De door de EU aangenomen wet op de digitale diensten zal in februari in werking treden. Het bouwt een staatscensuurapparaat voor het internet op dat ongekend is in liberale democratieën.
De Digital Services Act (DSA) is bedoeld om “Europa geschikt te maken voor het digitale tijdperk”, zoals geschreven op de EU-website. De Digital Service Act is, samen met de Digital Market Act (DMA), bedoeld om “één enkele set regels voor de hele EU te vormen voor een veiligere en open digitale ruimte waarin Europese waarden centraal staan.” Internetplatforms moeten onder meer ‘transparant en aansprakelijk’ worden gemaakt – om de vrijheid van meningsuiting te beschermen.
Hoe nuttig de digitale diensten die we dagelijks gebruiken “om met elkaar te communiceren” of “informatie te vinden” ook mogen zijn, ze worden ook misbruikt om desinformatie te verspreiden, legt de EU uit. “Deze uitdagingen en de manier waarop platforms deze aanpakken, hebben een aanzienlijke impact op de fundamentele rechten online.” Het doel van de wet, zo wordt herhaaldelijk benadrukt, is het beschermen van fundamentele rechten op de voorgrond.
De wet werd in de zomer van 2022 in de EU aangenomen en op 27 oktober 2022 in het Publicatieblad gepubliceerd. Het is op 16 november 2022 in werking getreden. Maar het zal pas op 17 februari 2024 volledig juridisch bindend worden in Duitsland. Bovendien wil de Bondsdag vooraf een wet aannemen om de Digitale Dienstenwet specifieker te maken.
De wet vereist ook de verwijdering van niet-criminele inhoud
Het recht is qua onderwerp zeer ingewikkeld en complex. Specifieke begrippen uit de informatica worden juridisch gedefinieerd, processen worden gedetailleerder geregeld en verantwoordelijkheidsgebieden worden tegen elkaar afgewogen. De Wet Digitale Diensten is van toepassing op zogenaamde “bemiddelingsdiensten” die uitgebreide verplichtingen opleggen. Het begrip bemiddeling is breed. Artikel 3, onder g) DSA omvat hostingproviders naast zuivere transmissiediensten en cachingdiensten.
Van bijzonder belang is een subterm van hostingdiensten, namelijk onlineplatforms zoals Twitter, Facebook en Instagram. Vooral onlineplatforms en zoekmachines met gemiddeld minstens 45 miljoen actieve gebruikers in de EU hebben te maken met gevoelige verplichtingen. Volgens eigen informatie van het bedrijf zijn dit onder meer Twitter, Google en Meta, zoals de Tagesschau in februari 2023 meldde.
Maar hoewel de wetgever op sommige plaatsen zeer complexe definities en classificaties geeft, wordt deze op zeer cruciale plaatsen plotseling vaag. Artikel 3 van de wet definieert de term “onwettige inhoud”. Maar de wet heeft niet alleen betrekking op illegale inhoud. Er wordt altijd gesproken over inhoud die een negatieve impact kan hebben op de grondrechten onder het EU-Handvest, het maatschappelijk debat, verkiezingsprocessen of de openbare veiligheid. Dit is uiterst problematisch.
Waarom wordt deze inhoud niet als criminele inhoud beschouwd? De reden hiervoor moet zijn dat zij niet strafbaar zijn. Maar wat is inhoud die een negatieve impact kan hebben op de grondrechten, de cultuur van debat of verkiezingen, maar die binnen het juridische domein valt? De bevoegdheid om dit te interpreteren blijft bij de EU. Zij kan de aanbieders van de getroffen platforms verplichten deze inhoud te monitoren, censureren of anderszins te bestrijden. Als de getroffen bedrijven hun opgelegde verplichtingen niet nakomen, worden ze geconfronteerd met zware boetes die kunnen oplopen tot zes procent van hun wereldwijde jaaromzet – wat zou neerkomen op miljarden euro’s aan betalingen.
De staatsintimidatie voor zelftoezicht
De verplichtingen die de Wet Digitale Diensten aan grote aanbieders oplegt, zijn zwaar. Artikel 34 verplicht hen bijvoorbeeld om jaarlijkse “risicobeoordelingen” op te stellen en deze bij de EU in te dienen. Daarbij moeten ze analyseren in hoeverre illegale inhoud – of ondefinieerbare inhoud met “negatieve effecten” – wordt verspreid op de platforms of zoekmachines en daardoor systematische risico’s met zich meebrengt. Dit betekent dat aanbieders van sociale netwerken beoordelingen moeten maken waarvoor zij noch gekwalificeerd noch geschikt zijn. Twitter, Google en Co. moeten hun inhoud onderzoeken op mogelijke bedreigingen voor de EU – taken die je instinctief zou beschouwen als de verantwoordelijkheid van autoriteiten zoals de politie of de geheime diensten.
Op basis van deze risicobeoordelingen zijn de aanbieders vervolgens verplicht maatregelen te nemen om deze systematische risico’s te elimineren – dit wordt “risicoreductie” genoemd. Deze maatregelen omvatten onder meer inhoudsmoderatie. Inhoud die bijvoorbeeld onder ‘onwettige haatzaaiende uitlatingen’ valt, moet snel worden verwijderd en de verspreidende accounts moeten worden geblokkeerd. Ook gaat de Europese Unie jaarverslagen schrijven waarin de strijd tegen ‘systematische risico’s’ door aanbieders wordt geanalyseerd, en wil de Commissie ook aanbevelingen doen voor bijzonder effectieve middelen.
De aanbieders moeten één keer per jaar – op eigen kosten – aan een onafhankelijke audit worden onderworpen. Dit is bedoeld om toezicht te houden op de uitvoering van de verplichtingen die aan hen worden opgelegd. De aanbieders van platforms en zoekmachines moeten voor deze beoordelingen “alle relevante gegevens en uitgangspunten verstrekken en mondelinge of schriftelijke vragen beantwoorden”. Bij deze audits dient een passend niveau van vertrouwelijkheid en naleving van de geheimhoudingsplicht slechts in acht te worden genomen voor zover dit het werk niet bemoeilijkt. De Commissie brengt platformen ook jaarlijkse toezichtsvergoedingen in rekening die kunnen oplopen tot 0,05 procent van de wereldwijde jaarlijkse netto-inkomsten.
De platforms moeten de staatsautoriteiten uitgebreide toegang verlenen tot gegevens voor controle, zoals de wet uitvoerig stelt in artikel 40 onder het punt ‘Gegevenstoegang en -controle’. Daarnaast moeten aanbieders compliance-afdelingen introduceren waarvan de taken door de staat worden voorgeschreven. Zij moeten samenwerken met overheidsvertegenwoordigers om ervoor te zorgen dat aan de verplichtingen wordt voldaan die de Wet Digitale Diensten aan bedrijven oplegt. Alles gaat altijd met het zwaard van Damocles, waarbij miljarden dollars aan boetes boven ons hoofd hangen. Kortom, Twitter, Google en Co. staan onder constante observatie en controle van de staat.
Pandemieën en oorlogen kunnen zwaardere interventies rechtvaardigen
Volgens overweging 91 van de wet is het doel van de wet onder meer om in tijden van crisis bijzondere invloed uit te oefenen op de aanbieders van zeer grote onlineplatforms. Naast de algemeen opgedragen maatregelen die door de aanbieders moeten worden genomen, moeten er indien nodig verdere middelen worden toegevoegd. Crisissituaties, zoals gedefinieerd door de wet, kunnen bijvoorbeeld gewapende conflicten, terroristische aanslagen, natuurrampen of pandemieën omvatten.
Een specifieke maatregel die wordt overwogen is bijvoorbeeld dat aanbieders van onlineplatforms of zoekmachines hun contentmoderatieprocedures moeten aanpassen of aanscherpen; zelfs op het ontwerp van hun online interfaces of de algemene voorwaarden kan worden ingegrepen. Daarnaast kan een “verdere intensivering van de samenwerking met betrouwbare klokkenluiders, de implementatie van bewustmakingsmaatregelen en het bevorderen van betrouwbare informatie” worden bevolen.
De Commissie moet op aanbeveling van de Europese Raad voor Digitale Diensten een besluit nemen over de betrouwbaarheid van de informatie en klokkenluiders, evenals over de selectie van de bevolen maatregelen. Er moet ook voor worden gezorgd dat dit in de kortst mogelijke tijd kan worden gerealiseerd – uiteraard met inachtneming van de rechten en legitieme belangen van alle betrokken partijen. Dit is in de wet vastgelegd onder de noemer ‘Crisis Response Mechanism’.
Een gevaar voor de vrijheid van meningsuiting en de constitutionele orde
Met de Digital Service Act bewijst de EU onbevangen wat een breed scala aan staatsinterventies, controles en dwangmaatregelen zij probeert te ondernemen. Het dubbele concept van systematische risico’s is bijzonder cruciaal. Houd er rekening mee dat er inhoud bestaat die tot op zekere hoogte strafbaar is zonder illegaal te zijn. Het verwijderen van meningsuitingen in de digitale ruimte vormt een ernstige inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Het blokkeren van het hele account nog meer. Strafrechtelijke gevolgen of niet, voor de getroffenen komen deze beperkingen neer op een straf – waarvoor een duidelijke wettelijke basis moet bestaan.
Platforms als Twitter en Google worden omgebouwd tot hulppolitieagenten en gedwongen hen te ontslaan. Ze moeten ‘systematische risico’s’ monitoren en aanpakken. De EU heeft voldoende middelen vrijgemaakt om de platforms onder constante, niet-aflatende druk te zetten – wat ongetwijfeld zal resulteren in de censuur van inhoud die eigenlijk volkomen legaal was. Omdat de wet zwart op wit stelt dat de inhoud die gecensureerd moet worden en de inhoud die strafbaar is niet hetzelfde zijn – dat er inhoud moet zijn die legaal is maar toch verboden.
Boetes, talloze controle-instanties – de druk is hoog. De jaarlijkse onderzoeken lezen als invallen, alles moet beschikbaar worden gesteld, iedereen moet meewerken, aandacht voor de rechten van getroffenen wordt nadrukkelijk beperkt – zodra er overlast ontstaat, heeft staatscontrole voorrang. Niet alleen worden gebruikers die gebruik maken van hun vrijheid van meningsuiting als potentiële bedreigingen behandeld. Ook de platformaanbieders worden behandeld als criminelen met een proeftijd.
Uit de tekst van de wet moet bijna onvermijdelijk de conclusie worden getrokken: wat niet is toegestaan, is verboden. Er is een waarheid en dan zijn er “systematische risico’s” – wie onder deze laatste valt, betreedt een wetteloos gebied, zonder vrijheid van meningsuiting, zonder voorbehoud van de wet. Er is alleen maar radiostilte. Dit alles is bedoeld om de vrijheid van meningsuiting te beschermen. Maar wiens vrijheid van meningsuiting? Die van die gebruikers die zichzelf censureren voordat de platformaanbieders dat doen uit angst voor miljardenboetes? Je krijgt de indruk dat deze wet slechts bedoeld is om één persoon te beschermen: de EU.