Het klimaatbeschermingsplan van de Europese Commissie getuigt van de woede van de regelgeving en een gebrek aan vertrouwen in de feitelijke basis van de Europese klimaatbescherming: de handel in certificaten.
Mijn vriend, het plan
Aan grote plannen in de politiek is nooit gebrek geweest. De regel is: hoe uitgebreider, hoe verder in de toekomst, hoe energieker en visionair de politicus lijkt. Bijvoorbeeld bondskanselier Helmut Schmidt, die in zijn latere werk weliswaar niets meer met visioenen te maken wilde hebben. Schmidt werd destijds geconfronteerd met de gevolgen van de grote olieprijscrisis van de jaren zeventig. En met de daaruit voortvloeiende angst dat transport en industriële vooruitgang onbetaalbaar zouden kunnen worden. Hij zag de massale uitbreiding van kernenergie naar in totaal 100 West-Duitse elektriciteitscentrales als de enige uitweg en kondigde het aanin het partijbestuur van de SPD: “In 2010 hebben we geen olie meer. Dan rijden alle auto’s op batterijen. Hiervoor hebben we kerncentrales nodig zodat we de batterijen kunnen opladen via het stopcontact.”
Dat het uiteindelijk niet zo is gelopen, hoeft Schmidt niet te verwijten – de bondskanselier heeft immers ook geen glazen bol. Dit grappige voorbeeld rechtvaardigt echter een fundamentele scepsis ten aanzien van het nu gepresenteerde 30-jarenplan van de EU voor klimaatbescherming.
Een naam als een preventief programma van een Duitse zorgverzekeraar
Geschikt voor 55: De naam van het klimaatbeschermingsplan van de Europese Commissie doet verdacht veel denken aan een programma voor preventieve gezondheidszorg dat is opgesteld door goedbedoelende bureaucraten. En er is ook een overeenkomst in het doel. De burger moet min of meer voorzichtig in de goede (klimaatbeleids)richting worden gestuurd. Met wortel en stok en om de kosten voor de samenleving als geheel te verlagen. Dit is waar de parallellen met de volksgezondheid eindigen. Omdat het plan van de Commissie voor het herstel van de planeet waarschijnlijk de meest uitgebreide regelgevende interventie van de EU tot nu toe is in het leven van haar bijna 450 miljoen inwoners.
Naast aanpassingen aan de vorige handel in emissiecertificaten, bevat het een lange lijst van individuele verordeningen die de Commissie tegen 2023 in EU-wetgeving zou willen omzetten. Het gaat onder meer om strengere CO2-grenswaarden voor nieuwe voertuigen (vanaf 2035 geldt een “grenswaarde” van 0), een nieuwe kerosinebelasting, verplichtingen om laadpalen op hoofdwegen uit te breiden en tal van compenserende en beschermende maatregelen. Denk aan een Europees sociaal fonds, dat de nieuwe inkomsten gelijkelijk over de lidstaten moet verdelen, en een grensbelasting voor niet-Europese bedrijven die geen of minder CO2-belasting hoeven te betalen.
Commissievoorzitter Von der Leyen heeft het doel uitgeroepen (kreeg) om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Samen berekent het klimaatbeschermingsplan hoe de twaalf grote individuele maatregelen optellen om dit doel haalbaar te maken. Dit betekent echter ook dat het hele plan uit balans raakt als afzonderlijke elementen in het komende Europese wetgevingsproces worden geschrapt. Of – zoals bij Helmut Schmidts kerncentraleplannen – achterhaald worden door de realiteit.
Noch regulering, noch gecontroleerde compensatie zou nodig zijn
De EU-commissie heeft via haar lidstaten een politiek mandaat gekregen voor klimaatbescherming. Je kunt erover discussiëren – of je het nu te ambitieus of te ambitieus vindt. Het is nu echter een politieke realiteit. Het zou daarom de taak van commentatoren en academici moeten zijn om de EU-organisaties kritisch te ondersteunen bij de uitvoering van dit mandaat. De bal ligt vooral in de politieke economie, die zich grotendeels bezighoudt met de efficiëntie en effectiviteit van instituties.
Hierbij kon de Europese Commissie vertrouwen op het advies van een aantal Nobelprijswinnaars in het bedrijfsleven. Over Ronald Coase, die laat zien hoe negatieve externe effecten zoals klimaatverandering door CO2-uitstoot door vastgoed kunnen worden verminderd. Op Elinor Ostrom en haar idee van een polycentrische en lokale milieubescherming. Aan Friedrich August von Hayek, die met de door hem gevormde kenniseconomie aantoont waarom zulke kleinschalige plannen vanaf het begin tot mislukken gedoemd zijn. Of aan Harold Demsetz (inmiddels zonder de Nobelprijs voor Economie), die ons waarschuwt om marktgebaseerde oplossingen die al zijn geïmplementeerd niet te vergelijken met geïdealiseerde staatsoplossingen.
Het zou spannend zijn om te zien wat er zou gebeuren als deze vier uitmuntende economen aan een tafel zouden gaan zitten en een alternatieve oplossing zouden bedenken. Vermoedelijk zouden ze hun hoofd schudden bij de kleinschalige reguleringswaanzin van “Fit for 55”. Omdat alle individuele regelgeving van bebossing tot het verhogen van de energie-efficiëntie helemaal niet nodig zou zijn. Ze maken alleen maar duidelijk dat de Commissie niet helemaal (of helemaal niet) achter het echte fundament van Europese klimaatbescherming staat: emissiehandel.
Dit wordt nu al 16 jaar met succes op Europees niveau beoefend en werkt volgens de “cap & trade” methode. Dit betekent dat CO2-emitters (voorheen energieproducenten, intra-Europees luchtvervoer en industrie – samen 40% van de Europese uitstoot) CO2-certificaten nodig hebben om CO2 conform de regelgeving uit te stoten. U kunt deze gratis of op de markt krijgen. De EU bepaalt niet de prijs, maar verlaagt alleen gestaag de gratis beschikbare certificaten en hun totaalbedrag. Bedrijven kunnen zelf beslissen of ze willen investeren in CO2-efficiëntie en eventueel zelfs toegekende certificaten verkopen op de secundaire markt, of bijkomende certificaten kopen om noodzakelijke investeringen uit te stellen naar de toekomst. Het is bewezen dat het werkt. Door het toenemende tekort aan beschikbare certificaten is de prijs per ton CO2 gestegen tot bijna 60 euro. Dit resulteert in een gestaag toenemende financiële prikkel om emissies te vermijden.
Handel in certificaten is de meest elegante van alle instrumenten voor klimaatbescherming
De handel in certificaten volgt op elegante wijze het politieke en economische advies. Het creëert eigendom van emissierechten (Coase), en laat de beslissingsbevoegdheid over investeringen en concrete uitvoering gedecentraliseerd bij de bedrijven (Ostrom). De prijzen voor certificaten komen tot stand op de markt en niet in een Brussels kantoor, en geven de best mogelijke informatie over de vraag naar emissies (Hayek). En het is een systeem dat zich heeft bewezen in tegenstelling tot de talloze individuele regelingen (Demsetz).
Uitgebreid naar alle sectoren, zou de handel in certificaten het doel van klimaatneutraliteit in 2050 daadwerkelijk kunnen realiseren – zonder aanvullende regelgeving en subsidies. Men zou het aantal beschikbare certificaten slechts geleidelijk naar het gewenste niveau moeten terugbrengen. Hoe consumenten en producenten vervolgens in detail tot klimaatneutraliteit komen, is aan hen. De extra opbrengst voor certificaten zou volgens het gieterprincipe eenvoudig aan de Europeanen kunnen worden teruggegeven. Dat is efficiënt en zorgt voor acceptatie. En misschien nog wel belangrijker: de EU zou vermijden precies dezelfde fouten te maken die haar reputatie in het verleden zo hebben geschaad: kleinschalige overregulering en overmatige herverdeling.