Het Rotterdamse gemeenteraadslid, en Code Oranje-kandidaat voor de Tweede Kamer, Tanya Hoogwerf vreest dat we de lessen van Charlie Hebdo aan het vergeten zijn nu leraren in Nederlandse scholen worden bedreigd door hun eigen leerlingen, om nota bene spotprenten. Tanya: “Vrijheid van meningsuiting is geen ‘ja, maar’-principe. In dit land mogen we gewoon islam-spotprenten tonen. Zonder mitsen of maren.”
Afgelopen week voerde ik in de Rotterdamse gemeenteraad een debat over de leraar die, vanwege een spotprent welke al vijf (!) jaar in de klas hing, moest onderduiken. Ik blies de loftrompet over de steun en waardering voor het Emmaus, de politie en de burgemeester voor het onmiddellijk handelen na de dreiging. Ook waardering en medeleven voor de docent en voor zijn situatie. Dit zou niemand ooit mogen overkomen, terwijl je alleen maar je werk probeert te doen.
Maar ik zat vooral met vragen: hoe is het mogelijk dat de leerlingen die verantwoordelijk zijn voor de bedreigingen gewoon op school zijn gebleven? Wat voor signaal wordt er afgegeven als een docent zit ondergedoken en de verantwoordelijken triomfantelijk de overwinnaar kunnen uithangen op school? Waarom worden zij niet tot de laatste persoon van school gestuurd of op zijn minst geschorst?
“Je suis Charlie. Als de vrijheid van het woord onder druk staat past maar een ding. Onze stem nog luider laten horen, nog luider laten horen en nog luider laten horen. En als je het hier niet meer ziet zitten omdat een aantal humoristen een krantje maken, dan zeg ik, rot dan toch op”, stelde de Rotterdamse burgervader Aboutaleb volledig terecht in 2015 na de terrorisctische aanslag op het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo. We zullen de vrijheid van meningsuiting verdedigen, kranten, socials stonden bol, de monden waren er vol van en pleinen zagen zwart van demonstrerende mensen. Borden en meegebrachte potloden wezen fier omhoog: Je suis Charlie. Mooi, een gedeelde en gedragen boodschap van verbinding aan dat wat onze samenleving mogelijk maakt: Vrijheid!
We lieten onze stem horen, misschien niet altijd luid, maar in eerste instantie in ieder geval wel duidelijk. Inmiddels zijn die stemmen verstomd.
Vijf jaar laten moeten we constateren dat we in plaats van dichterbij een oplossing gekomen te zijn, we verder uit elkaar staan dan ooit. Het woord is een krachtig wapen, maar niet het antwoord op jihadistische extremisten, die onze samenleving willen vernietigen. Hoe kan het dat het nog steeds onmogelijk is om dit te zeggen zonder verongelijkte zuchten, zonder het verwijt een racist of fascist te zijn? Hoe kan het zijn dat dezelfde partijen die er geen enkele moeite mee hebben om onze politie en instellingen als institutioneel racistisch weg te zetten na een gebeurtenis in Amerika het maar niet wil lukken om de echte vijand van nu in de ogen te kijken?
We worden keer op keer gewaarschuwd. Na een parlementaire enquête naar beïnvloeding door onvrije landen, een ontluisterende uitzending van Nieuwsuur over de negatieve invloed van het informele islamitische onderwijs. De komst van haatimams naar Nederland, het bestaan van de Samir A.’s en hun invloed. En dat die invloed er is, dat moge duidelijk zijn.
Hoe kan het in dat in Rotterdam, in 2020, jonge meisjes het nodig vinden om een docent dusdanig in het nauw te brengen dat deze moet vrezen voor zijn leven? Nog geen twee weken na de brute onthoofding van Samuel Paty waren deze meisjes niet bezig met onze grondwet, maar met het verdedigen van een profeet. Dat is niet goed te praten, niet te verdedigen. En zeker niet op te lossen door de klassen in te gaan en de dialoog op te zoeken.
Het was dan ook even schrikken bij het lezen van het advies van radicaliseringsexpert Leon Meijs, die is ingeschakeld naar aanleidingen van de spanningen op het Emmaus. In het AD stelt hij: “Als je een spotprent van de islam in de klas hangt, doe dat dan ook van een ander geloof. Anders werk je polarisatie in de hand.” Dit is niets anders dan het buigen voor misplaatste tere gevoelens. Vrijheid van meningsuiting is geen ‘ja, maar’-principe. In dit land mogen we gewoon islam-spotprenten tonen. Zonder mitsen of maren.
Schrikken was ook het lauwtjes reageren door het Rotterdamse stadsbestuur op het belagen van een cameraploeg van Powned voor de school, waarbij de cameraman langs het ziekenhuis moest. Mooie woorden over persvrijheid zijn prima, maar als deze écht in het geding is – bijvoorbeeld wanneer Robert Bas wordt belaagd door Erdoganfans of Powned-journalisten het ziekenhuis in worden geschopt – dan volgen er alleen wat platitudes en verder stilte. Waarom maken burgemeester en wethouders er zich zo makkelijk vanaf?
De boodschap van haat was luid en duidelijk: na de onthoofding van een docent vonden scholieren het aanvaardbaar om hun eigen leraar letterlijk in dezelfde vuurlinie te duwen. Dat is niet normaal, dat is niet goed en dat verhelp je niet met een kopje thee. Ja, het onderwijs heeft een rol. En ja, we staan achter de docenten, die de moeilijke boodschap moeten verkondigen, maar ze kunnen het niet alleen. Kennis is macht. We hoeven maar een krant open te slaan om te beseffen dat we er allang geen idee meer van hebben wat er omgaat in de wereld van jonge mensen. We staan keer op keer met lege handen en met een aanpak die is gebaseerd op wat wij dachten te weten van vroeger.
Begin bij nul. Begin eens bij het vragen: een online en anonieme enquête om de belevingswereld van kinderen te toetsen. Hoe staan zij in de wedstrijd, hoe kijken zij aan tegen de positie van het geloof en geweld? Vraag het ze op hun niveau en in hun wereld. Online dus.
Wil je verder beginnen met een antwoord, dan start je door de banden met diegenen die het vergif verspreiden aan te pakken. Dus sluit moskeeën met banden met extremistische organisaties. En ja, ook de Moslimbroeders. Verbied informeel islamitisch onderwijs. Stop als overheid met het inschakelen van juist die organisaties die belang hebben bij het verdedigen van een islamitische orde en kies voor diegenen die onze democratie omarmen.
Stop de handelingsverlegenheid, waarbij een leger extremisten geen strobreed in de weg wordt gelegd. Vijf jaar na Charlie Hebdo moeten we constateren dat het gif wat onze samenleving in de afgelopen jaren is binnengedrongen helaas geen giftige inkt is gebleken, maar het soort vergif wat vernietigt en pijn doet. De initiele schok van toen was een voorbode voor meer. Terreur is niet langer iets van ver weg. Het is hier, het is dichtbij en de dreiging is echt. Je suis Charlie, nee, je oublie Charlie. Laten we het echt gebeuren?
Het kan juist of onjuist zijn om grove beledigingen te verbieden. Ikzelf denk dat wat beleefdheid en vriendelijkheid veel beter werkt.
Wat het echter ZEER onjuist maakt is wanneer er verschillen worden gemaakt naar verschillende groepen:
Het begrip ‘clownswereld’ in een toespraak (wat blijkbaar antisemitisch zou zijn (?????)) is genoeg om een partij op te blazen, terwijl inhoudsloze grofheden jegens de islam vrijheid van meningsuiting vertegenwoordigen… Daar kan Orwell nog wel een puntje aan zuigen!