Volgens de laatste geruchten wil Wopke Hoekstra naar Buitenlandse Zaken en is er geen plek meer in het nieuwe kabinet voor Hugo de Jonge, de man die wél zijn verantwoordelijkheid nam toen het erop aankwam. Zoiets als gerechtigheid bestaat niet in de politiek.
Nu het in Den Haag na een slepende formatie eindelijk over de poppetjes gaat – wie staat er straks met Mark Rutte op het bordes? – kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat het CDA nog altijd wordt achtervolgd door de puinhoop die de partij er de afgelopen paar jaar van heeft gemaakt.
Vanuit electoraal oogpunt is het überhaupt al eigenaardig dat een partij die bij de verkiezingen vier zetels verloor en zich ook nog een scheuring met het populaire Kamerlid Pieter Omtzigt liet overkomen, toch aanspraak maakt op regeringsmacht. Al had je het eigenlijk kunnen zien aankomen, toen partijleider Wopke Hoekstra daags na de verkiezingen in maart nog nederig meldde dat regeringsdeelname ‘niet voor de hand ligt’.
ij het CDA, de oude machtspartij, zijn dan de woorden: ‘In het landsbelang nemen we onze verantwoordelijkheid’ nooit ver weg. En zo ging het dus ook. Eenmaal aan de onderhandelingstafel was het Wopke Hoekstra die – met de steun van Mark Rutte – samenwerking met de PvdA en GroenLinks blokkeerde. Met deelname aan een nieuw kabinet in zicht was de nederigheid al snel verdampt. Zo bleef voortzetting van de huidige coalitie als enige optie over, en werd Nederland na maanden van tergend traag overleg alsnog opgescheept met een zoveelste kabinet-Rutte dat niemand in april nog zei te willen – ook Sigrid Kaag van D66, Gert-Jan Segers van de ChristenUnie en Wopke Hoekstra van het CDA niet.
In de Haagse wandelgangen gaat het gerucht dat Wopke Hoekstra zijn zinnen heeft gezet op Buitenlandse Zaken.
Geen wonder dat het vertrouwen in de huidige én de nieuwe coalitie tot een dieptepunt is gedaald en dat het CDA naar een treurige vijf zetels in de peilingen is weggezakt.
Nu het regeerakkoord is gepresenteerd, onder de onwaarachtige titel ‘Omzien naar elkaar, vooruit kijken naar de toekomst’, gaat het nu dus om de poppetjes die moeten gaan zorgen voor het ‘nieuwe elan’ dat Mark Rutte in het voorzicht heeft gesteld, en is de grote vraag met welke bewindslieden het gedecimeerde CDA op de proppen komt.
In de Haagse wandelgangen gaat het gerucht dat Wopke Hoekstra zijn zinnen heeft gezet op Buitenlandse Zaken. Voor het CDA zou dat een vreemde zet zijn: hoe wil je een partij van de ondergang gaan redden als je het grootste deel van de tijd in het buitenland verkeert, en helemaal geen tijd hebt om de leden in de zaaltjes in het land tot nieuw enthousiasme te bewegen? Gaat het de partijleider dan om de partij, of eigenlijk om zijn eigen gecalculeerde toekomst?
Maar voor wie Hoekstra met enige aandacht heeft gevolgd kan het nauwelijks als een verrassing komen dat hij zich liever in het internationale circuit begeeft dan op de vierkante kilometer rond het Binnenhof.
Dat bleek ook toen Hoekstra in juni vorig jaar na vele maanden van tergende besluiteloosheid plotseling via de Telegraaf meldde dat hij toch maar geen lijsttrekker wilde worden, want ‘ik vind dat ik uiteindelijk meer een bestuurder ben dan een beroepspoliticus’. Bovendien was hij als minister van Financiën zichtbaar het meest in zijn element tijdens buitenlandse reizen naar Brussel, Straatsburg of Washington, en was zijn weerzin tegen het dagelijkse politieke bedrijf in Den Haag voelbaar.
Ook Raymond Knops, die de afgelopen jaren staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en campagneleider van het CDA was, zou volgens de geruchten een plekje in het kabinet moeten krijgen, als minister van Defensie. Daarnaast zou Wopke Hoekstra nog twee vrouwelijke bewindslieden naar voren moeten schuiven, voor een evenredige man-vrouw-verdeling in het kabinet, en niet te vergeten het ‘nieuwe elan’.
KOP VAN JUT
Maar hoe moet het dan verder met Hugo de Jonge? De geplaagde coronaminister maakte er de afgelopen maanden in de achterkamers geen geheim van dat hij best bereid zou zijn door te gaan op die moeilijke post, om het karwei af te maken tot het gedroomde einde van de pandemie, en om persoonlijk verantwoording af te leggen bij de parlementaire enquête over het coronabeleid, die onvermijdelijk gaat komen. Maar de top van het CDA schijnt er helemaal geen zin in te hebben nóg een keer mee te maken dat De Jonge door de pers en het grote publiek als kop van jut wordt gebruikt, op een positie waar je het nooit goed kunt doen.
Ook een ministerschap op Onderwijs – niet onlogisch, voor een man die op zijn 23ste al adjunct-directeur van een basisschool werd en die nog steeds graag schoolkinderen voorleest uit het prentenboek Moppereend – schijnt er niet in te zitten.
Zo ziet het ernaar uit dat Wopke Hoekstra, de man die toen het erop aankwam het lijsttrekkerschap afwees zodat De Jonge die taak op zich moest nemen, die zich afzijdig hield toen de halve partij aan de stoelpoten van zijn rivaal begon te zagen, en die uiteindelijk als lijsttrekker na een teleurstellende campagne de verkiezingen verloor – zoals Peter Kee en ik uitvoerig hebben beschreven in ons boek Code Rood – nu beloond wordt met een ministerschap van Buitenlandse Zaken. En dat Hugo de Jonge, de man die wél zijn verantwoordelijkheid nam toen het erop aankwam, en die ondanks alle terechte kritiek op zijn fouten, zijn ijdelheid en zijn grootspraak toch maar overeind wist te blijven als coronaminister, de politieke arena misschien wel moet verlaten.
Het is een treurige vaststelling: zoiets als gerechtigheid bestaat niet in de politiek.