Maar de koopkracht van de burger neemt niet toe
Na 299 dagen formeren trad op 10 januari het kabinet Rutte IV aan. Het nieuwe kabinet heeft een ware uitgavenexplosie aangekondigd voor de komende jaren. Toch gaat in de berekeningen gemiddeld geen enkele groep er in koopkracht op vooruit tot en met 2025.
Meer overheidsuitgaven voorgenomen
Zoals bekend bestaat Rutte IV uit dezelfde partijen (VVD, D66, CDA en CU) en dezelfde sleutelpersonen als Rutte III. Na het aftreden vanwege de zogeheten Toeslagenaffaire en een moeizaam formatieproces waarin sprake zou zijn van ‘wegen scheiden’, bleken dezelfde partijen en hun voorlieden toch weer tot elkaar veroordeeld. Was het om de onderlinge geschilpunten weg te masseren dat men besloot de overheidsuitgaven flink te verhogen?
Feit is dat de nieuwe coalitie heeft besloten tot een forse bestedingsimpuls, die aangroeit tot ruim 27 miljard in 2025. Dit is 73 procent meer dan stond in het verkiezingsprogramma van de CU, de meest expansieve coalitiepartij. Het akkoord sluit het meeste aan bij de budgettaire doorrekeningen van GroenLinks en PvdA.
Groeiende staatsschuld
Na het sluiten van het regeerakkoord gaven de betrokken onderhandelaars aan geen prijs te stellen op een doorrekening van het Centraal Planbureau (CPB). Die kwam er mede op aandringen van onafhankelijk Kamerlid Pieter Omtzigt toch. Hieruit kwam meteen een fors geschilpunt boven water tussen de coalitie-onderhandelaars en de ambtelijke rekenmeesters. Waar de partijen aangaven dat een groot deel van de uitgavenstijgingen incidenteel van karakter is, kwam het CPB tot de conclusie dat het meeste structureel is.
Volgens het CPB verslechtert het EMU-saldo met 1,9 procent en komt in 2025 uit op een tekort van 2,7 procent. De EMU-schuld stijgt met 2,1 procentpunt naar 56,1 procent van het bbp in 2025. Dit is wat je noemt een ‘camelnose’. Volgens het nieuwe kabinet komt de staatsschuld in 2060 47 procentpunt hoger uit, op 75 procent van het bbp. Het CPB berekent echter een niveau van 95 procent bbp. Dat is ongekend en wordt voornamelijk veroorzaakt door de extra uitgaven die het kabinet wil doen en het structurele karakter daarvan.
Klimaatfonds en stikstoffonds
Die intensiveringen zijn vooral te vinden bij klimaat en milieu (+5,4 miljard euro in 2025), onderwijs (+4,9 miljard euro) en sociale zekerheid (+4,6 miljard). De bedragen tussen haakjes zijn de extra uitgaven per jaar zoals die in 2025 worden gerealiseerd. Deze komen bovenop ‘reguliere’ uitgavenstijgingen die eerdere kabinetten al waren overeengekomen.
De kabinetten Rutte II en met name Rutte III hadden al besloten tot forse extra uitgaven om wereldwijd het klimaat te redden en van Nederland de internationale klimaatkoploper te maken. Kennelijk moet er nog een flinke schep bovenop om dit te realiseren. Zo komen er een ‘klimaatfonds’ van 35 miljard euro en een ‘stikstoffonds’ van 25 miljard euro. Door te kiezen voor begrotingsfondsen bewerkstelligt het kabinet dat dit geld is geoormerkt en dat het dit de komende jaren niet kan uitgeven aan andere doeleinden.
Het geld van het klimaatfonds besteedt het kabinet aan nog meer subsidies voor met name particulieren in het kader van de energietransitie. Gas wordt de komende jaren nog zwaarder belast, elektriciteit wat minder.
Het stikstoffonds richt zich met name op het uitroken van traditionele landbouwbedrijven, die vooral door D66 worden gezien als milieuvervuilers die een onevenredig deel van de in Nederland beschikbare grond gebruiken. Grond die volgens hen beter aangewend kan worden voor woningbouw en natuur. Hier leest u hoe de overheid het stikstofprobleem zelf creëerde en dat het ophoudt bij de Nederlandse grenzen. Het teveel aan stikstof wordt de boeren in de schoenen geschoven en zorgt ervoor dat in het hele land bouwprojecten worden vertraagd en uitgesteld.
Progressieve speerpunten
In het onderdeel over onderwijs komen we de modewoorden tegen die progressieve politici tegenwoordig zo graag gebruiken. Zo moet vooral de kansenongelijkheid afnemen. Veel geld gaat zitten in het verbeteren van de salarissen. Opvallend hierbij is dat de lonen van docenten in het basisonderwijs (tot twaalf jaar) en de onderbouw van het voortgezet onderwijs (twaalf tot vijftien jaar) gelijk worden getrokken. Dit terwijl de kwalificatie-eisen onderling verschillen.
Ook wordt het in 2015 ingevoerde leenstelsel weer ingeruild voor het tot dat jaar geldende stelsel waarin iedere student een basisbeurs krijgt. Geschrokken als men is van de torenhoge schulden waarmee iedereen die de universiteit verlaat begint aan zijn arbeidsloopbaan.
De uitgaven voor sociale zekerheid nemen sterk toe door het vrijwel gratis worden van kinderopvang (1,7 miljard euro). Verder stijgt het wettelijk minimumloon (wml), wat rechtstreeks doorwerkt in de minimumuitkeringen. Het coalitieakkoord laat dit laatste aspect graag weg en presenteert vooral de extra wml-stijging van 7,5 procent. Deze komt bovenop de reguliere aanpassing aan de contractloonstijging, zoals die elk half jaar plaatsvindt.
AOW
Vanwege de zogeheten koppeling gaan dan ook de minimumuitkeringen zoals de bijstand (leefloon) mee omhoog. Daar zitten de extra kosten voor de staatskas (1,5 miljard euro). Die zouden nog hoger uitvallen als ook de 3,5 miljoen AOW-uitkeringen (Algemene Ouderdomswet — een staatspensioen) mee zouden stijgen. Zo’n stijging is wel gebruikelijk bij de reguliere indexering, maar dat zou te duur zijn.
Daarom verhoogt het kabinet alleen de fiscale (en inkomensafhankelijke) ouderenkorting. Het doel hiervan is dat degenen die bovenop hun AOW een pensioen hebben gespaard, niet meeprofiteren. Een groot deel van het debat over de nieuwe kabinetsplannen ging over dit onderwerp, alsmede de vermeende bezuinigingen op de gezondheidszorg.
Gratis kinderopvang
Het bruto wml komt in 2025 uit op een respectabel bedrag van naar schatting 26 291 euro per jaar. Desalniettemin trekt het nieuwe kabinet jaarlijks ook nog eens 0,5 miljard extra uit voor het bestrijden van armoede en schulden.
De gratis kinderopvang is met name een cadeautje voor de hoogopgeleide stedelijke bakfietsachterban van D66 en een sterk denivellerende maatregel. Voor de lagere inkomens was kinderopvang al goedkoop. Eerder berekende het CPB aanzienlijke gedragseffecten van een dergelijke maatregel, aangezien ouders informele oppas (zoals grootouders) zullen inruilen voor formele opvang.
Lastenverlichting voor lagere inkomens
Een post die relatief gezien sterk toeneemt is Defensie (+2,9 miljard euro), vooral de aanschaf van nieuw materieel. Verder gaat er nog eens 500 miljoen euro naar Ontwikkelingssamenwerking. Nu al verdeelt het kabinet een substantieel deel van het budget onder in Nederland gevestigde linkse ngo’s die dat geld spenderen om het regeringsbeleid in de door hun gewenste richting bij te buigen. Dit doen zij desnoods met hulp van de rechter.
Ondanks al deze uitgavenstijgingen en de krapte op de arbeidsmarkt neemt de koopkracht van de gemiddelde burger niet toe de komende drie jaar, zo verwacht het CPB. De lastenverlichting die er in het regeerakkoord zit, richt zich met name op de lagere inkomens door het verhogen van de inkomensafhankelijke arbeidskorting (een belastingkorting alleen voor werkenden). Bedrijven krijgen fors hogere lasten opgelegd. Alcohol en rookwaren worden zwaarder belast. Ook gaat de vliegbelasting omhoog. Verder komt er een kilometerheffing met een vast tarief, die evenwel budgettair neutraal wordt vormgegeven, zo verzekert het nieuwe kabinet.
Bevolkingsgroei
Andere opvallende punten uit het regeerakkoord zijn de voorgenomen bouw van twee kerncentrales en de aanleg van een spoorlijn van Lelystad via Emmeloord, Heerenveen en Drachten naar Groningen. Die ontsluit dan mooi de woningbouwprojecten die het kabinet van plan is in deze gebieden te ontwikkelen. De bevolking groeit door immigratie immers weer als kool.
Leningen
Na het verschijnen van het akkoord eind december stapelden de begrotingstegenvallers zich op. Zo zal de inflatie naar verwachting ook na 2022 op een hoog niveau blijven. Dat is iets waar het kabinet niet van uitging. Verder haalde de hoogste rechter een streep door de zogeheten vermogensrendementheffing, die jaarlijks bijna 5 miljard euro in het laadje brengt. Nu heeft het nieuwe kabinet al aangekondigd toe te willen naar een heffing die het werkelijke (en niet het forfaitaire) rendement op vermogen belast. Dat was echter pas voorzien over een aantal jaren. Verder krijgt Nederland nog maar een bedrag van 4,7 miljard euro uit het EU-Coronaherstelfonds voor de periode 2022-2026. Dat is ruim een miljard minder dan waar op was gerekend. Nederland stort overigens 46 miljard euro in het fonds, waarvan circa 10 miljard als gift.
Dat geld lenen niets kost, is kennelijk het sein geweest dat de overheid dan maar flink geld moet gaan lenen om de uitgaven fors te verhogen. De burger moet nog maar even drie jaar wachten met de vertaling van de hoogconjunctuur in zijn portemonnee.
Het CPB berekent geen dynamische effecten: uitgaventoenames, lastenstijgingen en uitkeringen- en minimumloonverhogingen hebben (zeker op termijn) bredere negatieve macro-economische uitstralingseffecten en drijven de inflatie op. Daardoor ging het eind jaren zeventig flink mis.