Terwijl China iedere kans die het krijgt aangrijpt om Europa te verzwakken, rijst de vraag hoe we het hoofd kunnen bieden tegen die dreiging. Econoom Frits Bosch staat een verzoening tussen progressieven en conservatieven voor, om meer eenheid te bieden. Sid Lukkassen ziet een radicaal andere oplossing: links en rechts moeten zich helemaal losmaken van elkaar om Europa een kans te gunnen te laten overleven.
Onlangs schreef Frits Bosch op deze site een column over hoe China zich in de handen wrijft nu het ‘Vrije Westen’ door politiek-maatschappelijke polarisering ontwricht raakt. Met polarisering wordt bedoeld dat de flanken – de politieke partijen die zich kritisch verhouden tot de gevestigde orde en meer doortastende oplossingen voorstaan dan de middenpartijen – populairder worden en meer mensen meekrijgen. Dit zou het Westen uiteendrijven terwijl China de eenheid bewaart.
Het Westen kampt met een politieke richtingenstrijd, en ondertussen heeft het Chinese regime een andere missie. China wil bewijzen dat hun autoritaire systeem welvaart en stabiliteit oplevert, ook zónder een democratisch politiek stelsel met persvrijheid en individuele expressie. Hoe meer de Westerse democratieën verzinken in uitzichtloos politiek gekrakeel, hoe sterker het Chinese stelsel lijkt bij vergelijking, en hoe liever andere landen er aansluiting bij zullen zoeken. Frits Bosch verdeelt hierbij het Westers politiek spectrum in twee kampen: progressief en conservatief. Hij stelt dat zij de strijdbijl moeten begraven en dat dit kan wanneer progressieven zich meer verdiepen in conservatieve waarden, zoals loyaliteit en autoriteit maar met name de heiligheid van het gezinsleven.
Er zijn meerdere problemen met deze analyse – alleen al dat we in het Westen polarisering niet langer als probleem dienen te zien, maar als deel van de weg voorwaarts.
Bekend is dat de progressieven een politiek voorstaan die West-Europa op alle fronten verzwakt. Qua cultuur en bevolkingspolitiek is links voor massa-immigratie en cultuurrelativisme. Hiermee worden de sociale voorzieningen onbetaalbaar en neemt de sociale samenhang af. Wat over is van het Westers cultureel erfgoed typeren zij als ‘racistisch’ en ‘imperialistisch.’ Dit maakt ook op cultureel vlak eensgezindheid onmogelijk. Qua milieu en klimaat is links tégen kernenergie en voor duurzaamheidsbelastingen op productie: dit drijft de industrie naar Azië. Ook voeren progressieven oorlog tegen traditionele gezinsvormen, waardoor de bevolkingsopbouw van de Europese gezinnen onder grote druk staat. Progressieven blijven euro’s bijdrukken om de maakbare samenleving te bekostigen: zodoende kunnen burgers niet meer tegen de inflatie opsparen en verdwijnt het langetermijndenken uit de samenleving.
Een Westen waarin progressief cultuurgoed blijft voortbestaan, zal sowieso aan China ten prooi vallen, omdat het zichzelf op alle dimensies verzwakt: qua cultuur, bevolkingsopbouw, betaalbaarheid, sociale samenhang, innovatie en economie – alles gaat achteruit. Een Europa dat kiest voor ‘progressief,’ is een Europa dat de dood kiest. China ziet en weet dit dondersgoed. Ze zouden wel gek zijn om Europa voor deze fouten te behoeden; wat er overblijft van de ravage, kopen zij voor een prikkie op.
Bosch heeft een punt als hij zegt dat links zich meer zou moeten aantrekken van waarden die rechts koestert. Wat hij echter over het hoofd ziet, is dat links deontologisch denkt en rechts teleologisch. Dit wil zeggen dat voor links de onderliggende intenties van beleid belangrijker zijn dan de praktische uitwerking. Dit verklaart waarom ze kunnen volharden in idealistische uitgangspunten (zie bovenstaande opsomming) zelfs al is het resultaat vernietigend. De onderklasse heeft bijvoorbeeld baat bij rust, reinheid en regelmaat om te kunnen stijgen op de sociale ladder. Progressieven, echter, verheerlijkten al die tijd juist een losbandige levensstijl vol drugsgebruik en uitkeringsopportunisme.
Er kán dus op existentieel niveau geen sprake zijn van een compromis, omdat links en rechts hun successen aan onverenigbare standaarden afmeten. ‘Doen wat goed voelt en wat moreel lekker deugt’ versus ‘wat kunnen we nu realistisch verwachten, wat gebeurt er in de praktijk?’
Sowieso wil links geen compromis sluiten: hun hoofdbelang is het bijeenhouden van de eigen groep. Dit doen ze door gebruik te maken van uitsluitingstechnieken. Iedereen die een links heilig huisje bekritiseert, wordt met pek en veren weggejaagd. Een studiegenoot had zijn leven lang progressieve standpunten. Op een avond zei hij in gesprek met zijn vrienden: “Ik gun iedereen een huis en een veilige toekomst, maar vind het toch een beetje wrang dat asielzoekers zo snel een woning krijgen, en ik nu al twaalf jaar op een wachtlijst sta.” Dit was al genoeg om hem uit de vriendengroep te zetten. Een jongeman uit Breda overwoog om actief te worden voor de lokale SP. Hij had echter in het verleden iets positiefs over Pim Fortuyn gezegd in een streekblaadje, en toen mocht het al niet meer. Dit is het niveau waarmee we te maken hebben.
Stel nu dat FVD en PvdA de eerstvolgende verkiezingen winnen. Dan kan er een regeerakkoord komen van: “We trekken geld uit om meer huizen op zonnepanelen aan te sluiten, maar er komt serieus onderzoek naar energieopwekking uit thorium. Immigratie gaan we stevig beperken in ruil voor meer geld voor sociale woningbouw. In het onderwijs gaan we toe naar kleinere klassen om leraren te ontlasten, wel komt er meer aandacht voor de nationale geschiedenis en burgerschap.” Iedereen met een rationeel stel hersens zou hier wel wat in zien, maar je weet bij voorbaat dat links zich niet rationeel wil opstellen. Gedreven door moralistisch geneuzel weigerde PvdA-lijsttrekker Ploumen bijvoorbeeld om met FVD-voorman Baudet te debatteren. Terwijl het een prima kans was om de PvdA op de kaart te zetten en aandacht weg te zuigen bij andere linkse splinterpartijen.
De oplossing die Frits Bosch aandraagt is hol en naïef. “Zorg dat je eerst samen lacht en verbinding voelt – spreek daarna pas over moraal en politiek.” Het is duidelijk dat dit niet werkt. Zo vaak voerde ik met mensen van alle politieke kleuren constructieve gesprekken die het wederzijdse inzicht hebben vergroot. Velen lopen nadien alsnog met een grote boog om je heen, omdat ze willen deugen voor vrienden, vrouwen en baantje. Met dating idem dito: eerst een gezellige avond met samen lachen en knuffelen – dan brengen ze het gesprek op maatschappij en politiek, en vervolgens hoor je er niks meer van. Mensen stellen zich risicomijdend op en profileren zich opportunistisch als deugers, om hun kansen qua vriendschappen, relaties en carrière te vergroten. Het zijn weliswaar zeer oppervlakkige betrekkingen die dit hen oplevert, maar erg veel mensen zijn nu eenmaal oppervlakkig.
Tot slot is het aan te raden om mijn boek Links en Rechts in dialoog (2020) er nog eens op na te slaan. Hierin staat dit alles uitgelegd met een bredere en preciezere onderbouwing. Sam van Rooy las het en concludeerde dat de poging om de kloof tussen links en rechts te overbruggen, “uitmondt in een apocalyptische scheiding van geesten.” Oftewel: we moeten compleet anders gaan denken over sociale verbanden. Progressief en conservatief zullen er nóóit uitkomen en het is even onmogelijk als onwerkelijk om nog te zoeken naar ‘eenheid.’ We moeten onder ogen zien dat onze wegen uiteenlopen. Wij, links en rechts, zullen ons losmaken van het concept ‘natie’ en aparte samenlevingen moeten opbouwen binnen het Westen met ieder eigen waarden. Dat is de enige manier.