Ik ben wakker, dacht Lange Frans, en hij grinnikte om de dubbele betekenis van die zin. Eigenlijk zou hij hem moeten noteren in het schrift dat speciaal voor dit soort ingevingen naast zijn bed lag, maar er was iets anders wat zijn aandacht opeiste. Hij ging rechtop zitten en luisterde naar de geluiden die uit zijn woonkamer kwamen. Geneurie. Voetstappen. Kasten en lades die werden geopend en weer gesloten.
Hij had zich er vaak over verbaasd dat er nooit bij hem werd ingebroken. Geleidelijk was die verbazing overgegaan in irritatie. Hij was al een jaar of twintig een van de bekendste BN’ers; het was toch duidelijk dat er iets te halen viel? Eindelijk was het dan zover, uitgerekend op kerstavond. Lange Frans vond het helemaal toppie.
Jaap van Dissel wist niet waarnaar hij zocht of wat hij überhaupt in dit huis deed. Sinds hij vanochtend een vaccinatie had gehaald, gebeurden er vreemde dingen. Op zijn wandeling naar huis was hij lid geworden van vijf verschillende goede doelen. In de koffer van een straatmuzikant had hij een biljet van vijftig euro gelegd. Zo kende hij zichzelf niet. Het was alsof een hogere macht in hem was geslopen en hem vanaf een afstandje bestuurde. Om de een of andere reden had hij al de hele dag het deuntje van Windows 7 in zijn hoofd. En nu stond hij in een woonkamer in Diemen-Zuid cd’s in een jutezak te laden.
Lange Frans stond op, trok een trainingsbroek en een overhemd aan en deed een greep in de ijsblokjeshouder, die hij elke avond vulde voor hij naar bed ging. Op zijn tenen sloop hij naar de woonkamer. Hij bracht zijn hand omhoog, klaar om te gooien. Met zijn andere hand knipte hij het licht aan.
Verschrikt draaide Jaap van Dissel zich om.
‘Ho ho ho,’ riep hij.
Lange Frans liet zijn arm zakken. De ijsblokjes vielen op de grond kapot. Met open mond keek hij Jaap van Dissel aan. Ook de directeur van het RIVM kon zijn ogen niet geloven.
‘Lange Frans?’ zei hij.
‘De Kerstman?’ zei Lange Frans.
Lange Frans gebaarde Jaap van Dissel dat hij mee moest komen naar de keuken. Hij zette twee mokken koffie en twee microfoons op de keukentafel.
‘Welkom in mijn podcast.’
‘Leuk dat ik hier mag zijn,’ zei Jaap van Dissel. ‘Sta mij toe eerst even iets recht te zetten: ik ben de Kerstman niet. Ik ben Jaap van Dissel.’
‘Met die dikke buik zeker?’ zei Lange Frans. ‘Mij houd je niet voor de gek.’
Jaap van Dissel wreef over zijn buik. Het viel best mee. Een paar extra lockdownkilootjes, misschien. Hij waagde een nieuwe poging, want de waarheid ging hem aan het hart.
‘Hoe zie jij dat eigenlijk voor je?’ vroeg hij. Er volgde een lange verhandeling, waarin naast een heleboel getallen woorden vielen als ‘exponentieel’ en ‘reproductiegetal’. Met zijn vinger tekende Jaap van Dissel grafieken op de tafel.
‘Interessant,’ zei Lange Frans zo nu en dan, ‘heel interessant’. Hij knikte nadrukkelijk, in de hoop dat de Kerstman niet in de gaten zou hebben dat hij er geen snars van begreep.
‘En dus,’ besloot Jaap van Dissel, ‘is het technisch onmogelijk om al die cadeaus in een nacht rond te brengen. Door de luchtweerstand zou er na een paar seconden niets meer van mij over zijn.’
‘Tja,’ zei Lange Frans, ‘met cijfers kun je alles wel bewijzen.’
Jaap van Dissel nam een slok van zijn koffie, die inmiddels flink was afgekoeld. Hij liet de drank rondgaan in zijn mond, sloot enige tijd zijn ogen en spuugde de koffie terug in de mok.
‘Het is toch wel medische koffie?’
‘Medische koffie?’
‘Niet-medische koffie heeft een buitengewoon gering effect,’ zei Jaap van Dissel. ‘Het geeft een gevoel van schijnveiligheid.’
‘Lange Frans schenkt de meest medische koffie ter wereld,’ zei Lange Frans. Wanneer hij zich beledigd voelde, begon hij automatisch in de derde persoon over zichzelf te praten. Hij schoof zijn stoel naar achteren en stond op. ‘Misschien is het tijd dat je gaat.’
Jaap van Dissel sloeg zijn koffie achterover en stond ook op. Om de spanning uit de lucht te halen gaf hij de jutezak aan Lange Frans, die hem boven tafel leegschudde. De aanblik van zijn volledige oeuvre ontroerde hem.
‘Bedankt, lieve Kerstman,’ zei Lange Frans. ‘Dit is de mooiste muziek die er bestaat.’ Hij gaf Jaap van Dissel een knuffel. Jaap van Dissel gaf Lange Frans een elleboog.
‘Goed, ik duik erin,’ zei Lange Frans. ‘Ik houd van die nachtrust. Werk ze nog. En niet verbranden, hè?’
Jaap van Dissel sloot de voordeur. Buiten was het flink afgekoeld. Het begon te sneeuwen. Zachtjes floot hij op zijn vingers. Er viel een ster. Het volgende moment stond er een slee voor zijn neus. Zeven paar rendierogen staarden hem kalm aan.
Jaap van Dissel haalde zijn schouders op en stapte in. De slee zat heerlijk; het was alsof de zitting zich naar zijn kont gevormd had. Hij zwaaide naar het huis van Lange Frans. Toen floot hij nogmaals op zijn vingers. De rendieren stapten een paar keer op hun plaats. Daarna zetten ze zich in beweging. Met een felle flits verdween Jaap van Dissel in de nacht.