COVID-19 is een ongekende doemlus tussen een ernstige gezondheidscrisis en ernstige economische gevolgen. Overheidsinterventies om de uitbraak en de nasleep ervan aan te pakken, stopten eerst het openbare leven en veranderden het vervolgens volledig. Dit heeft ons in een soort ‘nieuw normaal’ achtergelaten, waarin sociale interacties en arbeidsomstandigheden waarschijnlijk nooit meer hetzelfde zullen zijn.
Een experimenteel onderzoek suggereert dat wanneer mensen nadenken over de gezondheidscrisis, ze minder vertrouwen uiten in politici en politieke instellingen zoals de Europese Unie. Dat is des te meer het geval als ze nadenken over de economische gevolgen van de situatie die we momenteel allemaal ervaren.
Dit suggereren de bevindingen van vier online enquêtes die als onderdeel van het onderzoek zijn uitgevoerd in Italië, Spanje, Duitsland en Nederland. De enquêtes werden tot ver in de eerste golf van de epidemie (mei-juni) uitgevoerd en hadden meer dan 2000 respondenten per land.
Sommige respondenten werden eerst gevraagd naar hun ervaringen met de COVID-crisis en vervolgens naar hun politieke mening. Er werd hen bijvoorbeeld gevraagd of ze iemand kenden bij wie de diagnose COVID was gesteld en of ze zich zorgen maakten over hun gezondheid. Dat betekende dat voor deze groep de gezondheidscrisis in hun hoofd werd geplaatst. Hun antwoorden werden vervolgens vergeleken met respondenten die aan het begin van de enquête niet zulke “priming” -vragen kregen en daarom niet noodzakelijk aan de pandemie dachten. “Primed” respondenten hadden 5% minder kans om hun nationale politici te vertrouwen en 12% minder vertrouwen in de Europese Unie. Op de vraag of hun land profiteerde van het EU-lidmaatschap, was de kans 10% kleiner dat ze “ja” antwoordden.
Bij het stellen van prangende vragen over de economische gevolgen van de crisis, zoals werkzekerheid of toekomstige kansen, waren de respondenten nog meer teleurgesteld in hun politieke instellingen. Ze waren ook minder bereid persoonlijke vrijheid op te geven in ruil voor individuele en openbare veiligheid.
Soortgelijke ‘ontgoochelingen’ hebben zich eerder voorgedaan, vaak in de nasleep van natuurrampen of economische schokken. Dergelijke gebeurtenissen zullen de politieke instellingen tot op zekere hoogte altijd overweldigen. Burgers verwachtten duidelijk dat hun instellingen beter voorbereid zouden zijn op de schok van de pandemie en dat ze sneller op de bal zouden zijn om de gevolgen ervan te beheersen.
Deze desillusie lijkt ook weg te werken aan een andere pijler van de samenleving, aangezien uit het onderzoek blijkt dat ook de steun voor de financiering van de verzorgingsstaat met belastingen afneemt. Dit geldt voor alle bestedingscategorieën – armoedebestrijding, gezondheidsuitgaven, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen – en valt samen met een grotere ontevredenheid over de algemene belastingdruk.
De terugkeer van de expert
Het nieuws is echter niet allemaal slecht. De steun voor wetenschappers en experts was 8% hoger onder respondenten die bereid waren eerst na te denken over gezondheids- en economische kwesties. Dit geldt vooral voor de groep die aanvullende primingvragen krijgt die de crisis als een conflict bestempelen. Toen respondenten werd gevraagd of ze de crisis zien als een strijd tegen een onzichtbare vijand, en of ze nationale solidariteit als de beste weg voorwaarts zien, steeg het draagvlak voor competentie en expertise met maar liefst 28%.
Dit resultaat suggereert dat er ook een ‘rallying around the flag’-effect speelt, dat tot op zekere hoogte het desillusie-effect verzacht. Juist omdat een crisis een buitengewone gebeurtenis is, zijn burgers gemakkelijker verenigd rond een gemeenschappelijk doel en zijn ze bereid met enthousiasme hun schouders te steken onder elke vorm van bekwame crisisrespons.
Een nieuwe politieke kloof?
Verrassend genoeg, en hoewel we uit de enquête leren dat het geloof in politieke instellingen en de EU wankelt, zijn de “populistische” attitudes ook verzwakt. De steun voor een sterke leider om met een crisis om te gaan, nam met 5% af voor alle geïnteresseerde respondenten. Ze waren ook 5% minder enthousiast om de ‘mensen’ de belangrijkste beleidsbeslissingen te laten nemen in plaats van politici. Steun voor populistische politieke partijen, als er al iets is, trekt zich ook terug.
In overeenstemming met deze bevindingen laten de laatste peilingen zien dat populistische partijen in heel Europa terrein verliezen. Dit suggereert dat we misschien op een kritiek punt zijn beland, met de crisis die onze samenlevingen mogelijk op een ander pad duwt.
De manier waarop regeringen het economisch herstel en de heropflakkering van het virus in de komende maanden en jaren beheren, zal hier natuurlijk een cruciale factor zijn. Het zal interessant zijn om te zien of in de toekomst wordt voldaan aan de stijgende vraag naar competentie die de enquête blootlegt. Of dat het ‘desillusie’-effect van de crisis uiteindelijk wordt gekanaliseerd in hernieuwde of zelfs versterkte steun voor populistische partijen .
In die zin kan er een nieuwe breuklijn in de politieke arena ontstaan, die eenvoudige beleidsoplossingen plaatst tegen de complexiteit van genuanceerde, maar competente benaderingen.