Dagelijks zijn ze met tientallen onderweg. Ze hebben afspraken met ministers, staatssecretarissen, politici, burgemeesters, wethouders, journalisten, wetenschappers, professoren, politiecommandanten, juristen, hoge ambtenaren, academische onderzoekers, wijkagenten, welzijnsbobo’s, subsidieverstrekkers en autochtone medestanders.
Ze hebben maar één doel: versterking van de positie van de islam en haar aanhangers. De publieke oproep tot gebed lijkt een nieuw speerpunt te zijn.
Eenmaal aangekomen op hun afspraak beginnen ze met een mix van hoffelijkheid, vleierij en misleiding over de ware aard van de islam hun gesprekspartner te bewerken. Ze doen voorstellen, debiteren koranverzen, uiten opinies, herinneren aan mensenrechten en godsdienstvrijheid, wijzen op islamofobie, discriminatie en racisme, maken duidelijk hoe het anders kan en bestoken de gesprekspartner met verklaringen die een goed licht moeten laten schijnen op de islam en haar aanhangers. Op de rand van chantage wijzen ze er op dat de inwilliging van hun wensen en opinies bijdraagt aan het terugdringen van problematiek. Wie goed luistert naar hun verklaringen over en oplossingen voor wat er mis is in hun gemeenschappen, hoort slechts beweringen. Islamisten werken voortdurend aan de uitleg dat alles de schuld is van Nederland en/of het Westen.
Hun gesprekspartners, zeggen geen nee en wijzen hen vervolgens niet de deur. Ze luisteren en willen niet voor racist of islamofoob worden versleten. Ze zijn welwillend en begrijpend, zacht gemaakt door de hoffelijkheid en vleierij. Ze kennen de koran niet en gaan mee in de uitleg met nogal eens geabogreerde (ongeldig verklaarde) verzen of verknipte verzen.
De missie van islamisten heeft vaak succes.
Racisme en discriminatie worden ingezet om voor soms onoverbrugbare culturele en religieuze verschillen niet-moslims schuldig te verklaren vanwege hun intolerantie. Ze pleiten voor diversiteit en pluriformiteit om de harde eis van integratie te ontmantelen. In de publiciteit moeten moslimse overtreders en criminelen ‘Nederlanders’ worden genoemd en de media doen daar braaf aan mee. Terwijl de meeste allochtonen een dubbel paspoort hebben mag slechts hun Nederlanderschap worden genoemd. Islamisten hebben voor alles een verklaring die hen ontschuldigt en rechtvaardigt. Met een sociaal-economische verklaring (achterstelling en armoede) werven ze begrip voor de vele uitkeringstrekkers onder hun aanhang en pleiten ervoor om met subsidies hen in de gelegenheid te stellen zelf wat aan de problemen te doen. Ze pleiten ervoor om meer geloofsgenoten aan te stellen bij de overheid en haar organen en hen een leidende positie te geven bij deradicalisering en bestrijding van racisme en discriminatie. Ze wijzen op het ongure klimaat dat rechtse critici van de islam veroorzaken en vragen daar stelling tegen te nemen. Ze pleiten voor islamitisch onderwijs omdat het de beste brug naar de samenleving zou vormen. Als het niet goedschiks lukt, worden er juridische middelen ingezet.
De meeste gesprekspartners van de islamisten zijn liever welwillend dan wantrouwend. Ze zien welwillendheid als breeddenkend en tolerant. Dat is de belangrijkste reden dat de islam wordt verdedigd door mensen die beter zouden moeten weten. Ze verlenen de islam een ‘Nederlands paspoort’ en bekritiseren de Nederlanders die realistischer zijn. De media zijn daar ook schuldig aan.
Medewerkers van de afdeling ‘Antropologie’ werkten mee aan het ‘bewijs’ dat islamofobie eigenlijk racisme en discriminatie is. Het is niet de enige (betaalde) collaboratie in academische kringen. Ze hebben invloed. In het Wildersproces claimde het OM dat het om racisme ging en gebruikte daarbij de postmoderne opvatting van racisme. Ook hoge ambtenaren werken mee. Een van hen is Walter Palm, de ministeriële ambtenaar die jarenlang belast was met integratievraagstukken. Recent publiceerde hij, na zijn pensionering, zijn boek: ‘Het sluipende gif van Islamofobie’ dat in menig krant werd besproken. Daarin citeert hij met grote instemming de definitie van islamofobie van UVA antropologe Ineke van der Valk.
“Een historisch maatschappelijk gegroeide ideologie die met behulp van beelden, symbolen, teksten, feiten, interpretaties en gedragingen systematisch en consistent een negatieve betekenis geeft aan “de islam” en/of aan “moslims”. Zo worden de perceptie, de betekenisgeving, het begrip, de attitudes en het gedrag van mensen tegenover de islam en de moslims beïnvloed ten gunste van de sociale uitsluiting van moslims als “de ander” ten gunste van discriminerende, ongelijke behandeling in het culturele, sociale, economische en politieke domein”.
In handen van islamisten levert zo’n definitie ‘onverdacht bewijs’ op dat hun verhaal bevestigt. Als afkomstig van een wetenschapper aan de UVA, ‘bewijst’ het hun slachtofferschap. Overigens, afwijzing (ik wil het woord ‘discriminatie vermijden) is altijd ook een uitnodiging om er bij te horen.
De definitie van Van der Valk is nogal eenzijdig, partijdig en beschuldigend. De definitie gaat uit van volstrekte onschuldigheid van de islam en moslims. Er valt een reeks van moslimse beelden, symbolen, teksten, feiten, interpretaties en gedragingen aan te wijzen die een afwijzing van de islam rechtvaardigen. Het ongeduld daarover groeit. Minister Hoekstra (CDA) had het over een gebrek aan wederkerigheid. Hij had daar nog een gebrek aan eerlijkheid aan toe kunnen voegen.
De demonisering van islamcritici is lichtjes afgenomen. Dat geldt in nog onvoldoende mate voor de ‘naïviteit’ van de groep die ik in de eerste alinea heb genoemd. Zo lang de politie nog iftars bezoekt, zolang burgemeesters nog thee drinken en moslims door de overheid worden aangesteld als anti-discriminatiedeskundigen en zolang universiteiten geen einde maken aan de dwang tot politieke correctheid, geven ze islamisten de ruimte. In een recent debat in de Tweede Kamer hoorde ik een vertegenwoordiger van DENK zeggen dat de grondwaarden in Nederland gevestigd zijn op humanistische, joods-christelijke én islamitische waarden. Daar schrok ik van. Vooral omdat het zonder kritiek of doorvragen kon passeren.