De vrijheid om de profeet Mohammed te beledigen moet worden ingeperkt met wetgeving. Dat zegt Yassin Elforkani, imam van de Blauwe Moskee in Nieuw-West.
In zijn vrijdagpreek ging hij in op de gespannen situatie in Frankrijk na een aantal terreuraanslagen. Hij vertelde over een gesprek dat hij donderdag had met een jonge moslim, die begrip toonde voor de aanvallen. “Ik schrok daarvan, want met alles wat ik in me heb verwerp ik de aanslagen,” aldus Elforkani in een toelichting.
“Zoals ik in het verleden steevast aanslagen heb veroordeeld. Maar toen zei hij: ‘Yassin, leg me nou dit eens uit: als onze Joodse broeders worden aangevallen is dat al snel antisemitisme en dat wordt niet toegestaan. Dat begrijp ik. Maar waarom valt het beledigen van de profeet dan onder de vrijheid van meningsuiting?’ Dat zette me aan het denken.”
Elforkani hoopt met zijn oproep een discussie op gang te brengen in de Tweede Kamer. “Door die beledigingen van de islam ontstaan een hele negatieve dynamiek en een giftige sfeer in de samenleving, met alle risico’s van dien. Daar moeten we van af. We komen er niet uit als we blijven wijzen op de vrijheid van meningsuiting en dat je alles moet kunnen zeggen. Het lijkt een wedstrijd wie het hardste de islam kan beledigen.”
Zwichten voor terreur?
Elforkani vindt niet dat wetgeving die de islam beschermt tegen beledigingen moet worden gezien als het zwichten voor terreur. “Het beledigen van de islam is niet van vandaag of gisteren. Je moet dit los zien van de aanslagen in Frankrijk. Het punt is dat we in Nederland nu langs elkaar heen praten. Moslims zeggen: dit heeft niets met de islam te maken. En rechtse partijen zeggen: dit is nu de islam.”
“Wetgeving en politiek debat zijn juist een goed antwoord op terrorisme. Je geeft ermee een signaal af: zo doen we dat in een democratie.”
“Daar komt bij dat er steeds minder aandacht is voor islamofobie bij de autoriteiten. Ik maak me zorgen waar dit allemaal toe leidt, als ik het sentiment onder vooral jongere moslims proef. De profeet wordt beledigd in een context van discriminatie van moslims op de arbeidsmarkt en het beledigen van moslims. Dat maakt het nog grimmiger en complexer.”
“Tegelijkertijd vind ik dat islamitische organisaties de schroom van zich af moeten werpen en naar de rechter moeten stappen als ze zich beledigd voelen. Dan kun je toetsen of het wel door de beugel kan. Het heeft geen zin te blijven hangen in boosheid.”
“We laten onze vrijheid van meningsuiting niet inperken door islamitische terreur” klinkt het na elke aanslag. Maar de vrijheid van meningsuiting hebben we zelf al ingeperkt, niet door censuur, maar door preoccupatie: anno 21e eeuw staat vrijheid van meningsuiting voor het mogen beschimpen van de islam en haar heilige symbolen, zoals de profeet. Maar als er tegen onze heilige huisjes wordt geschopt vinden we het niet meer dan normaal dat er wordt opgetreden. Zo werd in 2014 MARTIJN, een vereniging die streefde naar acceptatie van sex met minderjarigen, verboden. En in 2017 werd de publicatie van een boek van Milo Yiannopoulos afgelast vanwege zijn uitlatingen over pedofilie. Een andere heilig huisje is het taboe op het ridiculiseren, bagatelliseren of ontkennen van de Holocaust. Dit is in Nederland niet bij wet verboden, maar uitspraken op dit gebied kunnen wel vallen onder groepsbelediging. Groepsbelediging is een uitingsdelict en een misdrijf, opgenomen in artikel 137c van het wetboek van strafrecht. Dit artikel betreft misdrijven tegen de openbare orde. Er is sprake van groepsbelediging indien iemand zich in het openbaar opzettelijk beledigend uitlaat over een groep; hetzij mondeling of bij geschrift of afbeelding, en vanwege etniciteit, godsdienst of levensovertuiging. Maar als het gaat over cartoons van de profeet is de vrijheid van menigsuiting heilig. Want het beledigen van moslims behoort tot ‘onze waarden’, ‘onze vrijheid’, en ‘onze manier van leven’. En daaraan mogen we ‘never nooit geen concessies’ doen, want ‘dan hebben de terroristen gewonnen’. Dus: waar blijft de volgende Mohammed-cartoon wedstrijd? “Je suis Charlie! Vive la France!”