Mijn jongere broertje kreeg bezoek van een oude buurvrouw die ook ik goed ken. Waarom ze hem bezocht weet ik al niet meer. Het is een hartelijke, sympathieke en vooral ook reële vrouw. Tenminste, dat dacht ik.
Ze was naar de boerderij gefietst met een FFP2-masker op haar gezicht dat haar duidelijk benauwd maakte. Ze hapte naar adem toen ze van de fiets afstapte en bij mijn broertje voor de deur stond. Nee, ze wilde haar mondneusmasker niet afzetten, en nee, ze wilde ook niet binnenkomen, want ze had haar booster nog niet gehad. Ze controleerde haar mondkapje nog eens voordat ze op de fiets stapte, om daarna wederom hijgend en puffend terug naar huis te fietsen, mijn broertje in verbijstering achterlatend.
Angst is een slechte raadgever pleegt men te zeggen. Angst doet gekke dingen met mensen, zo zegt men. En de angst regeert. En vooral de laatste is een uitspraak die de waarheid het dichtst benadert en die zelfs de eerste twee stellingen verklaart. Wij worden geregeerd door emotie, en angst is een hele sterke vorm van emotie. De ratio regeert slechts in tijden van vermeende rust en in de illusie van veiligheid. Zodra er gevaar dreigt – al dan niet reëel – neemt de angst de regie over.
De moderne wetenschap pretendeert te weten hoe angst ontstaat. Neurologen wijzen graag naar de amygdala – een klein hersengebiedje gelegen aan de voorkant van de slaapkwab – en naar het limbisch systeem – een groter circuit in de hersenen dat te maken heeft met het reguleren van emoties. Anderen wijzen graag naar de bijnier en naar het hormoon genaamd cortisol, dat eveneens een grote rol speelt bij stress en angst.
Maar er is geen amygdala die functioneert zonder limbisch systeem. Er is geen limbisch systeem dat functioneert zonder compleet brein. En een compleet brein functioneert niet zonder het lichaam. En het geheel van het lichaam functioneert niet zonder de directe omgeving. Als mensen geïsoleerd worden van hun omgeving – zoals in een bunker afgesloten van de buitenwereld – krijgen ze gevoelens van onbehagen, worden prikkelbaar, ervaren gevoelens van vervreemding, worden angstig en somber en raken het dag- en nachtritme kwijt. Uiteindelijk volgt het gevoel los te raken van de werkelijkheid, en ontstaan er hallucinaties, zowel visueel, auditief als ook gnostisch (waarnemingen van aanraking). Het fenomeen mens bestaat bij de gratie van zijn omgeving en andere mensen. Zonder interactie met de omgeving en zijn soortgenoten is de mens geen lang leven beschoren.
Angst is een hele nuttige emotie. In de tijd dat mensen nog in kleine groepen leefden als jager-verzamelaars en er elke dag acute levensbedreigende situaties konden ontstaan – bijvoorbeeld door roofdieren – zorgde angst ervoor dat zij tijdig konden vluchten of samen een bedreigende situatie konden neutraliseren. Angst leidt daarbij niet alleen tot vluchtgedrag, maar ook tot vechtgedrag, vooral als de belangen groot zijn. Dat ziet men terug in het gedrag van dieren en dan vooral ook in het gedrag van moederdieren. Terwijl veel prooidieren normaal zouden vluchten voor hun predatoren, doen ze dat niet als hun nageslacht in gevaar is. Ze vechten letterlijk voor het leven van hun jongen. De prooidieren keren zich tegen hun belagers en de jager wordt tot prooi. Olifanten vormen een ring waarbinnen hun jongen veilig zijn. Een jachtdier dat zich in de buurt waagt, wordt zonder pardon vertrapt. Schapen kiezen letterlijk voor de vlucht naar voren, zoals men dat prachtig kan zien bij schapen die de confrontatie met een hond aangaan. De hond raakt in de war doordat het dier niet vlucht en slaat zelf op de vlucht als het schaap met de kop naar beneden plotseling aanvalt. Wie zich bij vleeskoeien met pasgeboren kalveren in de wei waagt, is zijn leven niet zeker. En zelfs bij mensen ziet men dit terug: moeders die zichzelf opofferen om hun kinderen te redden, ongeacht wat ze daarvoor moeten doorstaan, en ongeacht of ze daarbij het leven laten. Het is de angst die deze reactie veroorzaakt. Met andere woorden: angst heeft op verschillende mensen, onder verschillende omstandigheden, een verschillend effect.
Angst is vloeibaar, niet vast. De mate van angst varieert met de situatie waarin een persoon zich bevindt, maar ook met de stemming en de mate van stress die iemand voorheen al had. Angst is besmettelijk, zowel figuurlijk als letterlijk, en kan zelfs worden overgebracht van moeder op kind; kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap veel stress hebben en erg angstig zijn, krijgen gemiddeld angstiger en meer vermijdende kinderen. Angst heeft daarnaast zijn grenzen waarbinnen deze nog nuttig is. Iemand die in uitermate gevaarlijke tijden geen angst kent, kan een held worden, maar het is waarschijnlijker dat hij een lijk wordt. De helden worden onthouden en geëerd, de lijken verdwijnen in het mortuarium en worden al snel vergeten.
Daarentegen kan een acute overmaat van extreme angst het nut van angst tenietdoen: dit gebeurt wanneer mensen in situaties terechtkomen die extreem bedreigend zijn en waar zij geen controle over hebben. Een voorbeeld zijn de soldaten in de loopgraven tijdens de Eerste Wereldoorlog met het zogenaamde ‘shell shock syndrome’ die, als gevolg van de continue blootstelling aan vijandelijke bombardementen en gifgasaanvallen, bewegingsloos en apathisch op de grond bleven zitten en niet meer in staat waren te vechten. Het dreigen door officieren met de doodstraf omdat er sprake zou zijn van desertie – zoals veelvuldig werd gepraktiseerd – had geen enkel effect op hun toestand. Ze waren letterlijk verlamd van angst. Velen van hen herstelden niet meer en bleven in een schemertoestand tussen heden en verleden gevangen.
Een veelgehoorde verklaring voor de toename van angststoornissen in onze tijd is dat er in de moderne wereld steeds meer prikkels zijn die angst kunnen veroorzaken. We hadden voorheen geen benul van het aantal verkeersongevallen, mishandelingen en moorden, die men nu vrijwel iedere dag breed uitgemeten op TV of in de krant voorbij kan zien komen. Als er een dode valt doordat er een boom op zijn of haar auto valt tijdens een storm, komt dit nog dezelfde avond meerdere keren als nieuwsitem op TV voorbij. Dat de Russen nu een groot leger samentrekken aan de Oekraïense grens en er een bloedige oorlog dreigt, zouden wij vroeger simpelweg nooit hebben gezien. We zouden ook geen beelden hebben gezien van Berlijn, Ottowa, Den Haag of Amsterdam, waar mensen in elkaar gebeukt worden alsof het beesten zijn, omdat ze niet passen in de ideologie van de nieuwe nationaalsocialisten, of beter gezegd: de globaalsocialisten.
We zagen geen dagelijkse cijfers van het aantal aan COVID19 overleden patiënten. Angst kent geen rationaliteit: er overlijden dagelijks 300 tot 400 mensen door de meest uiteenlopende oorzaken – maar vooral aan ouderdom – maar dat maakt mensen niet bang. Tien tot twintig mensen die overlijden aan COVID19 wel, omdat de angst voor ziekte en dood ten gevolge van COVID19 zeer intens wordt beleefd, met dank aan de overheid en de media die deze angst bewust aan de bevolking opdrongen. En hoe sterk die angst is en hoezeer die angst de ratio overstemt merkte ik zelf toen ik COVID19 doormaakte. Een fractie van een seconde sloeg de angst toe: ik had óók die beruchte ziekte die me het leven zou kunnen kosten. Heel even nam de angst het over van de ratio. Het illustreert de enorme kracht van de angst en de grote zwakte van de ratio. En dat terwijl ik vele mensen de laatste reis heb zien maken, vaak oude mensen, maar te vaak ook jonge mensen. En ik weet maar al te goed dat COVID19 slechts een hele kleine toevoeging is aan het enorme arsenaal aan gereedschap dat de Dood al tot zijn beschikking heeft.
Feiten hebben geen effect op angst, angst trekt zich niets aan van data.
De DSM beschrijft een veelheid aan verschillende angststoornissen. Ik heb een sterke afkeer van de DSM omdat zij het verschijnsel angst in verschillende hokjes probeert te plaatsen als zijnde duidelijk af te grenzen psychiatrische aandoeningen. Ook laat de DSM geen ruimte voor de normale variatie in (angst)gedrag die zij zonder uitzondering als pathologisch beschouwd. En of men nu iets een gegeneraliseerde angststoornis, een paniekstoornis, een arachnofobie (angst voor spinnen), pleinvrees, een (sociale) fobie of een obsessief-compulsieve stoornis (dwangstoornis) noemt, het centrale kenmerk is angst, of – in het geval van de obsessief-compulsieve stoornis – de bezwering van angst. En zelfs dat verschijnsel kent een normale variatie. Wie heeft als kind niet stelselmatig bepaalde tegels overgeslagen bij het lopen ‘omdat dat moest’, of andere normale handelingen steevast in een bepaalde volgorde gedaan, omdat anders oma of mama dood zou gaan. Ook dat zijn normale rituelen ter bezwering van het, tot op dat moment voor kinderen nog ongrijpbare, fenomeen angst.
Een belangrijke eigenschap van hevige angst is de bewustzijnsvernauwing die er mee gepaard gaat. De psychologische ruimte die de oorzaak van de angst inneemt, neemt toe tot enorme proporties en laat geen ruimte voor alle andere gebeurtenissen die zich rondom hem of haar afspelen. Er is simpelweg geen plaats meer voor iets anders dan de oorzaak van de angst. Ook dat laat zich goed verklaren. Wie op de savannes geconfronteerd werd met een leeuw of een bizon en op dat moment vindt dat de lucht toch wel erg mooi blauw is, de zon warmpjes schijnt en de vogels prachtig fluiten, heeft waarschijnlijk weinig kans om hier nog erg lang van te genieten. Angst zorgt ervoor dat alle zintuigen op scherp staan, het lichaam klaar is voor actie, maar zorgt vooral voor een volledig focus op datgene dat de angst veroorzaakt. De rest doet op dat moment niet ter zake. En zolang de angst voortduurt blijft dat intense focus bestaan, en heeft men geen oog meer voor iets anders.
Wij zijn geen jager-verzamelaars meer, maar de wereld is sneller veranderd dan onze psychologische opmaak. En dus moeten we het doen met de psychologische mogelijkheden uit vroeger tijden. David Eberhart – een Zweedse psychiater met als specialiteit acute psychiatrie – legt in de prachtige TED-talk ‘The security junkie syndrome’ uit dat wij het contact met onze natuurlijke habitat verloren zijn en nauwelijks meer geconfronteerd worden met acute grote gevaren. De wereld waarin wij leven – zo betoogt hij – is sinds zeventig jaar veiliger dan hij ooit geweest is. Ja, er zijn gevaren die levensbedreigend zijn, maar de kans om hiervan het slachtoffer te worden is erg klein en wordt nog steeds kleiner. Volgens Eberhart weten wij niet of nauwelijks meer wat de grote gevaren zijn die ons in ons bestaan zouden kunnen bedreigen, omdat we er nauwelijks meer mee geconfronteerd worden.
Het gevolg is dat, waar de kans op reëel en groot gevaar steeds minder wordt, wij veel minder reële en kleinere gevaren steeds vaker als grote bedreigingen voor onze veiligheid gaan zien. Bij een afname van reële en grote dreigingen neemt het verlangen naar meer veiligheid toe. En dus wordt de mate van ervaren angst groter bij een steeds kleinere reële dreiging van gevaar. Voorbeelden zijn er te over: de fietshelm, de rubberen tegels onder speelapparaten, de pols-, elleboog- en kniebeschermers bij een kind dat gaat skaten en de steeds verder gaande waarschuwings- en correctiesystemen in auto’s. Het aantal airbags is niet meer te tellen, er is een automatische correctie als de auto uit zijn rijbaan rijdt, er zijn moderne auto’s die zelf remmen als de bestuurder even niet oplet, en er zijn zelfs systemen die controleren of de bestuurder wel goed wakker is. En elk ongeval en elke ramp leidt tot de introductie van meer controle en meer maatregelen om de wereld om ons heen nóg veiliger te maken dan ie al was. Dit is een fenomeen dat bekend staat als de risicoregelreflex. De kosten nemen hierbij buitenproportioneel toe, de baten worden steeds kleiner. Meer veiligheid, ten koste van alles. Alle risico’s moeten worden uitgebannen. Maar hoe veiliger het wordt, hoe minder men nog in staat is om de confrontatie aan te gaan met de nog resterende en steeds kleiner wordende risico’s en gevaren. Het besef dat het leven per definitie risicovol is en de kans om te overlijden aan het leven 100% , heeft geen plaats meer in de denkwereld van de moderne mens.
En daarmee wordt angst een monster dat een steeds groter deel van ons leven beheerst en steeds sterker aanwezig is. Tegelijkertijd eist men steeds meer veiligheidsmaatregelen om haar het zwijgen op te kunnen leggen. Dat wil zeggen: tijdelijk, want met het continu afnemen van reële gevaren, doemen er steeds weer nieuwe, nog minder groter risico’s en nog minder echte gevaren op. Het is een toename van veiligheid die om steeds meer veiligheid vraagt. Het is de disproportionele toename van angst die ons in een steeds veiliger wordende wereld steeds onveiliger doet voelen. De Engelse taal maakt hierin een feilloos onderscheid; ‘fear’staat voor reële angst, ‘anxiety’ voor disproportionele, ongerichte en irreële angst.
Er zijn twee factoren die maken dat men het risico op een bedreigende gebeurtenis veel hoger inschat dan deze in werkelijkheid is. Het gaat enerzijds om de inschatting van mensen dat een confrontatie met het gevaar een zekere dood tot gevolg heeft, en anderzijds om het gevoel dat men geen controle heeft over de situatie. Beide factoren zijn aanwezig in de coronacrisis, bewust aangewakkerd door de psychologen van de gedragsunits van de verschillende (westerse) landen. De burger schat consequent de kans om te overlijden aan COVID19 veel hoger in dan dat deze in werkelijkheid is. Daarnaast zorgen de ongrijpbaarheid en onzichtbaarheid van het virus ervoor dat men het gevoel heeft geen controle te hebben over de situatie. Het gevaar is letterlijk overal en nergens en tot overmaat van ramp ook nog eens onzichtbaar.
Bovendien zijn mensen losgeraakt van de Dood, die geen rol meer speelt in het dagelijkse leven. Ik heb vele jonge mensen gezien die door een enorme woede overvallen werden zodra zij geconfronteerd werden met het feit dat zij niet veel ouder zouden worden. Zij hadden hun leven tot in de kleinste details uitgestippeld en dachten alle risico op ziekte en overlijden uit te kunnen bannen. Dat hadden zij zichzelf beloofd en dit werd hun ook beloofd: door gezond te eten, door geregeld te sporten, door te mediteren of door een psycholoog of coach in de arm te nemen: alles om lijden, ziekte en de Dood te ontlopen. En dan slaat het noodlot toe; al hun plannen en de volledig uitgestippelde levensroute van geboorte tot het verpleeghuis worden van tafel geveegd, wanneer de Dood hen voortijdig komt opeisen. Zij vinden het onrechtvaardig: het hoort hen niet te overkomen. Het behoort andere mensen te overkomen, mensen die roken, te veel drinken, niet sporten en niet mediteren. En ja, ook de mensen die zich niet laten vaccineren. Omdat zij zondigen tegen de mantra dat gezondheid een bewuste keuze is, iets waarop men volledige controle kan uitoefenen. En dat die (in hun ogen) asociale en egoïstische mensen een andere keuze gemaakt hebben of simpelweg niets te kiezen hadden gewoon doorleven, is voor sommigen van hen onrechtvaardig en soms zelfs onverdraaglijk.
Het komt mij vreemd voor omdat er, vooral door de veelvuldige confrontatie met de Dood, geen dag voorbijgaat waarop ik mij niet realiseer dat de Dood mij op elk willekeurig moment op de schouder kan kloppen om te vragen met hem mee te gaan op de reis naar de laatste (onbekende) bestemming. Ik wil (nog) niet dood omdat ik mijn kinderen zo goed mogelijk voorbereid op deze wereld wil achterlaten, maar ik ben me er elke dag scherp van bewust dat ik daar in essentie niets over te zeggen heb. Gezondheid heeft maar zeer beperkt te maken met bewuste keuzes. De Dood wacht niet to wij een gaatje in de agenda vrij hebben voor een afspraak, de Dood beheert de agenda. De Dood laat zich dan ook niet tegenhouden. Als de voordeur op slot zit, rammelt hij aan de achterdeur. Als het slaapkamerraam dicht zit, kruipt hij door het WC-raampje.
Een en ander wordt prachtig verwoord in het verhaal van de ‘Weg naar Sammara’. Het raakt zo diep aan de essentie van leven en dood dat ik het hier integraal weergeef:
De weg naar Samarra – Een Arabisch verhaal over een man die opgehaald wordt door de Dood
Een koopman uit Bagdad stond op een dag in zijn tuin te werken, toen zijn lievelingsbediende naar hem toe kwam. Het gezicht van de man was lijkbleek, zijn handen trilden en hij stond te wankelen op zijn benen. De koopman liep vlug naar de bediende toe. Hij bracht hem naar een bank in de schaduw, haalde water voor hem uit de fontein en ging naast hem zitten.
“Wat scheelt eraan?” vroeg hij. “Ben je ziek?”
De bediende schudde zijn hoofd.
“Wat is er dan? Zeg het maar als je kunt.”
Ten slotte begon de man praten. “Meester,” zei hij, “vanmorgen stuurde u me naar de markt om eten te kopen voor vanavond.”
De koopman knikte. “Dat klopt. Ben je geschrokken van iets op de markt?”
De man huiverde. “Ik zag daar de Dood staan. Hij keek me recht in mijn ogen! Meester, leen me een paard zodat ik weg kan rijden van hier, ver weg, naar een plek waar de Dood me niet zal vinden.”
De koopman mocht zijn dienaar graag, dus bracht hij er niets tegenin. Hij zei: “Haal het beste paard van stal. Rij waarheen je wilt en blijf er zo lang het je daar bevalt. Maar waar ga je heen?”
“Ik heb een neef in Samarra,” zei de bediende. “Daar ga ik heen. Dat is ver genoeg.”
De koopman bracht zijn dienaar naar de stal en hielp hem zijn mooiste paard zadelen, want de handen van de man trilden zo erg dat hij het in zijn eentje niet zou hebben klaargespeeld. De koopman gaf zijn bediende eten en geld voor onderweg en zwaaide de man uit toen die in galop naar Samarra vertrok waar de Dood hem niet zou vinden.
De koopman ging naar de markt en zag dat de Dood zich nog steeds in de menigte bevond. Hij zag dat niemand hem durfde aan te kijken en dat de mensen met een grote boog om hem heen liepen. De koopman was een wijze man en niet bang om oog in oog met de Dood te staan. Hij ging naar hem toe en vroeg: “Waarom heb je mijn bediende zo bang gemaakt toen hij vanmorgen hier kwam?”
De Dood glimlachte. “Heb ik hem bang gemaakt?” vroeg hij. “Het spijt me, ik wilde hem niet recht in zijn ogen kijken. Maar ik was zo verbaasd dat ik hem hier in Bagdad zag, terwijl ik wist dat ik hem vanavond in Samarra moest halen.
De angst voor de Dood is bij velen zo groot dat ze zich niet realiseren dat de Dood niet alleen het einde van het leven betekent, maar soms ook een welkom einde maakt aan pijn, aan verdriet en aan soms intens lijden, zowel lichamelijk als geestelijk. Wie de peilloze diepten van de melancholie kent, verbaast zich niet dat voor bepaalde mensen de Dood de laat gearriveerde barmhartige Samaritaan is. De dood zelf is niets om bang voor te zijn, maar de weg ernaartoe is soms moeilijk begaanbaar. De Dood hoeft geen angst aan te jagen, maar zij verdient wel een zeker respect.
In een andere vorm heb ik de extreme angst voor de Dood bij herhaling gezien bij psychologisch kwetsbare mensen, die plotseling geconfronteerd worden met een situatie die tot hun dood had kunnen leiden, zoals bijvoorbeeld een auto-ongeval. De ernst van het ongeval doet niet eens ter zake en de daadwerkelijke kans om te overlijden ook niet. Het zijn situaties waarbij men zich plotseling bewust wordt van het feit dat het ook anders had kunnen aflopen, dat hun kalme, veilige leven zo maar afgelopen had kunnen zijn. Die confrontatie met de Dood – ook al keek deze van grote afstand geamuseerd toe zonder zelfs maar de minste intentie te hebben om aan het werk te gaan – leidt bij sommige mensen tot ernstige psychosomatische klachten en hevige angst. Vaak slijt dit ook weer omdat de routine en de veiligheid van het dagelijkse leven de regie weer overneemt en de beangstigende ervaring naar de achtergrond duwt, maar niet altijd. Bij sommigen verdwijnt de angst niet meer en neemt alleen maar toe. De oorzaak van de angst – hoe weinig indrukwekkend die voor een ander ook is – leidt tot herbelevingen, hevige nachtmerries, woede-uitbarstingen, paniekaanvallen en vermijding van soortgelijke situaties. Dat is wat men het posttraumatisch stresssyndroom noemt – als opvolger van het shell shock syndrome – en ook daarbij ziet men dat de bron van de angst steeds alledaagser wordt. Waar vroeger oorlog, geweld of verkrachting aanleiding waren, ziet men nu soortgelijke klachten na veel minder bedreigende gebeurtenissen. Het is wonderlijk om te zien hoe gemakkelijk tegenwoordig wordt gesproken over een post-traumatisch stresssyndroom, waarbij zelfs het aanrijden van de poes van de buren tot herbelevingen, nachtmerries en hevige angst kan leiden. Ik verzin dit niet. De drempel voor het optreden van angst wordt steeds lager, en steeds trivialere gebeurtenissen zijn voldoende om de moderne mens uit balans te brengen.
Tijdens de coronacrisis is gebleken hoezeer de angst voor de dood steeds groter werd, terwijl het risico om te overlijden aan COVID19 steeds lager werd. De vleesgeworden angst in dit opzicht is Asha ten Broeke, columniste bij de Volkskrant. Zij wordt letterlijk ziek van angst, en haar bewustzijnsvernauwing leidt tot groteske en oninvoelbare eisen aan haar medeburgers, zoals een vaccinatieplicht, een eeuwigdurende lockdown en het eeuwig dragen van mondkapjes, in ieder geval zolang haar leven duurt. Ten Broeke sterft nog voordat ze daadwerkelijk overlijdt duizend doden, alleen al bij de gedachte dat de pandemie ‘per decreet’eindigt, terwijl het virus nog ongecontroleerd rondgaat. Die onzichtbare vijand waarover zij geen enkele controle heeft. Dit voorbeeld is de beste illustratie van de bewustzijnsvernauwing als gevolg van hevige angst. Het leidt ertoe dat mensen als Ten Broeke zelfs hun eigen kinderen als potentieel gevaar gaan zien. Ergens in het afgelopen jaar las ik een interview in een van de grote kranten met een moeder die haar kind en de andere kinderen op school benoemde als ‘virusbommetjes’. Zij behoort tot de moeders die hun eigen kinderen als groot gevaar zien, hen dwingen zich dagelijks te laten testen, en die hen zonder enige twijfel laten vaccineren met een vaccin waarvan de mogelijke negatieve gevolgen op de langere termijn niet bekend zijn. Het is een door hevige angst gestuurde cognitie, een vorm van devolutie die men in het dierenrijk niet tegenkomt. Het monster van de angst vreet zo nodig zelfs de eigen kinderen op in een zucht naar de perfecte en volledige veiligheid
Ik haal enkele citaten uit de column die Ten Broeke schreef in de Volkskrant van zaterdag 19 februari 2021 die precies weergeven tot welke extreme irrationaliteit angst kan leiden.
“Omdat corona voor ons, nog los van het risico op longcovid, maanden revalideren zou kunnen betekenen of onomkeerbare gezondheidsschade of zelfs de dood. Zonder mondkapjesplicht, afstandsregels en de mogelijkheid om thuis te werken en leren, zijn we hevig de sigaar. Per decreet een pandemie opheffen terwijl het virus nog volop rondgaat, is een privilege van gezonde mensen. Een voorrecht dat ik niet heb.”
In plaats daarvan heb ik vervelende vragen. Zoals: in welke vrijheid willen we dan leven? De vrijheid om naar een café te gaan terwijl zieke en gehandicapte mensen hun huis niet meer kunnen verlaten? Lekker naar een voetbalwedstrijd terwijl kwetsbaren niet eens meer veilig boodschappen kunnen doen? Brood en spelen waarvoor risicogroepers in zelfisolatie moeten? De een z’n gezellig is de ander z’n dood? Wiens vrijheid is dat? Is het eigenlijk wel vrijheid als onschuldige mensen zich ervoor moeten opsluiten? Hadden we dat in een andere situatie ooit acceptabel gevonden? Is dit nou dat ‘normaal’?
Het is de angst die hier spreekt. Niet de ratio. Maar zelfs als Asha haar zin krijgt en wij eeuwig thuis moeten blijven, voor altijd anderhalve meter afstand moeten houden, nergens meer mogen komen zonder een mondkapje op ons gezicht, en al helemaal niet zonder coronatoegangsbewijs, dan nog zal het Asha niet verlossen van haar diepste angst voor SARS-CoV-2. De angst regeert haar, en laat zich niet temmen door welke maatregel dan ook. Geen enkel offer dat zij kan vragen van haar medemens zal groot genoeg zijn om het monster van haar angst te verjagen. Door de bewustzijnsvernauwing, die haar het zicht op de realiteit ontneemt, zijn er voor Ten Broeke geen andere virussen die circuleren, zijn er geen andere ziekten die tot overlijden kunnen leiden, en zijn er geen andere gevaren die abrupt het leven kunnen beëindigen. Er is alleen COVID19, veroorzaakt door een virus dat aan haar controle ontglipt. Daarbij is Ten Broeke in de volle overtuiging dat dit virus haar dood zal betekenen als het haar te pakken krijgt
Centraal bij de behandeling van de zogenaamde angststoornissen is de confrontatie met de oorzaak van de angst. Dit wordt ‘graded exposure’ genoemd. Men begint met een situatie die weinig angst oproept en vervolgens wordt iemand begeleidt naar situaties die steeds bedreigender worden en steeds meer angst oproepen. Op die manier probeert men mensen aan angst te laten wennen en als het ware de gevoeligheid van het complexe systeem dat de angst veroorzaakt naar beneden bij te stellen.
Daarvoor is het nodig dat er een oorzaak in de werkelijkheid is die de angst veroorzaakt. Voor mensen met pleinvrees zijn er pleinen en winkelcentra waaraan men hen bloot kan stellen. Voor de obsessief-compulsieve stoornissen zoekt men de situaties op waarin de rituele handelingen het meest dwingend moeten worden uitgevoerd. Als men in die situaties geen dwanghandelingen kan uitvoeren, roept dat angst en onbehagen op. In een bepaald aantal gevallen kan deze angst op termijn verminderd worden door blootstelling. Ook mensen met gegeneraliseerde angst, specifieke fobieën en paniekaanvallen kan men blootstellen aan situaties die de angst oproepen, in de hoop dat de drempel voor het optreden van de angst verhoogd wordt en mensen hier minder onder lijden
Maar voor mensen met hevige angst voor een virus kan dit niet. Er is namelijk geen afgebakend en duidelijk gelokaliseerd gevaar waarmee men geconfronteerd kan worden, en waar men zich aan kan onttrekken. De vijand – het virus – is overal en nergens en kan op elk moment toeslaan, zonder dat men er zich tegen teweer kan stellen. Er is geen graded exposure mogelijk en dus blijft de angst bestaan, en gezien de ongrijpbaarheid van het virus neemt deze alleen nog maar toe. Het is het lot van de meest ernstig aangedane virofoben, en het is precies deze angst die misbruikt werd door de diverse gedragsunits. En het als een vuur aanjagen van angst is uitstekend gelukt, ook al verdwijnt de angst bij velen weer als blijkt dat de mensen niet acuut dood neervallen, de lijken niet gestapeld op de stoep liggen of de crematoria ovens te kort komen om alle lijken te verbranden: er treedt gewenning op en er zijn andere gebeurtenissen die de aandacht opeisen. Maar bij anderen verdwijnt de angst niet. En voor die mensen geldt vaak dat angst gemakkelijk geïnduceerd kan worden, maar dat men deze maar moeilijk kan laten verdwijnen. De angst is vastgeslagen in het hoofd, en staat gebrand in het brein. Het is een fenomeen dat mensen met ernstige angststoornissen maar al te goed kennen: de wereld krimpt ineen totdat er nog maar een ding over is. Angst
Mensen bij wie de angst niet reageert op de behandeling van ‘graded exposure’ zoeken een andere manier om met die angst om te kunnen gaan. Dat kan medicatie zijn, maar vaker verandert men zijn of haar gedrag. De mensen met pleinvrees mijden plekken waar veel mensen bij elkaar komen zoals – hoe verrassend – op pleinen, maar ook grote winkelcentra. Mensen met specifieke fobieën mijden de oorzaak van de fobie. Mensen met een arachnofobie, waaraan men normaal niets vreemds ziet, beginnen hysterisch te gillen bij het zien van zelfs de kleinste spinnen. Mensen met meer gegeneraliseerde vormen van angst of paniekaanvallen mijden vaak de situaties waarin ze voor het eerst extreem angstig werden of voor het eerst een paniekaanval kregen. Soms zijn dit zoveel plaatsen dat zij zich letterlijk opsluiten in huis en zelfs de boodschappen door anderen laten doen. Mensen met een obsessief-compulsieve stoornis geven zich over aan hun dwangrituelen of dwanggedachten, om zo de angst te bezweren en op die manier toch enige mate van balans in het leven te vinden. Waarbij ze vaak steeds meer en langere dwanghandelingen moeten uitvoeren om de angst te bezweren en die balans enigszins te houden. Dit is dezelfde vermijding die men ook ziet bij mensen als Ten Broeke: ze komen hun huis niet meer uit, ook niet om iets met de kinderen te doen, ze beschouwen hun kinderen als ‘virusbommetjes’ die het onderwerp zijn van de dwanghandelingen van hun moeder in de vorm van het eindeloos testen en het vaccineren, alles om de angst bij hen te bezweren.
En het is juist de angst die leidt tot een verminderde functie van het immuunsysteem. Ook hier vormt een lichaam een eenheid met de omgeving, en zijn de verschillende systemen in het lichaam continu in samenspraak over wat prioriteit moet hebben en wat niet. En bij extreme angst is de eerste prioriteit het bezweren van het grootste gevaar, in dit geval het ten koste van alles vermijden van het virus, zelfs al gaat dat ten koste van het functioneren van het immuunsysteem.
De ironie is dan ook dat het grootste gevaar voor mensen als Asha ten Broeke niet uit de buitenwereld komt, maar uit zichzelf. Want waar de angst regeert is er geen ruimte voor andere dingen. En dus leidt de angst voor SARS-CoV-2 tot een toename van het risico op ziekte en overlijden door COVID19. Dat is de tragedie van de angst voor mensen als Ten Broeke voor een virus dat niet aanmerkelijk veel dodelijker is dan influenza.
Het egoïsme en egocentrisme van iemand als Asha ten Broeke is op het eerste gezicht verachtelijk, maar het is goed voor anderen om zich te realiseren dat deze wordt veroorzaakt door de niet aflatende doodsangst, met de daarbij behorende volledige bewustzijnsvernauwing, die geen ruimte laat voor objectieve feiten en evenmin ruimte laat voor de vrijheid en lichamelijke autonomie van anderen. Het is het monster van de angst die steeds minder overlaat van de – psychisch blijkbaar kwetsbare – mens Ten Broeke. Hoewel zij een enorme woede opwekt, ook bij mij, door haar pathetische egoïsme en egocentrisme verdient zij feitelijk diep medelijden. Zij is het slachtoffer geworden van een gerichte angstcampagne, uitgerold door de overheid en geadviseerd door de gedragsunit van het RIVM, een campagne die uitermate succesvol is geweest. En niet alleen dat: de angst zal haar zeer waarschijnlijk niet meer verlaten. Waar zij ook naar toe vlucht, de Dood – al is het maar in haar verbeelding – reist haar achterna en zal haar weten te vinden. Met in de hand de Zeis waarin COVID19 staat gegraveerd. Het is de tragiek van gedragswetenschappers die zich lieten lenen voor het uitvoeren van een angstcampagne zonder zich rekenschap te geven van het gevolg dat bij een zeker deel van de bevolking die angst niet meer verdwijnt. Het is dát aspect dat maakte dat de gedragswetenschappers van SAGE-B – de Engelse tegenhanger van de gedragsunit van het RIVM – hun excuses aanboden voor eenzelfde campagne in Engeland. Achteraf noemden zij deze strategie ‘onethisch’ en ‘totalitair’.
Ik heb nooit precies kunnen duiden wat het begrip ‘moed’ inhoudt. Ik denk nu dat moed niet hetzelfde is als de afwezigheid van angst. Wellicht is moed niets anders dan het raadplegen van, en het sturen op het moreel kompas, ongeacht hoe hevig de angst is. Moed is wellicht het tegengif van de bewustzijnsvernauwing veroorzaakt door de angst, die ervoor zorgt dat men het zicht houdt op wat goed is en wat niet. Moed is waarschijnlijk het vasthouden aan principes in situaties waarbij het voor de bewuste persoon beter zou zijn om zijn morele kompas te negeren en zichzelf in veiligheid te brengen. Maar dat – ondanks de angst – niet doet.
En zoals de geschiedenis ons meerdere malen heeft geleerd – en mensen als Asha ten Broeke dat nu opnieuw illustreren – is dat niet iedereen gegeven.
Voor mensen als Asha ten Broeke bestaat er maar één kompas. Het kompas van de angst.