Ach ja, de kloof tussen politiek en burger. Het vertrouwen van de Nederlander in de politiek keldert harder dan ooit tevoren. Zes op de tien Nederlanders zien de Haagse kaasstolp niet meer zitten en 15 procent is helemaal afgehaakt. En daar zijn -spijtig genoeg- heel goede redenen voor…
1. Kamerdebatten zijn één groot ritueel
Wij begrijpen allang niet meer waartoe Kamerdebatten überhaupt dienen. Het uitventen van het eigen, vooraf ingestudeerde gelijk, meer is het niet. Hebt u ooit een politicus tijdens zo’n debat zijn of haar mening horen bijstellen? Zo van: “U heeft mij overtuigd. Bij nader inzien ben ik het toch met u eens.” Nooit.
Iedere politicus herhaalt tot vervelens toe het standpunt van de eigen partij, desnoods tegen beter weten in. Altijd met de hakken in het zand.
Rijst de vraag: waarom dan nog urenlang of zelfs tot diep in de nacht debatteren? Kamerdebatten zijn hooguit nuttig om die ander vliegen af te vangen.
Of om te scoren met een van tevoren bedachte oneliner, zodat je die de volgende dag ter zelfpromotie op YouTube kunt plaatsen. Kamerdebatten zijn er enkel voor de bühne. Het is één groot ritueel.
2. Kamerleden volgen altijd de eigen partijlijn
We hebben 150 van die knakkers, maar waarom eigenlijk?
Tweede Kamerleden stemmen namelijk zo goed als nooit tegen de eigen partijlijn in. In 99,998 procent van alle gevallen ( ja, dat is onderzocht) stemmen ze braaf volgens het eigen fractiestandpunt. Hier geldt de partijdictatuur, want wie persoonlijk en in eer en geweten zijn of haar stem uitbrengt, die kan bij de eerstvolgende verkiezingen rekenen op een onverkiesbare plaats of op verwijdering van de verkiezingslijst. Politiek is in ons land dus voor 99,998 procent partijpolitiek. Dus wat doen ze daar dan met zijn allen, die 150 Kamerleden met hun wachtgeld, hun jaarsalaris van 117.000 euro, verblijfkostenvergoeding tot 24.000 euro netto en alle andere geneugten? Wie het weet, mag het zeggen.
3. De baantjes-carrousel
Ons kent ons. Loyale politici die de eigen partij trouw zijn en niet afwijken van partijstandpunten, draaien mee in de baantjescarrousel. Keer op keer komen in dit old boys network dezelfde gezichten voorbij. Of het nu gaat om burgemeestersposten, mooie posities in Europa of de opvolging van een afgetreden minister of staatssecretaris. Altijd maar weer de usual suspects. En allemaal lijken ze elkaar de bal toe te spelen.
Uit onderzoek blijkt dat het hierbij vooral gaat om ‘klassieke’ partijen als het CDA, de VVD en de PvdA. Voormalig SP-Kamerlid Ronald van Raak schrijft in een column: “Ik heb me er al veel langer over verbaasd hoe je in Den Haag op verschillende posities steeds weer dezelfde gezichten ziet. Van ambtenaar, naar Kamerlid, naar minister. Maar ook van journalist, naar voorlichter, naar lobbyist. Het is allemaal hetzelfde soort mensen, met dezelfde soort ideeën en opvattingen.”
4. Kamervragen zijn helemaal een lachertje
De beantwoording van één Kamervraag kost (ja, ook dat is ooit uitgezocht) 3750 euro. Elk jaar stellen Kamerleden er zo’n drieduizend. Niet omdat ze écht iets willen weten, maar als ‘persmomentje’. Zo komt het overgrote deel van alle Kamervragen gewoon uit de krant. Een Tweede Kamerlid leest iets in De Telegraaf en tikt vervolgens zijn Kamervragen. Om daar dan trots over te twitteren. Zo van: kijk mij toch eens goed bezig zijn!
Waar Kamervragen dan over gaan? Nou, bijvoorbeeld over (we verzinnen dit niet) het uitzendtijdstip van Sesamstraat, ronde vissenkommen of het tv-spelletje Lingo. Totale kosten op jaarbasis: meer dan 10 miljoen euro.
5. Uw stem maakt het verschil niet
Uw stem kan het verschil maken, wordt altijd gezegd. Nou, vergeet het maar. Uw stem is ongeveer 1/65.000ste Kamerzetel waard. Tenminste, als u geluk heeft. Want stemt u op een kleine partij die uiteindelijk niet in de Kamer komt, dan gaat uw stem alsnog, via een ‘restzetel’, naar een van de grote partijen. En dat is in de meeste gevallen een partij die precies het omgekeerde voorstaat van wat u wilt. Eentje waarop u nóóit zou stemmen. Dus hoezo ‘het verschil maken’? Het tegendeel is waar.
6. Een blanco stem is niets waard
Sommige kiezers stemmen blanco bij Tweede Kamerverkiezingen.
Ze kruisen expres geen enkel vakje aan op hun stembiljet. Zo geven ze aan dat geen enkele partij hun stem waard is. Toch heeft een blanco geen enkele invloed op de zetelverdeling. Is dat niet raar?
Een blanco stem is toch ook een stem? Stel, 10 procent van alle stemgerechtigden stemt blanco, waarom worden dan niet vijftien van de 150 Kamerzetels geschrapt? Die zouden gewoon leeg moeten blijven. Blanco. Dát zou pas echt democratie zijn. Scheelt ook nog eens een hoop wachtgeld!
7. We leven niet eens in een democratie
Inderdaad, welbeschouwd leven we in een particratie: een systeem waarbij politieke partijen de macht uitoefenen. Het zijn immers niet de burgers die het laatste woord hebben, maar politieke partijen. Zij beslissen over nieuwe wetten die door de regering worden bedacht.
“Ja maar,” zeggen politici dan, “wij zíjn met zijn allen de burger, dus dat maakt het weer democratisch.” Daar valt veel op af te dingen. Zo’n 2 procent van alle Nederlanders is lid van een politieke partij. En weer een klein deel van die 2 procent stelt zichzelf verkiesbaar. Dat is dus niet bepaald een doorsnee van de samenleving.
Bovendien regeren in de praktijk bijna altijd dezelfde partijen. Dat gaat dan via een regeerakkoord, dat nooit aan de kiezer wordt voorgelegd. Kortom: één keer in de vier jaar een bolletje rood kleuren, verder reikt uw inbreng niet.
8. Die vreselijke tv-debatten in verkiezingstijd
Debatten op tv, waarom zijn ze eigenlijk zo belangrijk? Waar komt toch de gedachte vandaan dat de beste debater ook de beste premier is? Gaan daar de verkiezingen over? Volgens ons heeft dit land veel meer aan kundige bestuurders. En misschien zijn dat nu juist de mensen die niet overal een snedig antwoord op hebben, maar liever eerst eens rustig nadenken. Maar nee hoor. Lijsttrekkers in tv-debatten zijn net colporteurs. Al die loze beloften aan de kiezer. Allemaal proberen ze u hun eigen stofzuiger te verkopen.
9. Politiek is altijd één groot rookgordijn
Geen enkele politicus die, als het erop aankomt, het achterste van zijn tong laat zien. Neem nu verkiezingen. Allemaal willen ze ‘eerlijke kansen voor iedereen’, ‘goed onderwijs’, ‘betaalbare gezondheidszorg’ en zijn ze fel tegen elke vorm van onrecht. Ach, de vergezichten die politici met hun woorden schilderen, Nederland wordt een walhalla! En dan alle lege partijslogans, waarmee niemand het oneens kan zijn:
CDA: ‘Voor een land dat we door willen geven’ PvdA: ‘Een eerlijke toekomst voor iedereen’ VVD: ‘Samen sterker verder’ D66: ‘Laat iedereen vrij maar niemand vallen’ Maar geen enkele partij die concreet durft te benoemen waarop zij gaan bezuinigen als het tot regeren komt. Dát krijgt u pas ná de verkiezingen te horen. Geheide kans dus dat u, door op de partij van uw keuze te stemmen, uiteindelijk flink in eigen vlees snijdt.
10. Wat u wilt, is meestal ‘politiek wisselgeld’
Stel, u stemt lekker veilig op een grote politieke partij. Bijvoorbeeld omdat u net als die partij vindt dat de pensioenleeftijd terug moet naar 65. Maar dan komt de formatie; de partij van uw keuze wil meeregeren. En wat blijkt?
De reden waarom u op die partij heeft gestemd, wordt als wisselgeld in de onderhandelingen gebruikt. De partij van uw keuze is bij nader inzien ook akkoord met een pensioenleeftijd van 67, of 68 – in ruil voor iets anders. Politici noemen dat ‘een kleine concessie om tot een compromis te komen’. Kortom: politiek, beloftes en verkiezingen? Het is altijd garantie tot aan de deur, maar dat vertellen ze u er nooit bij. Een schoffering van de kiezer.
11. Politiek draait allang niet meer om de waarheid (1)
Geen politicus die u ooit vertelt waar het op staat. Liever gooien ze een dekentje van taal over de werkelijkheid. Spreekt een politicus over ‘hervormingen’? Dan bedoelt hij bezuinigingen. Heeft hij het over ‘vernieuwingen’ of ‘ombuigingen’? Dan bedoelt hij eigenlijk afbraak. Precies op die manier wordt de ouderenzorg niet kapot bezuinigd, maar ‘via maatwerk geherstructureerd’. En het woord oorlog komt ook nooit voor in het vocabulaire van onze politici. Liever noemen ze dat een ‘vredesmissie’. Al die bedekte termen, trap er niet in.
12. Politiek draait allang niet meer om de waarheid (2)
Politici zijn altijd ‘geschokt’. Je vraagt je af waarom. Nederland stuurt bijvoorbeeld soldaten een oorlog in (denk aan Afghanistan) en als er dan eens een keer eentje sneuvelt, is heel politiek Den Haag ‘geschokt’. Jeetje, dat er doden vallen in een oorlog, je verwacht het niet! De eerlijke reactie zou zijn geweest: “Ja, het risico op lijkzakken hebben we bewust genomen, vanwege internationale politieke betrekkingen. We willen er als klein land toch graag internationaal bij horen, meespelen met de grote jongens!” Maar dat is een no-go. Dus acteren ze dat ze geschokt zijn. Bah.
13. Politiek draait allang niet meer om de waarheid (3)
Nog erger zijn politici die ergens ‘geen actieve herinnering’ meer aan hebben. Tijdens parlementaire enquêtes lijden ze massaal aan deze vreemde geheugenziekte. De waarheid is geen must meer voor politici, hooguit een optie.
Sinds enkele jaren heeft ook Rutte last van deze aandoening. Maar dan enkel op momenten dat het hem goed uitkomt. Als hij in een discussie eigen successen moet opnoemen, werkt de bovenkamer opeens weer voor de volle honderd procent. Zo wonderlijk! Iedereen weet dat het niet klopt, maar probeer er de vinger maar eens achter te krijgen. Zo kan het dus gebeuren dat Rutte met droge ogen zegt: “Ik vind mezelf nog geloofwaardig.” Alsof hij daarover gaat! Of zoals de schrijfster van een ingezonden brief in de Volkskrant het verwoordde: “Rutte wast zijn handen stuk in onschuld.”
14. Altijd maar weer ‘eerst het zuur en dan het zoet’
Jan Peter Balkenende kwam er als eerste mee op de proppen, om bezuinigingen te rechtvaardigen:
“Er komen pas betere tijden wanneer we eerst door de zure appel heen bijten.” Sindsdien gebruiken heel veel politici deze smoes, omdat die altijd in hun voordeel uitvalt. Dat gaat dan als volgt.
“Eerst zullen donkere tijden aanbreken,” meldt de politicus die zware bezuinigingen wil doorvoeren. “De economie zal verslechteren, maar daarna treedt herstel op.” Na enkele maanden gaat het nog veel slechter met het land dan voorheen. “Precies wat ik had voorspeld,” reageert de politicus. Daarna verslechtert de situatie nóg verder. Weer wijst de politicus op zijn voorspelling: “We moeten volhouden met zijn allen!”
Hopelijk doorziet u de truc. Zo wint de politicus dus altijd. Wanneer het nóg slechter gaat, wijst hij de burgers op zijn voorspelling. En mocht het plots goed gaan, om wat voor reden dan ook, dan is dat natuurlijk altijd het gevolg van zijn intelligente bezuinigingen.
Bij corona gebruiken politici dezelfde truc. Lopen de besmettingen terug, dan komt dat door het gevoerde beleid (de ‘intelligente’ lockdown, weet u nog?). Lopen de aantallen op, dan ligt het aan de burgers die alle maatregelen niet goed opvolgen.
15. Geen ergere politicus dan de beroepspoliticus
Laten we het maar hardop zeggen.
Een politicus met een glanzende carrière is nooit een politicus die zijn geweten heeft gevolgd. Dat is er een die behendig overal tussendoor weet te laveren, om uiteindelijk op een fijne toppositie te belanden. Meestal in Brussel. Of als commissaris van een grote multinational, want dat betaalt het best. Zo, nu weet u meteen de reden waarom het verloop onder Kamerleden zo hoog is. Tijdens verkiezingscampagnes doen ze behaagziek de mooiste beloftes, want: alles voor het pluche! Om datzelfde pluche weer te verlaten zo gauw zich een meer lucratieve job aandient. Een ‘unieke kans’ noemen beroepspolitici dat dan altijd. Als puntje bij paaltje komt, gaan ze voor eigen glorie en is de kiezer gewoon een tussenstation. De beroepspoliticus is niet dienstbaar aan de samenleving. Hooguit aan zichzelf. U zal maar net op zo iemand gestemd hebben…
16. Politiek is vuil en vunzig
Niet onze woorden! Het was Alexander Pechtold die in een interview met maandblad Opzij over de Haagse politiek zei: “Het is allemaal veel vuiler en vunziger dan mensen denken (…) machtsspelletjes, persoonlijke belangen en partijbelangen die meespelen bij de benoeming van personen of het nemen van besluiten.”
Ja, politici zijn er gek op: opponenten de maat nemen, onder de gordel raken en als volstrekt onbetrouwbaar afschilderen. Het meest sprekende voorbeeld is Thom de Graaf, leider van D66 ten tijde van Pim Fortuyn. Hij haalde eind 2001 in een toespraak het lot van Anne Frank aan, uitgebreid citerend uit Het Achterhuis. Dát stond ons te wachten wanneer Fortuyn de verkiezingen zou winnen. Die man moest gestopt worden! We weten allemaal hoe het afliep.
17. Politici zijn dol op verdeel en heers’
Winston Churchill zei het al:
“Never waste a good crisis.” Zo lijkt het er verdacht veel op dat sommige politici die hele coronacrisis maar wát fijn vinden. Zij zien de pandemie als een mooie gelegenheid om versneld allerlei vormen van burgercontrole door te voeren. Of ze vinden zo’n pandemie gewoon heerlijk voor het eigen ego. Zoals Hugo de Jonge, die de coronacrisis met alle oversterfte en bijkomende ellende ‘voor geen goud had willen missen’. Nou, lekker dan.
Voor de rest is ‘verdeel en heers’ de gebruikelijke politieke strategie: zolang er maar een vijand is! En of dat nu de islam is, economische vluchtelingen of ongevaccineerden, het maakt niet uit. Verdeeldheid zaaien, politici zijn er dol op!
18. Eindeloos onderhandelen en vergaderen? Trap er niet in!
Als politici met elkaar onderhandelen, duurt dat altijd vele, vele uren. Onafgebroken overleg dat makkelijk 12,18 of zelfs 24 uur kan duren. Ook nachtelijk overleg is geen uitzondering. Wie gelooft dat nog? Wij zien twee mogelijkheden: óf alle politici snuiven coke of andere stimulerende middelen (graag ook voor hen een dopingcontrole), óf ze bedotten de boel en zitten daar achter die gesloten deur gewoon fijn met elkaar te klaverjassen. Kinderachtig hoor, zo’n signaal aan het volk dat er ‘hard gewerkt wordt’.
HOE HET OOK KAN: ZWITSERLAND
Eén keer in de vier jaar een hokje aankruisen en dat is het dan. Meer inspraak is er niet. Heel even hadden we in Nederland een ‘raadgevend referendum’, maar dat werd in 2018 alweer afgeschaft. Het had volgens het kabinet ‘niet gebracht wat ervan werd verwacht’.
Met andere woorden: zulke referenda zijn alleen maar lastig, want daar moet je dan weer rekening mee houden.
Hoe anders is dat in Zwitserland, dat wél een directe democratie kent, zelfs op nationaal niveau. Er worden daar al 150 jaar lang referenda, petities, volksinitiatieven en volksstemmingen gehouden. Waarom? Omdat op die manier de Zwitserse politiek altijd door de eigen burgers kan worden overruled, óók wanneer er geen verkiezingen zijn.
Slechts 50.000 handtekeningen zijn nodig voor een ‘correctief referendum’, waarmee burgers reeds aangenomen wetten of verdragen kunnen wegstemmen. Met 100.000 handtekeningen mogen burgers een eigen (wets)voorstel inbrengen. Waar onze politici bepaalde onderwerpen ver weg van de agenda kunnen houden, is dat in Zwitserland dus onmogelijk. Het volk beslist. Of het nu gaat over een boerkaverbod, kernenergie, de pensioenleeftijd of het wel of niet invoeren van een basisinkomen.