar lang in het ongewisse gelaten over de aangekondigde evaluatie’, ook heeft het ministerie ‘de rechtbank bij herhaling onjuist geïnformeerd over de stand van zaken’. Het ministerie handelt in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden: ‘een in hoge mate ongewenste situatie’.
Hoewel Defensie op de zitting belooft dat die evaluatie in januari 2011 zal worden gehouden, duurt het tot eind 2014 voordat de situatie wordt rechtgetrokken. De juridische grondslag hiervoor vindt Defensie in de eigen archiefkast: het reorganisatieplan van de marechaussee uit 2007 waarin is te lezen dat de functie van ‘liaison’ is ingeschaald op majoor.
Uit de interne documenten en communicatie komen vragen over de rol van Pieter-Christiaan van Oranje naar voren, vragen waarop zowel het ministerie als Van Oranje inhoudelijk niet thuis geven. Op de vraag te reflecteren op de gang van zaken laat Defensie weten dat hier sprake is geweest van een ‘gangbare procedure’ die hooguit ‘wat lang heeft geduurd’.
Net als bij de vragen over Van Lippe-Biesterfeld doet het ministerie vooral alsof de neus bloedt. Hoewel het in het geval van prins Pieter-Christiaan gaat om het handelen van een ambtenaar, mag hij zelf de vragen beantwoorden die tevens Defensie betreffen. Een praktijk die, zo geeft ook minister Ollongren later toe voor de camera’s, ‘niet gangbaar en niet de bedoeling’ is.
Voorwaarden blijken eveneens losjes te zijn geïnterpreteerd bij het toekennen van de eretitel Commodore door de Luchtmacht aan Pieter van Vollenhoven.
Begrijpelijk, want de reden dat de camera voor haar neus staat is omdat Prins Pieter-Christiaan meer vragen opwerpt dan beantwoordt. Ondanks dat hij toegeeft ‘verschillende ambassades te hebben bezocht’ om de ‘wensen te inventariseren’, laat hij weten dat ‘aan deze reizen geen beoogde kandidaten deelgenomen’ hebben. Dit terwijl de redacties schriftelijke communicatie in handen hebben waarin hij niet alleen zijn komst met de ‘beoogde kandidaat’ aankondigt, maar ook direct opdracht geeft voor het organiseren van een vliegticket en hotelverblijf voor beiden.
Na herhaaldelijke verzoeken om opheldering laat de prins een week voor de uitzending van BOOS weten graag op camera te reageren, maar komt bij nader inzien terug op dit besluit. De niet-opgehelderde vragen zijn ‘meer van hetzelfde’, en aangezien de redacties geen inzage geven in bronnen is het volgens Van Oranje ‘niet duidelijk wat hem wordt verweten en waar BOOS zich op baseert’.
Bij opsomming van bovenstaande feiten laat Defensie weten dat ‘wat Van Oranje en de marechaussee betreft er niets aan de hand is, alles is goed verlopen, hij heeft netjes zijn werk gedaan’. Alles wat prins Pieter-Christiaan deed – dus ook het ingaan tegen een besluit van de Marechausseeraad – is volgens Defensie gebeurd ‘in opdracht van de Marechausseeraad’.
Hoogleraar staatsrecht aan de Universiteit Leiden Wim Voermans noemt deze ontwijkende antwoorden ‘tezamen genomen met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de hoogste bestuursrechter in ambtenarenzaken, red.): geen fris plaatje’. Hij hekelt dat op vragen over de rol van Pieter-Christiaan van Oranje in deze affaire door Defensie ’verschillende en tegenstrijdige mededelingen worden gedaan’.
HET CADEAU WAT GEEN CADEAU MAG HETEN
Het is een mooie dag, 29 april 2019. Pieter van Vollenhoven wordt ‘compleet verrast’ met een ‘bijzonder cadeau’ de dag voor zijn tachtigste verjaardag: hij wordt door de Koninklijke Luchtmacht bevorderd tot Commodore titulair. Een bevordering die volgens royal-glossy Vorsten volledig ‘buiten hem om was voorgekookt’. Het is een feestelijke bedoening. Niet in de laatste plaats door de inbreng van commandant Dennis Luyt die grapt dat met deze bevordering ‘de verhoudingen thuis op Het Loo en het gezag van Pieter’ zijn hersteld: hij staat hierdoor immers rangtechnisch niet langer op gelijke voet met zijn zoons Maurits en Pieter-Christiaan, maar boven hen.
Hoe snel titels voor de familie kunnen worden geregeld, blijkt ook uit het handelen van Pieter van Vollenhovens zoon, prins Maurits.
De bijeenkomst op vliegbasis Gilze-Rijen werd afgesloten met ‘een kleine ‘fly past’ van twee historische toestellen waarmee Pieter in het verleden zelf ook heeft gevlogen’ en ‘in één daarvan mag Pieter voor zijn verjaardag (dinsdag wordt de professor tachtig) nog een vlucht maken’, jubelt Royaltyblog. Op de foto’s is te zien hoe zijn zoon Pieter-Christiaan van Oranje gehuld in militair tenue plaatsneemt in het historische vliegtuig.
‘De professeur’ wordt dat weekend eveneens geëerd in een TV Special met Ivo Niehe. Weekendedities van kranten staan vol hagiografieën. ‘De waakhond die op zijn 80e nog alert is’ (de Volkskrant) en ‘de professor die nooit prins werd’ (Reformatorisch dagblad) is al jaren een van de populairdere leden van het Koninklijk Huis.
Zijn acceptatie van ‘burgerjongen’ naar volwaardig lid is uitgebreid beschreven in de media, evenals zijn werkzaamheden voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). En hoewel Van Vollenhoven bekend staat als een kritische man die geen blad voor de mond neemt, staat hij er in militaire kringen om bekend dat gestrekte been nooit publiekelijk in te zetten bij de luchtmacht, en het krijgsmachtonderdeel waar hij diende omzichtig te benaderen.
De universiteit sprak destijds liever van ‘praktiserend professor’ zonder uiteen te zetten wat dit precies behelst en haastte zich in 2005 te melden dat de prins wel ‘voornemens was’ een proefschrift te gaan schrijven. Op de vraag of het wenselijk is dat iemand zonder wetenschappelijke achtergrond zich voorstaat op een wetenschappelijke titel om expert-uitspraken te doen, is het antwoord: ‘Niet per se’. Belangrijk is dat consequent de juiste titel wordt gebruikt: praktijkprofessor dus, en niet professor. De universiteit voegt eraan toe momenteel ‘geen praktijkhoogleraren’ meer te hebben en ‘ook geen nieuwe meer aan te stellen’ om ‘onduidelijkheid over de positie te voorkomen’.
Voorwaarden blijken eveneens losjes te zijn geïnterpreteerd bij het toekennen van de eretitel Commodore door de Luchtmacht. Hoewel van Vollenhoven zijn dienstplicht vervulde op een juridische afdeling en sinds 2005 als reservist bleef verbonden aan de luchtmacht ging hij, in tegenstelling tot anderen die een eretitel mochten ontvangen, nooit mee op uitzending. Defensie laat desgevraagd weten de titel te hebben verleend wegens ‘zijn jarenlange verdiensten voor de krijgsmacht in het algemeen en de veiligheid in het bijzonder’.
Hoe snel titels voor de familie kunnen worden geregeld, blijkt ook uit het handelen van Pieter van Vollenhovens zoon, prins Maurits. Zo meldde onder meer Royalblog maar ook de Telegraaf in september 2017 hoe de prins drie maanden eerder tijdens een herdenking om een extra streep aan de toenmalig commandant Zeestrijdkrachten, Rob Verkerk had gevraagd. De prins liet weten zich in het gezelschap ‘underdressed’ te voelen. Ook al reageerde commandant Verkerk door te zeggen ‘Dat heb je toch niet nodig’, het verzoek bleek wel degelijk te zijn doorgewerkt. Drie maanden later kreeg de prins zijn papieren bevordering.
Professor Voermans noemt desgevraagd het accepteren van deze titels ‘ongelukkig’ en vergelijkt het met een vliegbrevet: ‘je moet geen pilotenpak dragen als je geen vliegbrevet hebt, waarom zou je dat willen?’
Voermans pleit eveneens voor meer zelfreflectie bij de koninklijke familie. ‘Waarom zou je een titel aanvaarden als je de vaardigheden niet hebt? In de negentiende eeuw snap ik de behoefte volgehangen te worden met medailles wel, maar waarom in 2022 nog?’ Hij wijst erop dat niemand de leden van de koninklijke familie verplicht deze ‘cadeaus’ te aanvaarden en waarschuwt voor een ‘jacht op titels’ waar de onderliggende vaardigheden bij ontbreken.
Het ministerie van Defensie ontkent dat het hier gaat om het aanvaarden van cadeaus, dat zou namelijk in strijd zijn met de Gedragscode, en hoewel er ‘geen standaard voor titulaire bevorderingen’ bestaat kan het ministerie ons wel garanderen dat ‘nergens van is afgeweken’.