Sigrid Kaag – Minister van Financiën Als schatkistbewaarder heeft Sigrid Kaag het niet makkelijk. Ze wil de begroting op orde krijgen, maar moet miljarden extra uitgeven om de koopkracht te repareren. En dat terwijl Financiën een voor haar onwennig terrein is.
Sigrid Kaag wilde het eigenlijk over iets anders hebben. Het is begin maart, Rusland is kort daarvoor Oekraïne binnengevallen, en in de Sint Janskerk aan het Vrijthof in Maastricht heeft Kaag een lezing uitgesproken. Over de Europese Unie, de toekomst van de Europese begrotingsregels in Brussel, over Poetin en de Donbas. Dáár gebeurt het, weet Kaag.
Maar journalisten die haar na afloop opwachten, willen iets heel anders weten. Wat gaat ze precies doen om de koopkracht van Nederlandse gezinnen te verbeteren? En waarom is ze niet in de Tweede Kamer, die haar daar op datzelfde moment voor het vragenuur had opgeroepen? Het zijn niet de vragen waar Kaag op rekende, ze is al verrast door de aanwezigheid van de journalisten. „Zijn jullie helemaal naar Maastricht gekomen?’’
Sigrid Kaag hield aan het verkiezingssucces van D66 een vicepremierschap in het kabinet-Rutte IV over en presenteert dinsdag als minister van Financiën het koffertje met de Miljoenennota aan de Tweede Kamer. Maar het meest in haar element is ze als ze buiten Den Haag is. Vraag het aan ambtenaren die met haar werken, aan partijgenoten of aan Tweede Kamerleden die haar controleren; ze zien een schatkistbewaarder die nog altijd de internationale diplomaat in zich draagt – die ze decennia is geweest. Met de details van het Haagse werk heeft ze weinig op, laat staan het politieke circus eromheen.
Dat is niet per se nadelig, vervolgen de meesten. Oké, ze laat wel eens doorschemeren dat deze ministerpost niet haar favoriete tijdsbesteding is. Maar ze vertrouwt haar ambtenaren, aan micromanagement doet ze niet. Bij deze minister geen gedoe over komma’s en definities in Tweede Kamerbrieven. En het lukt haar om verder te kijken dan de krantenkoppen en de Haagse politiek van alledag, zeggen ambtenaren. Ze heeft, zeker als het om duurzaamheid of Europa gaat, visie.
Onuitgesproken boodschap: dat is bij voorgangers wel eens anders geweest.
Het probleem van Sigrid Kaag is dat het sinds haar aantreden in januari over weinig anders gaat dan die politiek van alledag. Al maanden roepen oppositiepartijen, vakbonden en gemeenten om meer actie van haar ministerie om burgers te beschermen tegen de gevolgen van de gierende inflatie en de knallende energieprijzen. In die wereld, van kortingen op de energiebelasting, tijdelijk aangepaste accijnzen en prijsplafonds, is ze minder thuis.
Niemand die de kar trekt
Dat is kwalijk, klaagt Tweede Kamerlid Henk Nijboer (PvdA), want de minister van Financiën zou in elk kabinet juist het voortouw moeten nemen bij het maken van grote inhoudelijke maatschappelijke keuzes.
Dat deed haar voorganger Hoekstra (CDA) weliswaar ook niet in het vorige kabinet, „maar toen hadden ze Wouter Koolmees”. De toenmalig minister van Sociale Zaken (D66) was het brein achter de grote steunmaatregelen tijdens de coronacrisis en had een reputatie als iemand die de financiële finesses goed doorgrondde. Nijboer: „In de sociaal-economische driehoek van dit kabinet zie ik niet iemand die de kar trekt en die het echt snapt.”
Gebrek aan financieel-economische kennis was een verwijt dat Kaag al voor haar benoeming veel te horen kreeg. Intussen, zeggen critici, is dat redelijk bijgespijkerd. Ze ziet de grote lijnen wel, zegt SGP-Kamerlid Chris Stoffer, „het is een intelligente vrouw. Maar inhoudelijk deskundig? Nee dat niet.”
Om dossierkennis op te doen, vaart Kaag niet alleen op de ambtelijke top van Financiën. Ze leunt veel op de deskundigheid binnen haar partij: financieel woordvoerder Steven van Weyenberg in de Tweede Kamerfractie, oud-minister Koolmees en haar huidige kabinetsgenoot Rob Jetten. Met hem voerde ze vorig jaar de moeizame onderhandelingen over het coalitieakkoord. „Rob heeft overal verstand van”, zegt een betrokkene bij de formatie. „Klimaat, stikstof, overheidsfinanciën.”
Daarnaast praat Kaag veel met haar buurman op de tweede verdieping van het ministerie, staatssecretaris Marnix van Rij (CDA). Hij is niet alleen een slimme fiscalist en bedreven Haags politicus – hij zat jaren in de senaat – Van Rij speelt indien nodig ook een rol als oliemannetje tussen de twee vicepremiers die elkaar niet erg goed liggen: Kaag en Hoekstra. „Er wordt permanent gewerkt aan de persoonlijke verhoudingen”, zo verwoordt een ingewijde het diplomatiek.
Ik zie niemand die de kar trekt
Henk Nijboer Tweede Kamerlid PvdA
Op het ministerie ligt Kaag goed. Een minister van Financiën, zo luidt een wijsheid, maakt zich in Nederland populair bij kiezers door tegen zo veel mogelijk extra uitgaven ‘nee’ te zeggen. En nog populairder, kun je zeggen, onder ambtenaren op het ministerie zelf. Zij moeten immers voortdurend onderbouwen tegenover collega’s bij andere ministeries waarom voor dit of dat voorstel geen geld is. Dan helpt het als je minister na afloop niet alsnog overstag gaat.
De afgelopen jaren was die strenge hand ver te zoeken. Op de golven van de pandemie en de miljarden aan noodsteun die het kabinet verleende, kwam van de disciplinerende rol van Financiën weinig terecht. Stelden ambtenaren van Financiën drie opties om burgers en bedrijven te steunen voor, dan nam het kabinet ze allemáál over, en voegde er nog een vierde aan toe.
Kaag heeft haar best gedaan die orde te herstellen. Onder haar hoede zouden de begrotingsregels weer gerespecteerd worden, schreef ze eind mei in de Voorjaarsnota, in het ambtelijke jargon van Financiën: „Het kabinet hecht eraan dat de budgettaire kaders leidend zijn en daarmee dat nieuw beleid wordt gedekt.”
Dat waren geen loze woorden. In de weken ervoor, vertelt een bron in het kabinet, hadden collega-bewindslieden een uitputtende wensenlijst bij Kaag ingediend, die optelde tot wel 25 miljard euro. Nog niet de helft daarvan werd gehonoreerd. Aan extra koopkrachtmaatregelen, het compenseren van te veel betaalde vermogensbelasting en investeringen in Defensie ontkwam Kaag niet.
Die terugkeer naar begrotingsdiscipline wordt gewaardeerd. Tegelijk valt het de mensen om haar heen ook op dat Kaags rechtlijnigheid haar in de weg kan zitten, nu na corona een nieuwe economische donderwolk dreigt. „Continu compenseren is gewoon niet mogelijk”, herhaalt ze steeds.
In juli voegde ze eraan toe dat door de oorlog in Oekraïne, „we allemaal een stukje armer worden”. Een ijzige uitspraak, reageerde coalitiepartner Gert-Jan Segers van de ChristenUnie vorige week in de Volkskrant. „Alsof je vanaf de maan naar Nederland toekijkt. Er is ook een sociaal antwoord nodig, namelijk: ‘Wij gaan u helpen.’” Inmiddels ligt alsnog een duur prijsplafond op tafel.
Toch, zegt een ander, zit Kaag beslist niet op haar handen, maar dat blijkt vooral op andere dossiers. De begroting die Kaag deze week namens het kabinet presenteert, bevat niet alleen een pakket van tijdelijke interventies om het grote koopkrachtverlies te verzachten. Er zitten ook grote verschuivingen in het belastingsysteem in: arbeid wordt minder zwaar belast, vermogen juist méér.
Dat was een verrassing. D66 had in campagnetijd voor zulke ingrepen gepleit, maar ze stonden niet in het coalitieakkoord. Die keuze was politiek: de VVD is binnen de coalitie steeds tegenstander geweest van het zwaarder belasten van vermogens. In de zomer raadde een ambtelijke commissie aan om bedrijven en vermogende Nederlanders zwaarder te belasten, en nu doet het kabinet dat alsnog. Zelfs in haar omgeving waren sommigen verbaasd. Kaag, zag een betrokkene, opereerde hier als volleerd diplomaat: in stilte, achter de schermen en succesvol.
Een ander voorbeeld van die diplomatieke aanpak is te zien als Kaag naar Brussel trekt. Waar Hoekstra zijn Zuid-Europese collega’s bruuskeerde door tijdens de pandemie over hun gebrek aan financiële buffers te beginnen, zoekt Kaag de samenwerking op. Dit voorjaar schreef ze samen met Spanje een pleidooi om de Europese begrotingsregels scherp te houden. Zo maakte ze van een potentiële tegenstander een medestander.
Verder kijken dan vandaag
Haar naaste medewerkers zien dat Kaag haar functie als minister van Financiën niet met al te veel enthousiasme bekleedt. Het maakt haar prettig om voor te werken – warm, geïnteresseerd, respectvol, oog voor het democratische proces en de rol daarin voor het ambtelijk apparaat – maar niet een baas die uitstraalt het werk erg leuk te vinden.
Het roept de vraag op waaróm Kaag een jaar geleden voor Financiën koos. Een theorie die op haar eigen ministerie rondgaat, is dat de partij een beroep op haar deed: een minister van Financiën behoort doorgaans tot de populairste ministers van een kabinet. Dat maakt de post voor elke partij electoraal interessant. Een nuttige stap op weg naar het Torentje.
Anderen denken juist te zien hoe slim dit ministerschap voor Kaag zelf kan uitpakken. Buiten Den Haag tenminste: voor een topfunctie bij de Verenigde Naties, het IMF of een andere grote internationale organisatie geldt een ministerspost die economische kennis toont als een vereiste. Kaag vervulde al eens de op twee na hoogste rang in de VN-hiërarchie toen ze als speciaal gezant in Syrië en Libanon werkte. Openlijk laat ze niets van haar interesse voor weer zo’n hoge internationale post merken. Maar mensen die haar kennen weten dat ze altijd jaren vooruit denkt – en niet alleen als het om de grote lijnen op haar ministerie gaat.