Met een bijstandsuitkering is het moeilijk rondkomen. Dat is des te meer het geval wanneer je veel huur moet betalen of in een slecht geïsoleerde woning woont. Menigeen maakt dan ook gebruik van de voedselbank of krijgt wel eens een tas met boodschappen van een familielid. Niet zonder risico, zo blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Gemeente Wijdemeren vordert ruim € 7000 aan uitkering terug, omdat de uitkeringsgerechtigde gedurende drie jaar vanwege hoge vaste lasten wekelijks boodschappen van haar moeder ontving. De gemeente krijgt van de rechtbank gelijk. Maar staat dit nog wel in verhouding?
Wat vooraf ging
X ontvangt sinds 16 december 2015 een bijstandsuitkering. Naar aanleiding van een signaal van het inlichtingenbureau heeft de gemeente onderzoek naar haar leefsituatie ingesteld. Uit het onderzoek is gebleken dat betrokkene de inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat zij in haar levensonderhoud wordt bijgestaan door haar moeder.
X heeft op 4 mei 2019 onder meer verklaard:
“(…). ‘Ik krijg aardig wat boodschappen van mijn moeder per week, 2 broden, 3 zaken sla, een doos met 8 stukjes vlees, 2 dozen eieren, wc-papier, koffie. Ik krijg 1 keer in de week een tas met boodschappen. Dat is omdat ik haar altijd help met van alles. Mijn moeder gaat 1 keer per week naar de Lidl, dan doet zij boodschappen voor ons samen en dan is zij ongeveer € 50,- per week kwijt voor boodschappen voor ons samen. Ik geef zelf nauwelijks geld uit aan boodschappen. Ik denk max. 10 euro per week.(…)” Ik ben bijna mijn hele uitkering kwijt aan vaste lasten. (…)”.
Op 21 juni 2019 heeft X onder meer verklaard:
“(…) .“U zegt dat het u verbaasde dat u tijdens het huisbezoek voornamelijk middelen van de Albert Heijn heeft aangetroffen. U vraagt mij te vertellen hoe dit zit. Mijn moeder gaat eerst naar de lidl en daarna gaat zij naar de Albert Heijn in [wijk] . Mijn moeder heeft daar niet bij stil gestaan. Mijn moeder haalt speciaal brood voor mij. Ik denk dat mijn moeder € 20,- uitgeeft aan mij. (…). U vraagt mij naar de verzorgingsproducten die ik nodig heb, waar ik die koop. Die koopt mijn moeder voor mij. Mijn moeder koopt ze daar waar ze het goedkoopst zijn. Mijn moeder let heel erg op de aanbiedingen. Mijn moeder doet al 46 jaar de boodschappen voor mij,”(…)”.
De gemeente Wijdemeren heeft naar aanleiding van het onderzoek over de periode van 16 december 2015 tot en met 30 november 2018 bruto € 7.039,65 teruggevorderd (berekend volgens de Nibudnorm voor de dagelijkse boodschappen zijnde € 6,41 per dag).
Betrokkene heeft zonder succes bezwaar aangetekend en is vervolgens in beroep gegaan bij de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank oordeelt als volgt:
Beoordeling rechtbank
Namens X is pas tijdens rechtszitting het standpunt ingenomen dat de door haar afgelegde verklaringen onjuist en onvolledig zijn. Zij stelt dat zij de verklaringen wellicht heeft ondertekend, maar dat zij dit heeft gedaan zonder te lezen en zonder hiermee akkoord te zijn vanwege een gevoel van druk en intimidatie.
De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze in strijd is met de goede procesorde. Niet valt in te zien dat X deze grond niet eerder, in bezwaar, tijdens de hoorzitting of in de gronden van beroep, naar voren kon brengen, zodat verweerder dit had kunnen onderzoeken en hierop had kunnen reageren. Door dit dusdanig laat naar voren te brengen, zou het recht op hoor- en wederhoor worden geschonden. Deze beroepsgrond wordt dan ook buiten beschouwing gelaten.
X betwist dat zij structureel boodschappen krijgt van haar moeder. Zij heeft wellicht een aantal keren van haar moeder 1 á 2 producten gekregen. Zij heeft tijdens de gesprekken met de toezichthouder en bijstandsconsulente niet verklaard dat zij een tas vol boodschappen ontvangt van haar moeder voor een bedrag van wekelijks € 50,-. X is van mening dat verweerder de Nibudnorm niet kan toepassen omdat zij afhankelijk is van de bijstandsuitkering. X betwist dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. De door verweerder gevraagde gegevens over de ontvangen boodschappen zijn niet nodig om het recht op bijstand vast te kunnen stellen en daarmee is dit verzoek disproportioneel. Dat zij enkele keren boodschappen heeft ontvangen van haar moeder, betekent niet dat zij niet bijstand behoevend is. Verweerder heeft onterecht het besluit tot terugvordering genomen.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat X de inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat zij van haar moeder boodschappen ontving. Op basis van de door X afgelegde – en ondertekende – verklaringen heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat X wekelijks boodschappen krijgt van haar moeder.
De wekelijkse verstrekking van boodschappen door haar moeder levert X een op geld waardeerbaar voordeel op dat voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de uitkering van belang kan zijn. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de waarde van de boodschappen op de bijstandsnorm in mindering moeten worden gebracht. Indien X had voldaan aan haar inlichtingenplicht had verweerder de kosten van bijstand kunnen verrekenen of terugvorderen ter hoogte van het bedrag dat X maandelijks aan boodschappen ontving. Omdat X haar inlichtingenplicht heeft geschonden en ook tijdens het onderzoek van verweerder geen (verifieerbaar) inzicht heeft verschaft over de waarde en de frequentie van de ontvangen boodschappen kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De enkele stelling van X dat zij wel in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde en zij dus geen stukken hoefde te overleggen, maakt dit niet anders.
Verweerder heeft voorts naar het oordeel van de rechtbank voor de berekening van de terugvordering van de Nibud-norm kunnen uitgaan. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3749 waaruit blijkt dat de CRvB de Nibud-norm als een algemeen richtsnoer hanteert. De enkele betwisting hiervan is onvoldoende. Voor zover X heeft gesteld dat de Nibud norm in haar geval niet klopt nu haar moeder ook van een beperkt budget moet rondkomen, overweegt de rechtbank het volgende. X heeft geen stukken overgelegd die aantonen dat het hanteren van deze norm in haar geval inderdaad tot een onterechte uitkomst leidt. Ook heeft X niet in haar gronden van bezwaar vermeld dat haar moeder AOW ontvangt en een klein pensioen heeft. Verweerder heeft dan ook terecht het terug te vorderen bedrag vastgesteld op bruto € 7.039,96.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Naschrift
Formeel juridisch lijkt het allemaal wel te kloppen. De gemeente is volgens de Participatiewet verplicht om het hele bedrag terug te vorderen.
De gevolgen zijn echter voor betrokkene desastreus. Naast een terugvordering van ruim € 7000 zal ook (verplicht) een boete zijn opgelegd van waarschijnlijk 50% van het teruggevorderde bedrag (€ 3500), omdat er sprake is van schending van de inlichtingenplicht.*
Ruim € 10.000 moeten betalen omdat je boodschappen van je moeder hebt ontvangen? Betrokkene is meteen in een problematische schuldsituatie terecht gekomen met jarenlang alle gevolgen van dien. En wist betrokkene wel dat je ontvangen boodschappen moet opgeven? Dat staat immers niet op het inlichtingenformulier. En hoe zit het dan met ondersteuning vanuit de voedselbank en kledingbank, mag dat dan wel?
Moeder is ook nog eens al het geld van de boodschappen kwijt en de gemeente lijkt hier te worden verrijkt?!
Er zijn veel overeenkomsten met de toeslagaffaire: In de wet staat een verplichte terugvordering en iedereen stopt met nadenken. De Centrale Raad van Beroep heeft in diverse uitspraken deze werkwijze goedgekeurd.
Echter, de nadelen van de terugvordering zijn voor betrokkene onevenredig groot in verhouding tot het doel dat met deze terugvordering wordt gediend. Ook wanneer sprake is van een in de wet geregelde verplichting tot terugvordering zou aan dit evenredigheidsbeginsel van art. 3:4 lid 2 Awb moeten worden getoetst. Ik hoop dat we dat toch geleerd hebben van de toeslagaffaire.
*Mocht betrokkene nog een bijstandsuitkering ontvangen dan zal de gemeente, wanneer ze de jurisprudentie van de CRvB volgt, de boete vanwege draagkracht hebben moeten matigen tot een bedrag gelijk aan 10% van de bijstandsnorm over een periode van 12 maanden. Vanwege de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet hanteert de CRvB inmiddels een percentage van 5%.
BRON: https://www.schuldinfo.nl/
Meer informatie
– Rb Midden-Nederland 14 oktober 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:4746 (gepubliceerd op 4 december 2020)
– CRvB 4 mei 2010, ECLI:NL:CRvB:2010:BM4267
– CRvB 27 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3749
– Achtergrondinfo terugvordering teveel ontvangen uitkering