Partijen als VVD en D66 worden vaak aangeduid als ‘middenpartijen’. Een gematigd politiek midden zorgt in een democratie voor stabiliteit. Maar VVD en D66 ontwikkelen juist trekken van een radicaliserend politiek midden, dat in toenemende mate technocratisch, ondemocratisch en autoritair opereert – ten koste van de democratie en de rechtsstaat.
De VVD en D66, in het Europees parlement fractiegenoten, vormen samen met de verzwakte partijen CDA en PvdA – ooit verreweg de grootste partijen van Nederland – inmiddels de kern van het Nederlandse politieke bestel. In de lange regeerperiode van VVD-premier Mark Rutte was vanaf 2012 het devies: bezuinigen, lasten verzwaren en vasthouden aan de begrotingsnormen van de Europese Unie – en daarbij zelf het voorbeeld geven via het versoberen van de verzorgingsstaat.
Het beleid van bezuinigen en lasten verzwaren bleek achteraf contraproductief en schadelijk, maar het moest en zou worden doorgedramd. Tegenspraak of tegengeluiden ontbraken of werden de kop ingedrukt, zoals Diederik Baazil mooi beschreef op 10 maart 2021 in de Groene Amsterdammer.
Europese Unie buiten discussie
De Europese Unie is in Nederland vrijwel buiten de politieke discussie geplaatst. Rutte heeft gedurende zijn premierschap het dossier Europa zowat gemonopoliseerd, samen met zijn ministers van Financiën. De Tweede Kamer krijgt regelmatig voldongen feiten uit Brussel voorgelegd. Zoals Pieter Omtzigt uiteenzet in Een nieuw sociaal contract komt Europese regelgeving min of meer in het geheim tot stand, nationale parlementen hebben het nakijken.
De kiezer wordt niets gevraagd. Zeker niet meer na de voor de regering dramatisch verlopen referenda over de ‘Europese Grondwet’ in 2005 en het raadgevend referendum over het associatieverdrag met Oekraïne in 2015. De VVD vuurt hooguit in verkiezingstijd pro forma een eurosceptische losse flodder af. D66 is zo pro-Europees dat de Nederlandse burger bijna per definitie op plek twee komt.
Papieren werkelijkheid
De technocratie regeert in Nederland. Politiek en discussie moeten wijken voor modellen, papieren akkoorden en in Europa uitonderhandelde normen: staatsschuld, begrotingstekort, stikstofnormen, het akkoord van Parijs omgezet in Europees beleid en de Nederlandse Klimaatwet. Het zijn onwrikbare dogma’s waar geen kiezer aan te pas komt. Maar waait de wind anders, dan veranderen de dogma’s mee: in de coronacrisis laten de EU-lidstaten nu de normen voor staatsschuld en begrotingstekort los
‘Besturen’ is trouwens een vak apart als we de middenpartijen moeten geloven, want bestuurders moeten vooral niet te veel te maken krijgen met hinderlijke procedures als verkiezingen. Als er dan toch verkiezingen zijn dan mag het resultaat niet teveel effect hebben op de verdeling van bestuurlijke banen, die vooral naar – al dan niet uitgerangeerd – personeel van VVD, CDA, D66 en PvdA gaan.
‘Allerlei Hongaren’
VVD en D66 presenteren zich als dé partijen voor vrije, moderne en ontwikkelde (hoogopgeleide) mensen. In hun presentatie meten ze zichzelf een progressief aureool aan waarin toekomst, optimisme en progressieve waarden samengaan. Termen als ‘innovatie’, ‘digitalisering’ en ‘toekomst’ doorspekken hun uitingen. Dat betekent automatisch dat tegenover deze groene weiden een donker, somber en achterlopend gebied staat dat teruggang symboliseert en daarmee afkeurenswaardig is.
Journaliste Caroline de Gruyter, correspondent voor de NRC, verbeeldde op 4 april 2021 in Buitenhof – waarschijnlijk onbedoeld – waar dat gebied zich bevindt volgens de Nederlandse progressieve voorhoede. Ze kwam haar boek over Midden-Europa toelichten en vertelde – bijna als ware ze een niet-westerse antropoloog – dat ‘ze daar in Midden-Europa heel erg vanuit het verleden denken’. Want, zei ze, ‘wij in het westen kijken meer vooruit’ in de zin van ‘de geschiedenis is achter de rug, klaar, nooit meer oorlog, wij gaan nu handel drijven’. De Gruyter haalde aan dat ‘allerlei Hongaren’ haar hadden verteld dat ze ‘altijd waren overheerst’ en daarom niet blij zijn met de Europese Unie.
Het is ook typerend voor de denkwijze bij de gevestigde partijen in Nederland. De Gruyter besefte waarschijnlijk niet dat ook in Nederland mensen bestaan die zich het verleden (en de bijbehorende cultuur) van Nederland als waardevol herinneren en niet persé altijd even blij zijn met de Europese Unie. Die groep Nederlanders krijgt van de VVD, D66 en aan hen gelieerde commentatoren meestal het stempel ‘populisten’, ‘nativisten’ of zelfs ‘extremisten’.
Onderste helft van de maatschappij uit beeld
Intussen groeit het verschil in maatschappelijke uitkomsten tussen bevolkingsgroepen. Bij de onderwijsresultaten is de afgelopen twee decennia een kloof ontstaan tussen welvarenden en kansarmen, waardoor ook de sociale mobiliteit afneemt. De PISA-scores van Nederlandse kinderen op taal en rekenen dalen al 15 jaar. Eén op de twaalf kinderen groeit op in relatieve armoede, volgens het rapport Opgroeien en opvoeden in armoede van december 2020 van het Nederlands Jeugdinstituut. Flexwerken – met bijbehorende onzekerheid – is in Nederland gangbaarder dan elders in Europa.
Het technocratische midden behandelt de lagere inkomensklassen met bijna negentiende-eeuwse onverschilligheid. De Toeslagenaffaire maakte zichtbaar dat in Den Haag het lot van Nederlanders met een bescheiden inkomen jarenlang als ondergeschikt gold aan de politieke carrières van Eric Wiebes, Lodewijk Asscher en Mark Rutte.
Minder zichtbaar is de omvangrijke – en lucratieve – industrie van incassobureaus, bewindvoerders en deurwaarders. Een industrie die leeft van kansarmen en beschreven wordt in de Groene Amsterdammer van 19 december 2018 in het artikel ‘Leven in het schuldengetto’.
Contrarevolutie tegen het populisme
De positie van Rutte en Kaag heeft wat weg van die van de Franse president Macron. Diens partij En Marche is in Europa de zusterpartij van VVD en D66. Macron kwam in 2017 aan het roer na een dure en gladde marketingcampagne waarin hij beloofde een alternatief te zijn voor het populisme.
Net als VVD en D66 beloofde Macron vooruitgang maar hij kreeg vooral te maken met opstandige burgers. Macron probeert allerlei impopulaire maatregelen in te voeren buiten het (toch al vrij zwakke) Franse parlement om. Hij maakt daarbij gebruik van constructies als inspraaktafels en praatrondes, die wij in Nederland kennen van de verkoopstrategie rond het Klimaatbeleid.
Overal in de westerse wereld steekt de bovenlaag een vergelijkbaar marketing-verhaal af, met slogans als Build Back Better – een term die tot in de nieuwe veiligheidsstrategie van de Amerikaanse president Joe Biden opduikt. Of Include, Inform and Invest, door ECB-president Christine Lagarde op 27 maart 2021 gebruikt in een regentesk promotiefilmpje. De retoriek kan niet verhullen dat veel burgers van westerse democratieën het – met of zonder populistische revoluties – de komende jaren waarschijnlijk niet veel beter gaan krijgen.
Volkswoede die gaat komen
Als de angst voor corona is weggeëbd en Nederland de rekening van de coronacrisis gaat opmaken komt onder de bevolking waarschijnlijk de nodige uitgestelde woede naar de oppervlakte. Zeker als uit analyses of parlementaire enquêtes zou blijken dat de positieve effecten van lockdowns niet opwogen tegen de negatieve economische en maatschappelijke gevolgen.
De voorzitter van het Klimaatoverleg, Ed Nijpels, riep in een uitzending van Nieuwsuur van 22 maart 2021 op tot aangescherpte eisen voor het Klimaatbeleid: de nieuwe coalitie moest van hem de nationale klimaatdoelstelling voor 2030 ophogen van 49 procent naar 55 procent CO2-vermindering ten opzichte van 1990. President Klaas Knot van De Nederlandsche Bank had eerder in dezelfde uitzending aangegeven dat wat hem betreft elke euro voor het Klimaatbeleid afgaat van de uitgaven aan wonen, zorg en uitkeringen.
Het dagblad Trouw voorzag op 22 maart 2021 dat regering en belangengroepen een stikstofakkoord gaan uitonderhandelen, dat miljarden gaat kosten en waarvoor een sterke reductie van de veestapel noodzakelijk is. Dat zal geen populair beleid zijn en kan onrust gaan veroorzaken. In 2019 reden boeren al met een trekker op de deur van een provinciehuis in. Legertrucks moesten in 2019 het Binnenhof afgrendelen om boze boeren weg te houden.
Radicaliserende middenpartijen: terug naar het interbellum?
Nederland kende eerder een periode waarin het geloof in de democratie afnam: in de jaren dertig van de vorige eeuw, vaak aangehaald in samenhang met het opkomende populisme. Een deel van de aanvoerders van de maatschappelijke ‘zuilen’ – socialisten, liberalen, protestanten, katholieken – zagen toen corporatisme als de toekomst. Een sterke autoritaire regering moest samen met bedrijven en economische corporaties de dienst uitmaken. Het parlement en de mening van de burgers, dat was immers maar loos gepraat.
In 2021 zien partijen als VVD en D66 de burger niet zelden als een probleem, een sta-in-de-weg. De kabinetten-Rutte bedienden wel graag grote bedrijven met lage lonen, een flexibele arbeidsmarkt en een open deur naar het Torentje van de premier. Biomassacentrales, gaswinning in Noord-Nederland of data-centra in Noord-Holland, het patroon is hetzelfde: de subsidies en kortingen gaan naar een klein aantal bedrijven, de rekening gaat naar de burger.
Tegenmacht is juist niet de bedoeling
Het aftreden van Rutte Drie gebeurde ondanks de omvang van de problematiek met de kinderopvangtoeslagen met grote tegenzin. Na de verkiezingen van 17 maart 2021 stelden VVD en D66 tweemaal ‘verkenners’ aan uit eigen regeringskring, vanuit het idee dat Rutte Drie gewoon kon transformeren in Rutte Vier – waarbij men en passant hoopte Pieter Omtzigt politiek onschadelijk te kunnen maken. De smadelijke aftocht van de beide verkenner-duo’s was bewijs voor de stelling dat naarmate regeerperiodes van één leider langer duren de excessen toenemen, terwijl de kwaliteit van het dienstdoende personeel juist afneemt.
Woorden als ‘tegenmacht’, ‘dualisme’ en ‘nieuwe bestuurscultuur’ liggen Kamerleden, ook van VVD en D66, nu voor in de mond. Maar Mark Rutte en Sigrid Kaag kunnen het simpelweg niet laten om Kamerleden van andere fracties bestraffend toe te spreken, als lager personeel te behandelen of uit te sluiten.
VVD en D66 bekvechten momenteel om de leidende rol maar werken straks graag weer samen als ‘motorblok’ van een nieuwe coalitie. De parlementariërs van VVD en D66 fungeren tussen twee verkiezingen door voornamelijk als stempelafdeling van de regering.