Ik kwam gister via via en nog meer surfwerk terecht op deze site. Nu gaan bij mij de de (het weinige wat ik nog hebt) haren al flink overeind staan bij jouw berichten. Maar van dit verhaal vielen ze bijna uit. Ik weet niet of er hier iemand dit ooit gelezen heeft maar ik gruwel er van om alleen al aan te denken. Het is veel leeswerk, maar zeer interessant en zeer schokkend. Mijn vraag hoeveel waarheid kan ik hier aan ontlenen, Is dit te achterhalen voor ons (gewone sullen) Hollanders. Als dit waarheid is wat ik wel geloof dan wil ik geen eens een Nederlander zijn.
Ik zou zeggen lees en gruwel.
Is het Nederlands Koningshuis sinds 1940 gegijzeld en gekaapt door toedoen van Nazi Prins Bernhard en de familie Donner voor het geruisloos implementeren van het Hitler kabinet vanuit Nederlands grondgebied? een voortzetting van Nazi’s N.W.O met globale genocide gevolgen.
Voor de Tweede Wereldoorlog:
8 maart 1926 tot 26 mei 1933.
Jan Donner was minister van justitie
31 juli 1933 tot 13 maart 1944.
Jan Donner was raadsheer bij de Hoge Raad der Nederlanden. Hij nam op 13 maart 1944 ontslag als raadsheer, zonder afstand te nemen van het beleid van de Hoge Raad tijdens de bezetting, waarna hij na de bezetting op 5 mei 1945 weer kon terugkeren als raadsheer bij de Hoge Raad voor de voortzetting van het Hitler-Kabinet onder aansturing vanuit de geheime Bilderberg Conferenties. In deze periode zijn de volgende gegevens van belang:
– vanaf 1933 nam Hitler de macht in Duitsland;
– in 1933 werd Prins Bernhard lid van de Sturmabteilung (SA), van de NSDAP en eveneens van de Reiter-SS;
– in 1935 gaat Prins Bernhard werken bij het chemiebedrijf IG Farben
– in 1936 ontmoette prinses Juliana voor het eerst Prins Bernhard tijdens een skivakantie in het Duitse Garmisch-Partenkirchen. De relatie was al eerder tijdens een geheime ontmoeting in Amsterdam gearrangeerd;
– vanaf 3 december 1936 luitenant-ter-zee à la suite eerste klasse en kapitein à la suite Koninklijke Landmacht;
– op 6 januari 1937 wordt aan Prins Bernhard de titel Prins der Nederlanden met het predicaat Koninklijke Hoogheid toegekend;
– op 7 januari 1937 treedt Prins Bernhard in het huwelijk met prinses Juliana;
– van 6 januari 1937 tot 30 april 1980 lid van de Raad van State en dus ook tijdens de Tweede Wereldoorlog onder het Hitler-Kabinet (was gelijktijdig van 1954 tot september 1976 voorzitter van de geheime Bilderberg conferenties);
– op 12 en 13 mei 1940 begeleide koningin Wilhelmina en zijn gezin bij hun overtocht naar Engeland. Dit met de voorkennis dat ingevolge artikel 21 van de Nederlandse Grondwet de Nederlandse regering daarmee zichzelf heeft opgeheven en Nederland onderdeel van Duitsland is geworden wat werd aangestuurd vanuit het Hitler-Kabinet;
Niemand beter als Jan Donner was dan ook op de hoogte van het feit dat door het vluchten van de Nederlandse regering en staatshoofdKoningin Wilhelmina naar Londen ingevolge artikel 21 van de Nederlandse Grondwet de Nederlandse regering zichzelf daarmee vanaf 13 mei 1940 heeft opgeheven en Nederland onderdeel van Duitsland is geworden wat werd aangestuurd vanuit het Hitler-Kabinet. Seyss-Inquart kon op die manier als Rijksstadhouder de plaats van Wilhelmina overnemen. Dat er sprake was van opzet werd bevestigd met het feit dat diezelfde dag nog de Britse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken bezoek kreeg van de Franse ambassadeur die hem vertelde dat de Franse regering erg verontrust was door de brief die Koningin Wilhelmina naar de Franse President had gezonden. Volgens de ambassadeur bleek uit Wilhelmina’s schrijven dat de Nederlandse regering wellicht van plan was om met de Duitsers te gaan onderhandelen. Dit des te meer zes dagen daarvoor, op 8 mei 1940, de Nederlandse pers nog uit de mond van prinses Juliana had vernomen dat het Huis van Orange zijn postnooit verlaat (bron: Gerard’s WOII blog).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog:
Door de onwettige ‘zetelverplaatsing’ naar Engeland kreeg Nederland dus naast een militaire bezetting tevens een Duits burgerlijk bestuur onder Seyss-Inquart.
Op 18 mei 1940 bracht Adolf Hitler decreet no. 1 uit over de regeringsbevoegdheden in Nederland.
Op 25 mei 1940 laat Rijkscommissaris Seyss-Inquart voor het bezette Nederlandsche gebied aan het Nederlandsche volk een oproep uitgaan dat hij met intrede van den dag het hoogste regeringsgezag in het civiele ressort in Nederland heeft overgenomen. Bij verordening van 29 mei 1940 heeft Rijkscommissaris Seyss-Inquart alle bevoegdheden in Nederland, die door de Grondwet en de wetten aan de koning en de regering zijn toegekend, overgenomen.
Rijkscommissaris Seyss-Inquart benoemt en ontslaat:
- de leden van den Hoge Raad;
- de procureur-generaal en de advocaten-generaal bij den Hoge Raad;
- de presidenten der Gerechtshoven;
- de procureurs-generaal bij de Gerechtshoven.
- De overige rechterlijke ambtenaren worden benoemd en ontslagen door den secretaris-generaal van justitie (thans Joris Demmink),tenzij de rijkscommissaris de benoeming of het ontslag aan zich houdt
Op 5 juni 1940 maakt Rijkscommissaris Seyss-Inquart in overeenstemming met het decreet van Hilter en zijn verordening de volgende benoemingen bekend:
- voor Bestuur en Justitie, Dr. Friedrich Wimmer;
- voor Openbare Veiligheid, SS-Brigadeführer Hanns Rauter (Hoogere SS- en Politieleider);
- voor Financiën en Economische Zaken, Dr. Hans Fischboeck;
- voor Bijzondere Aangelegenheden, Reichsamtsleiter Fritz Schmidt.
- tot Vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, Gezant Otto Bene;
- tot Gevolmachtigde voor de Nederlandsche Bank den Ministerialdirektor voor bijzondere aangelegenheden, Staatsrat H.C.H. Wohlthat.
- tot chef van de Hoofdafdeling op het bureau van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, Ministerialrat Dr. Hans Piesbergen.
Achtergrond: Het bezette Nederland werd in mei 1940 onderworpen aan een Duits burgerbestuur onder leiding van Reichskommissar für die besetzten Niederlande (rijkscommissaris voor het bezette Nederland) Arthur Seyss-Inquart. Rauter was als HSSPF ondergeschikt aan Himmler, maar tegelijkertijd was hij als Generalkommissar für das Sicherheitswesen (commissaris-generaal voor veiligheid) de ondergeschikte van Seyss-Inquart.
De bovenbouw van de Nederlandse regering (centrale macht) werd daarmee gevormd door:
- rijkscommissaris Seyss-Inquart
- de vier commissarissen generaal: Dr. Friedrich Wimmer (bestuur en justitie), Hanns Rauter (voor Openbare Veiligheid den SS-Brigadeführer), Dr. Hans Fischboeck (Financiën en Economische Zaken), Fritz Schmidt (Bijzondere Aangelegenheden den Reichsamtsleiter)
- de gevolmachtigden van den rijkscommissaris voor de provinciën: de commissarissen der koningin tijdens de Tweede Wereldoorlog al dan niet voorzien van een speciale gevolmachtigde commissaris, zoals Kreisleiter Schmidt dat was in Limburg.
- de vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken Otto Bene
- de Duitse gevolmachtigde voor de Nederlandse Bank Dr. Hans Piesbergen.
Vanaf dit moment benoemt en ontslaat de rijkscommissaris:
- de leden van den hoogen raad (de Hoge Raad);
- den procureur-generaal en de advocaten-generaal bij den hoogen raad (de Hoge Raad);
- de presidenten der gerechtshoven;
- de procureurs-generaal bij de gerechtshoven.
De overige rechterlijke ambtenaren worden benoemd en ontslagen door den secretaris-generaal van justitie, tenzij de rijkscommissaris de benoeming of het ontslag aan zich houdt. (bron: Staatsrecht sedert 10 mei 1940, bibliotheek Gemeente Amsterdam 24 augustus 1946).Hiermee heeft de secretaris-generaal van justitie een dictatoriale macht over alle rechtelijke ambtenaren.
Dit geeft een verklaring voor het feit dat huidig secretaris-generaal Joris Demmink (VVD) door huidig verantwoordelijk minister Ivo Opstelten(VVD) van Veiligheid en Justitie niet uit zijn functie kan worden ontzet en ook niet strafrechtelijk kan worden vervolgd voor het misbruik van minderjarige kinderen waarvan vele bewijzen zijn (bron: boek ‘De Demmink doofpot’).
Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart heeft aan de secretarissen-generaal van de verschillende departementen onder meer de volgende gedelegeerde bevoegdheden gegeven:
– dat ze mogen sub-delegeren aan anderen;
– dat ze rechtsvoorschriften in de vorm van ‘besluit’ of ‘beschikking’ mogen uitvaardigen;
– dat ze de Nederlandse wet kunnen wijzigen, aanvullen of buiten werking stellen en van de grondwet kunnen afwijken;
Daarmee hebben de secretarissen-generaal van de verschillende departementen een dictatoriale macht verkregen (bron: Staatsrecht sedert 10 mei 1940, bibliotheek Gemeente Amsterdam 24 augustus 1946).
13 maart 1945
Koningin Wilhelmina, die geen Staatshoofd meer was, zette in Eede (Zeeuws Vlaanderen) weer voet op Nederlandse bodem (Bron: Wikipedia).
4 april 1945 tot 24 juni 1945
Dr. E. (Jan) de Quay (KVP/RKSP) wordt door Koningin Wilhelmina benoemd tot Nederlands minister van oorlog, wat wettelijk niet kan, want vanaf 18 mei 1940 had Adolf Hitler de regeringsbevoegdheden van Nederland overgenomen (Bron: Parlement & Politiek)
26 april 1945:
Eisenhower nam het initiatief voor een ontmoeting tussen ‘zijn vertegenwoordigers’ enerzijds en aan Duitse kant Seyss-Inquart en Blaskowitz. De Duitsers vermoedden dat het doel van de ontmoeting zou zijn te praten over een Duitse capitulatie en besloten werd dat Blaskowitz niet zougaan. Een eerste bespreking had plaats op 28 april 1945 in een school in Achterveld bij Hoevelaken. Seyss-Inquart stuurde zijn plaatsvervanger Schwebel; aan Geallieerde kant waren Montgomery’s chef-staf, de Guignand, en de organisator van de voedselhulp generaal Gallowayaanwezig. (Bron: De Tweede Wereldoorlog)
27 april 1945:
Hitler is op 27 april 1945 samen met Eva Braun gevlucht uit zijn bunker in Berlijn, zijn plek zou zijn waargenomen door acteurs en look a likes van Hitler. Vervolgens zou hij zijn gevlucht naar Tonder in Denemarken vandaaruit naar Travemunde in Duitsland en toen is hij doorgevlogen naar Spanje. Vanuit daar konden ze met hulp van generaal Franco vanuit de Canarische eilanden met een duikboot vluchten naar Argentinië. Samen met ongeveer 50 vertrouwelingen van Hitler zou hij in zuid Argentinië aangekomen zijn. Er zijn verklaringen van een Duitse piloot dat hij op 28 april 1945 Hitler en zijn vrouw Eva Braun uit Berlijn heeft weggevlogen (Bronnen: Plazilla, Paradigma, Belang van Limburg).
Het moge u duidelijk zijn dat toen Hitler op 26 april 1945 vernam dat Eisenhower op 28 april 1945 een eerste bespreking in een school in Achterveld bij Hoevelaken zou hebben om te praten over de Duitse capitulatie Hitler daags erop op 27 april 1945 is gevlucht. Dit was bij de Duits generaal Blaskowitz en Rijkscommissaris Seyss-Inquart bekend. Daarom waren Blaskowitz en Seyss-Inquart op 28 april 1945 ook niet op die eerste bespreking aanwezig.
28 april 1945
Seyss-Inquart was bij het overleg om te praten over de Duitse capitulatie niet aanwezig omdat die in het geheim een afspraak had met prins Bernhard. In de dagboek aantekeningen van prof. dr. J. E. de Quay staat daarover letterlijk het volgende geschreven: “Om 11 uur was hij er. Reed meteen weg voor onderhoud met Seijs-Inquart…zoals hij met een woord tegen mij zei. Om vier uur prins terug. Deed verslag van historische bezoek aan hoofdkwartier bij het Canadeesche leger, waar Schwebel aanwezig was. Deze was geblinddoekt door de lijn gebracht. Er was uitsluitend gesproken over voedsel. Morgen zal men beginnen met het droppen uit vliegtuigen.” (Bron: dagboekaantekeningen van prof. dr J. E. de Quay). Het behoeft geen toelichting dat Prins Bernhard met Seijs-Inquart hebben gesproken over de vlucht van Hitler en zijn vrouw Eva Braun en hun plannen m.b.t. tot de zelfmoord op 30 april 1945 van een dubbelganger van Hitler met in zijn testament dat hij Admiraal Dönitz heeft aangewezen als zijn opvolger.
30 april 1945
Er was eerst een voorbereidende bijeenkomst op zaterdag 28 april, waaraan alleen de Duitse generaal Schwebel deelnam plus een Duitse ambtenaar. Seyss-Inquart kwam op maandag 30 april met de generaals Schwebel en Reichelt (chef-staf van de Duitse militaire bevelhebber over bezet Nederland generaal Blaskowitz), generalkommissar Friedrich Wimmer en ambtenaar Liese (van de Liese-Aktion) en zeven hoge Nederlandse ambtenaren, onder wie secretaris-generaal Hans Hirschfeld en de hoge ambtenaar Louwes, die over voedseldistributie gingen. Prins Bernhard nam ook deel en er waren twee Russische waarnemers.
Onder leiding van luitenant-generaal Walter Bedell Smith, Amerikaan, vertegenwoordiger van generaal Eisenhower, namen aan de onderhandelingen deel de volgende generaals:
- Harry Crerar, de opperbevelhebber van het Canadese legerkorps
- Sir Francis de Guingand, Brit, chef-staf van Montgomery
- Sir Alexander Galloway, Brit, van Montgomery’s 21st Army Group
- Andrew Geddes, Brits RAF air-commodore, belangrijk organisator van de voedseldropping waaronder die van Operatie Manna op 29 april 1945
- Charles Foulkes, de Canadese bevelhebber in Nederland, die op 5 mei 1945 de capitulatie van de Duitsers in Wageningen in ontvangst nam
- Hugh Webb Faulkner, Brits schout-bij-nacht
- George Kitching, Canadees, vice-chef-staf van generaal Crerar
- Sir Kenneth Strong, Brit, uit Reims, chef van de inlichtingenafdeling van het geallieerde hoofdkwartier SHAEF
- Iwan Susloparow, Rus, namens de Sovjet-Unie
- Sir Edgar Williams, Brit, chef-staf inlichtingen van Montgomery.
Daarnaast namen nog deel volgens de plaquette in Achterveld de officieren kapitein Gooding, mogelijk brigadegenraal Galbride, lt-kol P.H. Tedman (Canadees), lt-kol J. Weidemann (Can.), kol. I. Zenkovitsch (SU).
Er werd niet alleen afgesproken dat er verruimde voedseltransporten zouden plaatsvinden, maar ook werden er regelingen getroffen voor het openstellen van het gehele luchtruim boven Nederland plus het vrijmaken van de Nieuwe Waterweg en de waterweg via Dordrecht en dat vanuit het dan geneutraliseerde Rhenen per dag 1000 ton levensmiddelen over de weg aangevoerd zou worden. De relatieve zwaarte van de delegatie van geallieerde zijde was bedoeld om meteen de capitulatie te regelen, wat echter niet geheel lukte. Het behoeft geen toelichting dat Hitler onder deze gecreëerde openstelling van het luchtruim boven Nederland gemakkelijk met een vliegtuig naar Spanje heeft kunnen vluchten.
Bedell Smith werd tijdens de onderhandelingen kwaad op Seyss-Inquart toen deze koppig deed. Hij zei toen Seyss-Inquart niet over een Nederlandse capitulatie wilde spreken: “En als u door uw koppigheid nog meer verliezen aan mensenlevens veroorzaakt bij de geallieerde troepen of de Nederlandse burgers, zult u uw straf moeten ondergaan, en u weet wat dat zal betekenen. U zult worden opgehangen.” – “Dat laat me koud“, zei Seyss-Inquart. “Dat zal het inderdaad“, riposteerde Bedell Smith. Na het overleg trachtte generaal Schwebel buiten Seyss-Inquart alsnog over te halen toch in te gaan op de onderhandelingen over capitulatie, en ging terug naar Bedell Smith die er welwillend tegenover stond (Bron: Wikipedia).
Het behoeft geen toelichting dat Seyss-Inquart koppig deed tegenover Bedell Smith. Hij wist namelijk dat Hitler op 27 april 1945 was gevlucht en dat een dubbelganger op 30 april 1945 zelfmoord zou gaan plegen. Om die reden zijn na de zelfmoord van zijn dubbelganger de lijken overgoten met benzine en in brand gestoken, waarbij de sporen zijn uitgewist.
Dat Hitler op 30 april 1945 geen zelfmoord heeft gepleegd en het om een ander persoon gaat is uit later onderzoek feitelijk bewezen. De schedel-met-kogelgat die tot nu toe aan Adolf Hitler werd toegeschreven, blijkt van een onbekende Duitse vrouw te zijn. Dat melden diverse Engelse media zondag op basis van Amerikaans onderzoek.
Een museum in Moskou bewaarde jarenlang de schedel van Hitler. Zijn half verbrande lichaam werd in 1945 begraven, nadat hij op 30 april 1945 samen met Eva Braun zelfmoord pleegde door een cyanidepil te slikken en zich vervolgens door het hoofd te schieten. Daarna zouden de beide lichamen zijn overgoten met benzine en in brand gestoken, om te voorkomen dat Russische troepen er misbruik van zouden maken. Sommige historici twijfelden aan deze versie van Hitlers’ dood, omdat dit zijn heldenrol nog eens zou bevestigen. Een door de Russen gevonden schedelfragment, inclusief kogelgat, bij de bunker van de nazileider gold lange tijd echter als overtuigend bewijs. Dat was een jaar nadat de lichamen al door de Russen naar Moskou waren overgebracht en daar onderzocht. Tot 1970 werden die bewaard en pas toen door de KGB verbrand tot as.
Wetenschappers van de universiteit van Conneticut kregen in september 2009 de mogelijkheid om het bot te onderzoeken. Ze verzamelden niet alleen DNA-monsters, maar trokken ook conclusies op basis van het uiterlijk van het schedelfragment. De onderzoekers kregen een uur de tijd voor hun onderzoek. „Het bot leek erg dun”, verklaarde hoofdonderzoeker Nick Bellantoni in de Engelse krant The Guardian. „Mannelijk bot is normaal gesproken dikker. Bovendien corresponderen de schedelnaden met die van een persoon jonger dan 40 jaar.” De DNA-test bewees vervolgens definitief dat het schedelfragment niet afkomstig kan zijn van Hitler.
„De precieze oorzaak van zijn dood blijft daardoor onduidelijk.” Ook is het stuk bot niet afkomstig van Eva Braun. „Waarschijnlijk is het wel van een vrouw tussen de 20 en de 40 jaar, maar er zijn geen aanwijzingen dat Braun zich door het hoofd heeft geschoten of dat iemand anders dat heeft gedaan. De schedel kan van iedereen zijn geweest”, aldus Bellantoni. Hiermee is het bewijs geleverd dat Hitler niet in de bunker is overleden (Bron: Reformatorisch Dagblad).
Dit geeft ook een verklaring voor het feit dat terwijl Seyss-Inquart nog in Achterveld over details confereerde, de Führer zelfmoord pleegde, na per testament Admiraal Dönitz te hebben aangewezen als zijn opvolger, waarop hij concludeerde dat capitulatie onvermijdelijk was (Bron: De Tweede Wereldoorlog).
2 mei 1945
De Protocollen van Achterveld werden in Wageningen ondertekend (Bron: Wikipedia)
2 en 3 mei 1945
Admiraal Dönitz, de in het testament de opvolger van Hitler was, ontbood Seyss-Inquart naar Flensburg te komen; deze had een dag eerder Dönitz geïnformeerd over zijn contact met Bedell-Smith. Van Dönitz kreeg hij de opdracht zijn contacten voort te zetten maar wegens slecht weer kon de boot in de nacht van 3/4 mei niet uitvaren (Bron: De Tweede Wereldoorlog).
4 mei 1945
Om 9 uur kwam adjudant majoor Molenaar bij minister van Oorlog Jan De Quay binnen met het bericht dat de Duitsers in Nederland, Denemarken en NW Duitsland hadden gecapituleerd (Bron: dagboekaantekeningen van prof. dr J. E. de Quay). Direct daarna, dezelfde dag nog, werd Seyss-Inquart in Hamburg gearresteerd en overgebracht naar Delden om verhoord te worden door generaal Crerar, de commandant van het eerste Canadese leger, die zijn hoofdkwartier toen nog op kasteel Twickel had. Seyss-Inquart werd bewaakt door Canadese soldaten en gevangen gezet in een tent bij de watertoren, tot groot genoegen van de Deldense bevolking, die belangstellend kwam kijken. (Bronnen: Scholieren, Europese Bibliotheek). Op deze wijze moest naar de Nederlandse bevolking toe de indruk worden gegeven dat Nederland was bevrijd, met de voorkennis en wetenschap dat nadien het Hitler-kabinet en daarmee de Nazi’s vanuit Nederland zijn doorgegaan omdat Adolf Hitler niet dood was en tot 1962 heeft geleefd (Bron: Paradigma).
5 mei 1945
Rijkscommissaris Seyss-Inquart moest in Nederland (Delden) zijn om (onder dwang!) Jan Donner (de grootvader van Piet Hein Donner) te benoemen tot lid van de Hoge Raad. Hij was de enige persoon die daartoe bevoegd was omdat Adolf Hitler nog in leven was en Jan Donner op 13 maart 1944 ontslag heeft genomen als raadsheer, zonder afstand te nemen van het beleid van de Hoge Raad tijdens de bezetting (Bron: Europa Nu). Adolf Hitler heeft na zijn spectaculaire ontsnapping namelijk nog 17 jaar gewoond op een ranch in San Carlos de Bariloche (Patagonia), waar hij in 1962 om 15:00 uur in het bijzijn van zijn lijfarts Otto Lehmann is overleden (Bron: Paradigma).
Na de Tweede Wereldoorlog:
Op 5 ei 1945 wordt in Nederland gevierd dat Duitsland op 5 mei capituleerde in West-Nederland. Op die datum zou in Hotel De Wereld te Wageningen de capitulatie zijn getekend tussen de Duitse generaal Johannes Blaskowitz en de Canadese generaal Charles Foulkes, in het bijzijn van Prins Bernhard. De overeenkomst werd op 6 mei getekend in de naast Hotel de Wereld gelegen Aula van de toenmalige Landbouwhogeschool. Prins Bernhard was daarbij niet aanwezig. De akte zelf, aanwezig in het Gemeentearchief Wageningen, is gedateerd Wageningen 5 mei 1945.
In werkelijkheid betrof het slechts een overeenkomst over de technische uitwerking voor Duitse troepen in Nederland van de capitulatie op 4 mei van Duitse troepen in noordwest-Europa. (bron: Wikipedia). Hiermee is het bewijs geleverd dat door toedoen van Prins Bernhard niemand namens het Nederlands Staatshoofd en/of Regering de capitulatie van Duitsland (het Hitler-kabinet) heeft ondertekend en ook niemand bij de ondertekening door de niet gemachtigde Duitse generaal Johannes Blaskowitz en de Canadese generaal Charles Foulkes aanwezig is geweest. Dit kon ook niet want Adolf Hitler was nog in leven en Rijkscommissaris Seyss-Inquart die op deze dag Jan Donner (ARP) als raadsheer bij de Hoge raad heeft benoemd in Nederland (Delden) was.
Op 6 mei 1945 om 18:00 uur stemde opperbevelhebber generaal Dwight D. Eisenhower namens de geallieerde strijdkrachten in met een complete onvoorwaardelijke overgave. Dit met de wetenschap dat Nederland nog bezet was omdat Adolf Hitler in leven was en Rijkscommissaris Seyss-Inguart in Nederland verbleef.
Op 7 mei 1945, na de vermeende dood van Adolf Hitler en in overeenstemming met zijn laatste wil en testament, werd Dönitz benoemd tot Hitlers opvolger als Staatsoberhaupt (staatshoofd) met de titel van rijkspresident en opperbevelhebber van de strijdkrachten. Op 7 mei 1945 beval hij Alfred Jodl de Duitse overgave te tekenen in Reims, Frankrijk. Dönitz bleef aan het hoofd van de Flensburgregering, zoals het bekend kwam te staan, totdat het ontbonden werd door de geallieerden op 23 mei 1945 (Bron: Wikipedia). Omdat Adolf Hitler tot 1962 nog in leven was en Nederland niet was bevrijd omdat Rijkscommissaris Seyss-Inquart op deze dag nog in Nederland verbleef, betekent dat Nederland nooit bevrijd is geweest.
Op 24 juni 1945 benoemde koningin Wilhelmina het eerste naoorlogse kabinet. Dit betekent dat Adolf Hitler vóór 24 juni 1945 koningin Wilhelmina moet hebben aangesteld als opvolger van de gevangen genomen Seyss-Inquart. Dit mocht nooit uitkomen. Om die reden is Seyss-Inquart daarna overgeplaatst naar Bad Mondorf in Luxemburg waar alle oorlogsmisdadigers voorlopig werden verzameld voor een van de eerste vooronderzoeken die later tot het Neurenbergproces leidden (Bron: Scholieren). Seyss-Inquart bevond zich onder de 22 oorlogsmisdadigers die tijdens het Proces van Neurenberg werden berecht; hij werd op 1 oktober 1946 op drie van de vier aanklachten schuldig bevonden en op 16 oktober 1946 ter dood gebracht (Bron: Wikipedia).
Er konden dan ook geen democratische verkiezingen worden gehouden voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Om die reden heeft Wilhelmina, als opvolger van Seyss-Inquart, het eerste kabinet Schermerhorn-Drees persoonlijk aangesteld. Om de Nederlanders gerust te stellen werd verteld dat het om een ‘nood-kabinet’ ging dat orde op zaken moest stellen na de Duitse bezetting, het economisch herstel ter hand moest nemen, en verkiezingen moest voorbereiden. Het kabinet-Schermerhorn-Drees bestond uit ministers van de SDAP (in 1946 met de VDBen CDU samengegaan in de PvdA), de CHU‘er Lieftinck (later PvdA) en RKSP (later KVP), alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB.
Op deze wijze heeft men weten te realiseren dat Adolf Hitler vanuit Argentinië zijn oorlog op een ogenschijnlijke vreedzame wijze via Koningin Wilhelmina en haar opvolgers Koningin Juliana en Beatrix heeft kunnen voortzetten. Degene die hiervoor verantwoordelijk is, is Jan Donner die zich op
5 mei 1945 door Rijkscommissaris Seyss-Inquart heeft laten benoemen tot raadsheer bij de Hoge Raad. Hij heeft daarmee weten te bewerkstelligen dat koningin Wilhelmina op deze wijze heeft kunnen terugkeren als Nederlands staatshoofd en als voorzitter van de Nederlandse Raad van State. Dit betekent dat de familie Donner (Jan Donner, Adré Donner en Piet Hein Donner) daarmee de opvolgende koninginnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix, volledig in gijzeling heeft en daarmee een volledige dictatoriale macht over het Koninklijk Huis en Nederland heeft. Daarmee is ook glashelder dat Piet Hein Donner in 2012 de nieuwe Vice-President van de Nederlandse Raad van State moest worden. Daartoe heeft hij Koningin Beatrix verplicht.
Op 24 oktober 1945 is Verenigde Naties opgericht. Heden zijn de volgende 193 lidstaten aangesloten bij de Verenigde Naties: Afghanistan, Albanië, Algerije, Andorra, Angola, Antigua en Barbuda, Argentinië, Armenië, Australië, Azerbeidzjan, Bahama’s, Bahrein, Bangladesh, Barbados, België, Belize, Benin, Bhutan, Bolivia, Bosnië en Herzegovina, Botswana, Brazilië, Brunei, Bulgarije, Burkina Faso, Burundi, Cambodja, Canada, Centraal-Afrikaanse Republiek, Chili, China, Colombia, Comoren, Congo-Brazzaville, Costa Rica, Cuba, Cyprus, Democratische Republiek Congo, Denemarken, Djibouti, Dominica, Dominicaanse Republiek, Duitsland, Ecuador, Egypte, El Salvador, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Estland, Ethiopië,Fiji, Filipijnen, Finland, Frankrijk, Gabon, Gambia, Georgië, Ghana, Grenada, Griekenland, Guatemala, Guinee, Guinee-Bissau, Guyana, Haïti, Honduras, Hongarije, Ierland, IJsland, India, Indonesië, Irak, Iran, Israël, Italië, Ivoorkust, Jamaica, Japan, Jemen, Jordanië, Kaapverdië, Kameroen, Kazachstan, Kenia, Kirgizië, Kiribati, Koeweit, Kroatië, Laos, Lesotho, Letland, Libanon, Liberia, Libië, Liechtenstein, Litouwen,Luxemburg, Macedonië, Madagaskar, Malawi, Maldiven, Maleisië, Mali, Malta, Marokko, Marshalleilanden, Mauritanië, Mauritius, Mexico,Micronesia, Moldavië, Monaco, Mongolië, Montenegro, Mozambique, Myanmar, Namibië, Nauru, Nederland, Nepal, Nicaragua, Nieuw-Zeeland,Niger, Nigeria, Noord-Korea, Noorwegen, Oeganda, Oekraïne, Oezbekistan, Oman, Oostenrijk, Oost-Timor, Pakistan, Palau, Panama, Papoea-Nieuw-Guinea, Paraguay, Peru, Polen, Portugal, Qatar, Roemenië, Rusland, Rwanda, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Salomonseilanden, Samoa, San Marino, Sao Tomé en Principe, Saoedi-Arabië, Senegal, Servië, Seychellen, Sierra Leone, Singapore,Slovenië, Slowakije, Soedan, Somalië, Spanje, Sri Lanka, Suriname, Swaziland, Syrië, Tadzjikistan, Tanzania, Thailand, Togo, Tonga, Trinidad en Tobago, Tsjaad, Tsjechië, Tunesië, Turkije, Turkmenistan, Tuvalu, Uruguay, Vanuatu, Venezuela, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Arabische Emiraten, Verenigde Staten, Vietnam, Wit-Rusland, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Zuid-Soedan, Zweden en Zwitserland.
Volgens eigen zeggen betreft de Verenigde Naties een intergouvernementele organisatie die samenwerkt op het gebied van het internationale recht, mondiale veiligheid, behoud van mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en het onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. Dit kan onmogelijk het geval zijn zolang Nederland lid is van deze Verenigde Naties, gezien het feit dat vanuit Nederland is geregeld dat na de tweede wereldoorlog de Nazi’s zijn doorgegaan, waardoor miljarden wereldbewoners bewust worden uitgeroeid met kankerverwekkend gif via bestrijdingsmiddelen als Agent Orange, superwolmanzout-CO (2Vandaag) en Roundup (genetsche manipulatie), Xentari-WG, Chemtrails, geneesmiddelen, vaccins, cosmetica producten.
Op 3 juli 1946 beëdigd koningin Wilhelmina als opvolger van Seyss-Inquart onder aansturing van Adolf Hitler vanuit Argentinië de nieuwe illegale bewindslieden uit het kabinet-Beel I. Dit illegale kabinet Beel I (thans: CDA, PvdA) benoemd op 8 november 1946 Jan Donner tot president van de illegale Hoge Raad der Nederlanden dat hij tot 1 maart 1961 is gebleven. Als waardering daarvoor heeft Louis Beel (RKSP, thans: CDA) vanaf 1959- 1972 vice-president van de illegale Raad van State mogen zijn en vanaf van 21 november 1956 tot 11 februari 1977 Minister van Staat (adviseur van koningin Juliana).
Na 8 november 1946 beslist de Centrale Zuiveringsraad onder voorzitterschap van illegaal president mr. dr. Jan Donner van de Hoge Raad dat de economische collaborateurs als Damme (maar ook Philips voerde orders uit voor Duitse organisaties) niet zouden worden vervolgd. Damme sr. is echter in 1949 ‘geclausureerd en onvoorwaardelijk’ buiten vervolging gesteld. De reden daarvoor luidt volgens Melhuizen als volgt:
‘In de zaak Werkspoor zijn belangrijke maatschappelijke krachten achter de schermen actief geweest om de rechtsgang te beïnvloeden.’ Dat kwam onder meer omdat Damme sr. een vooraanstaand lid was van het ‘wij circuit’: Hij was voorzitter van de Stichting van de Arbeid, commissaris van de Nederlandsche Bank en bevriend met de socialistische premier Willem Drees, met de liberale politicus en werkgeversvoorzitter mr. D. U. Stikker en kwam bij prins Bernhard over de vloer.
Bovendien was Werkspoor in de race om voor 200 miljoen gulden aan spoorwegmaterieel aan Argentinië te leveren. In die tijd een mega-order, die zeer van belang werd geacht voor de wederopbouw van ons land. En daarmee had het kabinet Drees een belangrijk argument in handen om Damme sr., zoals zoveel andere vooraanstaande industriëlen, te ontzien. Het land moest weer opgebouwd worden en de industrie, die de oorlog zo goed had doorstaan, was daarbij broodnodig. Meihuizen noemt dat ‘opportunisme in dienst van de wederopbouw’
Dat de megaorder binnengehaald moest worden blijkt wel uit het feit dat Werkspoor gesanctioneerd 30 miljoen gulden aan steekpenningenmocht betalen aan dictator Juan Peron. Prins Bernhard mocht in 1951 aan Evita Peron het Grootkruis in de Orde van Oranje Nassau uitreiken. Het idee was van diezelfde Stikker, in zijn functie als minister van buitenlandse zaken, onder het motto, ‘het kost zo weinig en het geeft zoveel genoegen’. Bovendien had prins Bernhard voor Evita Peron ‘een paarlen collier’ ter waarde van dertigduizend gulden meegekregen.
De overheersende gedachte van de wederopbouw en de noodzaak om het bedrijfsleven niet teveel voor de voeten te lopen heeft tot een stroom aan ‘demarches’ (beïnvloeding van de rechtsgang) geleid door achtereenvolgende illegale ministers van justitie, die daarbij werden geholpen door bevriende ‘captains of industry’. Een centrale figuur in dit spel was mr.dr.J. Donner, president van de Hoge Raad en voorzitter van de Centrale Zuiveringsraad voor het bedrijfsleven (bewijs)
Het voorkeursbeleid van voorzitter mr. dr. Jan Donner ten aanzien van economische collaborateurs had succes: van de 32.000 gevallen van economische collaboratie kwamen er uiteindelijk circa 700 voor de strafrechter. Dat waren de industriëlen met pech, veelal aannemers, de ‘bunkerbouwers’. “Dat waren gewoon patjepeeërs, die hadden hun afkomst niet mee”, zegt Meihuizen cynisch. “Ze hadden zich bovendien schuldig gemaakt aan de meest zichtbare vorm van economische collaboratie: die bunkers kon iedereen zien. Dat gold in veel mindere mate voor het bankwezen. Dat kwam dan ook vrijwel ongeschonden weer uit de strijd.” (bewijs).
Op 4 april 1949 wordt de NAVO opgericht met als deelnemende landen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Canada, Nederland,België, Luxemburg, Frankrijk, Italië, Denemarken, Noorwegen, Portugal en IJsland. Later kwamen daar Turkije en Griekenland (februari 1952), West-Duitsland (1955) en Spanje (1982) bij. Na het einde van de Koude Oorlog sloten Tsjechië, Polen en Hongarije zich aan (12 maart 1999), evenalsEstland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Roemenië en Bulgarije (29 maart 2004). Zolang Nazi-Nederland lid is van deze Verenigde Naties betreft dit een organisatie die meewerkt aan het uitroeien van miljarden wereldbewoners met kankerverwekkend gif via bestrijdingsmiddelen als Agent Orange, superwolmanzout-CO (2Vandaag) en Roundup (genetsche manipulatie), Xentari-WG, Chemtrails, geneesmiddelen, vaccins,cosmetica producten.
1953: André Donner (ARP) was vanaf 17 april 1950 tot 6 januari 1954 lid van de Staatscommissie-Van Schaik die de herziening van de Grondwet van 1953 heeft voorbereid. Met deze herziening van de Grondwet heeft artikel 60 van de Grondwet de volgende uitbreiding gekregen(bewijs 1, bewijs 2).
“De rechter treedt niet in beoordeling van de grondwettigheid van overeenkomsten.”
De definitie van “verdrag” met vreemde Mogendheden heeft deze illegale Grondwetscommissie 1950 Commissie- Van Eysinga, in het plenaire verslag van 16 september 1950 als volgt vastgelegd (bewijs):
“Zonder op volledigheid aanspraak te maken, laat de Commissie hier volgen een lijstje van de meest bekende benamingen; Tractaat (treaty, traité), Conventie (convention (Engels en Frans) ), Handvest (Charter, charte, covenant, pacte), Statuut, Akte, Slotakte (final act, acte final), Algemene Akte, (general act, acte general), Accoord, (agreement, accord), Schikking (arrangement Engels en Frans)), Verklaring of declaratie (declaration, declaration), Protocol (protocol, protocole), Proces-verbaal (procés-verbal), Overeenkomst, Brief – of notawisseling, Lettres annexes (covering letters), Modus vivendi, Arbitrage-compromis, Memorandum d’Accord (Memorandum of Understanding), Memorandum.”
Hiermee zit vanaf 1953 in Nederlandse Grondwet verankerd dat de grondwettigheid van Verdrag, Tractaat (treaty, traité), Conventie (convention (Engels en Frans) ), Handvest (Charter, charte, covenant, pacte), Statuut, Akte, Slotakte (final act, acte final), Algemene Akte, (general act, acte general), Accoord, (agreement, accord), Schikking (arrangement Engels en Frans) ), Verklaring of declaratie (declaration, declaration), Protocol (protocol, protocole), Proces-verbaal (procés-verbal), Overeenkomst, Brief – of notawisseling, Lettres annexes (covering letters), Modus vivendi, Arbitrage-compromis, Memorandum d’Accord (Memorandum of Understanding), Memorandum, etc. met vreemde Mogendheden niet gerechtelijk mag worden getoetst.
Van 29 tot 31 mei 1954 was de eerste Bilderbergconferentie in Hotel De Bilderberg in Oosterbeek. Initiatiefnemers waren o.a. de Pool Józef Retinger, Unilever-topman Paul Rijkens, de Belgische ex-premier Paul van Zeeland en prins Bernhard. Vanuit deze en alle opvolgende geheime Bilderberg conferenties werd en wordt nog steeds vanuit voormalig Nederlands grondgebied door de opeenvolgende illegale Nederlandse Kabinetten het Hitler-Kabinet voortgezet onder voorzitterschap van resp. Prins Bernhard, koningin Beatrix en Étienne Davignon. In deze eerstegeheime Bilderbergconferentie kon voorzitter Prins Bernhard aan alle aanwezigen de mededeling doen dat deze aanpassing van artikel 60 in de Grondwet op advies van André Donner (vader van Piet Hein Donner), is goedgekeurd door toenmalig vice-president Frans Beelaerts van Blokland (CHU, thans: CDA) van de Raad van State, waarin meer dan tweede derde van de Tweede Kamer der Staten Generaal ((KVP, ARP, CHU (thans: CDA), PvdA, VVD, SGP, SDP,CPH, CPN, KPN, Lijst Welter)) hebben ingestemd en door koningin Juliana als staatshoofd en als voorzitter van de Nederlandse Raad van State is ondertekend.
De huidige politieke partijen CDA, PvdA, VVD en SGP, als wel de Nederlandse Raad van State als wel koningin Juliana en haar opvolger koningin Beatrix als staatshoofd en als voorzitter van de Raad van State en daarmee de Staat der Nederlanden als rechtspersoon zijn voor deze wijziging van artikel 60 in de Nederlandse Grondwet en alle daaruit voortvloeiende schadelijke gevolgen volledig verantwoordelijk en aansprakelijk, evenals de politieke partijen CDA, PvdA, VVD en SGP als rechtspersoon daar die daarmee in zeer ernstige mate hebben gehandeld in strijd met hun eigen verenigingsstatuten. Het is hierbij goed te weten dat Beelaerts van Blokland vanuit zijn functie als vice-president van de Raad van State op 13 mei 1940 koningin Wilhelmina naar Londen vergezelde en daar haar belangrijkste adviseur was. Niemand beter als hij wist dan ook dat op grond van artikel 21 uit de Grondwet het Hitler-Kabinet door haar vlucht naar Londen Nederland heeft overgenomen. Door hen is artikel 60 in de Nederlandse Grondwet als volgt gewijzigd:
Overeenkomsten met andere Mogendheden en met volkenrechtelijke organisaties worden door of met machtiging van de Koning gesloten en, voor zover de overeenkomst zulks eist, door de koning bekrachtigd.
De overeenkomsten worden zo spoedig mogelijk aan de Staten-Generaal overlegd; zij worden niet bekrachtigd en treden niet in werking dan nadat zij door de Staten-Generaal zijn goedgekeurd.
De rechter treedt niet in beoordeling van de grondwettigheid van overeenkomsten.
Op 25 maart 1957 werd het “Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap” gesloten en ondertekend door:
- Paul-Henri Spaak en Jean-Charles Snoy et d’Oppuers namens België.
- Konrad Adenauer en Walter Hallstein namens West-Duitsland.
- Christian Pineau en Maurice Faure namens Frankrijk.
- Antonio Segni en Gaetano Martino namens Italië.
- Joseph Bech en Lambert Schaus namens Luxemburg.
- Joseph Luns en Hans Linthorst Homan namens Nederland.
Paul-Henri Spaak (PSB) heeft dit ondertekend met de voorkennis en wetenschap:
– dat hij samen met de Nederlandse ambassadeur Mr. B.Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten op 5 september 1944 te Londen gesloten Nederlands-Belgische-Luxemburgse Douane-overeenkomst valselijk hebben ondertekend en de wetenschap,
– dat ten tijde van deze ondertekening op 5 september 1944 Mr. B.Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten onder president prinses Juliana (echtgenoot van Prins Bernhard) voorzitter was van de London Committee of the Netherland Red Cross Society, een op 16 september 1940 door Prinses Juliana en jonkheer van Lidth de Jeude opgerichte stichting als opvolger van het Nederlandse Rode Kruis, welke op 17 april 1946 (na de Tweede Wereldoorlog) is opgeheven.
– dat deze jonkheer van Lidth de Jeude (VVD) door koningin Wilhelmina is benoemd tot minister van oorlog, die na de bevrijding het militair gezag had over Nederland om ervoor te zorgen dat vanaf 6 mei 1945 vanuit Nederland Nazi-Duitsland kon blijven doorgaan onder leiding van de opvolgende Nederlandse Staatshoofden Wilhelmina, Juliana en Beatrix,
– dat korte tijd daarna (1 januari 1958) het Benelux-Verdrag zal worden gesloten wat gebaseerd is op zijn op 5 september 1944 in Londen valselijk ondertekende Nederlands-Belgische-Luxemburgse Douane-overeenkomst, van waaruit de Nazi’s zich als proeftuin binnen Europa kunnen ontplooien tot een groot wereldrijk met de hulp van de Verenigde Naties en de NAVO.
De politieke partijen die zich met het ondertekenen van dit verdrag hebben gebonden zijn:
– in België, de Socialisten, want Paul-Henri Spaak was toen verantwoordelijk minister van Buitenlandse Zaken van België;
– in West-Duitsland, de Christelijk Democratische Unie, want Konrad Adenauer was toen bondskanselier in de Bondsrepubliek Duitsland;
– in Frankrijk, de Socialisten, want Christian Pineau was toen verantwoordelijk minister van Buitenlandse Zaken van Frankrijk;
– in Italië, Christendemocraten, want Antonio Segni was toen premier in Italië;
– in Luxemburg, de Christelijk Sociale Volkspartij, want Joseph Bech was toen premier van Luxemburg;
– in Nederland, Katholieke Volkspartij (thans: CDA), want Joseph Luns was toen verantwoordelijk minister van Buitenlandse Zaken van Nederland;
evenals de veroorzaker van dit, te weten Nederlands jonkheer van Lidth de Jeude (VVD, Liberaal)
Dit “Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap” is ondertekend door België, Luxemburg, West-Duitsland, Frankrijk en Italië zonder het voorafgaande daaraan te hebben laten toetsen door een rechter aan hun Grondwet en is daarmee niet rechtsgeldig.
In deze zes Europese Unie landen zijn thans (deels) aan de macht de volgende partijen:
– In België, de Socialisten, Liberalen en Christelijken, met als premier Elio Di Rupo.
– In de Bondsrepubliek Duitsland, de Christelijk Democratische Unie, met als bondskanselier Angela Merkel,
– In Frankrijk, de Socialisten, met als president François Hollande,
– In Italië, de Sociaaldemocraten, met als president Giorgio Napolitano,
– In Luxemburg, de Christelijk Sociale Volkspartij, met als premier Jean-Claude Juncker,
– In Nederland, de Christelijken en Liberalen, met als minister-president Mark Rutte.
Dit betekent dat België, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg daarmee gebonden zijn aan het vanuit Nederland voortgezette Nazi-Duitsland onder leiding van de opvolgende Nederlandse Staatshoofden Wilhelmina, Juliana en Beatrix. De hoofdverantwoordelijke daarvoor is Paul-Henri Spaak omdat dit alles het gevolg is van het door hem op 5 september 1944 in Londen valselijk ondertekende Nederlands-Belgische-Luxemburgse Douane-overeenkomst voor België en Luxemburg zonder daartoe bevoegd te zijn. Dit alles buiten Belgisch Koning Leopold III om zonder het voorafgaande daaraan te hebben getoetst aan de Belgische Grondwet, waartoe hij wettelijk verplicht was.
Nadien hebben deze zes landen maar liefst 21 Europese landen meer in dit vanuit Nederland voortgezette Nazi-Duitsland onder leiding van de opvolgende Nederlandse Staatshoofden Wilhelmina, Juliana en Beatrix in een Europese Unie getrokken en daarmee een Nazi-staat met een grondgebied van 4.324.782 km² en ongeveer 500 miljoen inwoners bestaande uit de volgende 27 landen weten te realiseren:
Daarmee hebben Wilhelmina, Juliana en Beatrix (die geen staatshoofd meer zijn) vanuit voormalig Nederlands grondgebied in vredestijd het derde Duitse Rijk weten te realiseren, qua grondgebied de zevende plek in op de wereldranglijst en qua bevolkingsaantal – na China en India – de derde.
Op 3 februari 1958 werd het “Benelux-verdrag” van kracht. Dit verdrag “Benelux-Verdrag” is ondertekend door Nederland, België en Luxemburg, met de voorkennis dat het is gebaseerd op het op 5 september 1944 te Londen door Paul-Henri Spaak namens België en Luxemburg en door Mr. B.Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten namens Nederland valselijk opgemaakte Nederlands-Belgische-Luxemburgse Douane-overeenkomst, zonder het te hebben laten toetsen aan de Belgische Grondwet door het Belgische Grondwettelijk Hof, waarmee België en Luxemburg vanaf dat moment onderdeel zijn geworden van het vanuit Nederland voortgezette Nazi-Duitsland onder leiding van de opvolgende Nederlandse Staatshoofden Wilhelmina, Juliana en Beatrix. Daarmee is groen licht gegeven voor het vrij vervoer en vrij dumpen van hoog problematisch gevaarlijk afval in Belgische grindgaten, zandafgravingen, cementovens, groene stroom centrales (Machiels) en ook in Belgisch spaanplaat (Unilin), cement, beton, stenen maar ook op Belgisch groenten en fruit (loonwerkbedrijven), via sproeivliegtuigen vanuit de lucht (NAVO), in vaccins, in cosmetica producten, medicijnen en zelf rechtstreeks in ons drinkwater (Solvay Chemicals International SA).
Met het ondertekenen van dit “Benelux-Verdrag” is tevens groen licht gegeven om vanuit de Benelux met de hulp van de Verenigde Naties en de NATO geheel de wereld te vergiftigen met miljarden kilogrammen kankerverwekkend hoog problematisch gevaarlijk afval afkomstig van multinationale bedrijven als Philips, Billiton, SHELL, Unilever, AKZO, DSM, Dupont de Nemours, Hoechst, Hoogovens, Dow Chemical, Machiels, Essers, Unilin, Solvay, etc. onder de dekmantels van, ecologisch, milieuvriendelijk, biomassa, groene stroom, duurzaam, CO2-reductie, KOMO-keur, KEMA-Keur, milieubeton, secundaire brandstof, hergebruik, Rio de Janeiro protocol en Kyoto-protocol, agenda 21, etc. met miljarden euro’s aan overheidssubsidie (gemeenschapsgeld). Deze al vanaf 1958 massaal in gezette vergiftiging vanuit de Benelux heeft na 54 jaar wereldwijd zodanig ernstige vormen aangenomen, dat ook als nu daarmee onmiddellijk wordt gestopt, als gevolg daarvan miljarden wereldbewoners daardoor eerder zullen overlijden aan kanker of andere ernstige vergiftigingsziekten wat met hun eigen belastinggeld is betaald.
Koning Leopold III is gedurende de Tweede Wereldoorlog juist in België gebleven om dit te voorkomen. Hij voelde dit aankomen en heeft daarom in januari 1944 een “politiek testament” geschreven, dat gepubliceerd moest worden in het geval hij niet in België zou zijn als de geallieerde troepen het land zouden bevrijden (zelf schreef hij “bezetten”). In het testament eiste hij excuses van de regering in ballingschap voor de gebeurtenissen van 1940 en verwierp hij de verdragen die zij in Londen gesloten had. Op 16 juli 1951 tekende Leopold III zijn troonsafstand, en de volgende dag werd Boudewijn beëdigd als vijfde koning der Belgen.
Hiermee heeft Belgisch Staatshoofd in zijn in januari 1944 achtergelaten “politiek testament” de verdragen die in Londen zijn gesloten verworpen en daarmee ook de door Paul-Henri Spaak namens België en Luxemburg valselijk ondertekende Nederlands-Belgische-Luxemburgse Douane-overeenkomst. Het Belgische Federale regering dient aan deze beslissing van Koning Leopold III dan ook uitvoering te geven en het Benelux-Verdrag daarop te vernietigen.
21 april 1962: als gevolg van de in 1953 gedane wijziging van artikel 60 in de Nederlandse Grondwet, die door toedoen van de vader van Piet Hein Donner tot stand is gekomen, is voor Vice-Presdent Louis Joseph Maria Beel (KVP) en Voorzitter Koningin Juliana van de Raad van State de weg vrijgemaakt om positief advies uit te uitbrengen waarop het kanbinet De Quay ((KVP, CHU, ARP (thans: CDA) en VVD)) op 21 april 1962 de Bestrijdingsmiddelenwet van kracht heeft verklaard die geen rekening houdt met:
– de nadelige gevolgen van deze bestrijdingsmiddelen gedurende de gebruiksfase en in de afvalfase;
– en waarbij de niet werkzame chemische stoffen, zijnde onbekende andere zeer giftige, giftige, bijtende of schadelijke stof(fen) niet op het etiket behoeven worden vermeld:
in zeer ernstige mate in strijd met de artikelen 1, 21 en 22 van de Grondwet, wat niet meer door een rechter mag worden beoordeeld. Als bewijs daarvoor vindt u bijgevoegd de brief d.d. 2 september 1996 (kenmerk: GZB/C&O/963400) van Erica Terpstra, Staatsecretaris van Volksgezondheid en Sport en de brief d.d. 10 april 1996 (kenmerk: 96/1807 HPK/HPK) van prof. dr. J.S.M. Boleij, Secretaris van het college voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (zie bewijs).
Met het tot stand brengen van deze Bestrijdingsmiddelenwet op 21 april 1961 heeft Nederland in zeer ernstige mate artikel 1 van het op 3 februari 1958 gesloten Benelux-Verdrag overtreden. Daarin staat namelijk letterlijk het volgende geschreven (zie bewijs):
Artikel 1
1 Tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden wordt een Economische Unie ingesteld, welke een vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten omvat.
2 Deze Unie brengt met zich mede:
- a)de coördinatie van het economische, financiële en sociale beleid.
- b)Het aanvaarden en voeren van een gemeenschappelijk beleid in de economische betrekkingen met derde landen en inzake de daarmee verband houdende betalingen.
Dit betekent dat Nederlands kanbinet De Quay ((KVP, CHU, ARP (thans: CDA) en VVD)) op grond van artikel 1 uit het op 3 februari 1958 met België gesloten Benelux-verdrag wettelijk verplicht was om het ontwerp van de Bestrijdingsmiddelenwet neer te leggen bij Kamer van volksvertegenwoordigers van België (artikel 78 Belgische Grondwet), waarna in België betreffend wetsontwerp eerst getoetst had moeten worden aan de Belgische Grondwet. Omdat Nederland dat heeft nagelaten betekent dat Nederland daarmee in zeer ernstige mate artikel 1 van het Benelux-Verdrag heeft overtreden. Daarmee is de rechtspersoon “Staat der Nederlanden” volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle daaruit voorvloeiende vergiftigingsschade in België, Europa en de rest van de wereld.
De grootaandeelhouders van Shell/Billiton (waaronder het Koninklijk Huis en de Nederlandse Staat) hebben, buiten de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers om, van deze door de Raad van State en Nederlandse Staat bewust ingebouwde tekortkomingen in de Bestrijdingsmiddelenwet handig gebruik gemaakt om haar hoog problematisch gevaarlijk afval, met daarin zeer hoge concentraties uiterst giftige volledig in water oplosbare kankerverwekkende stoffen arseenzuur en chroomtrioxide
(chroom VI), als bestrijdingsmiddel duur te kunnen verkopen in plaats van tegen zeer hoge kosten eeuwig duur te laten opslaan, waartoe zij in ieder geval vanaf 1986 wettelijk verplicht waren (bewijs 1, bewijs 2, bewijs 3, bewijs 4, bewijs 5).
15 mei 1978: De politieke partijen CDA en VVD die op 21 april 1961 deze Bestrijdingsmiddelenwet hebben goedgekeurd wisten vooraf dat dit op den duur tot een ‘crisistijd’ zou gaan leiden. Met die voorkennis heeft het kabinet “Van Agt I” (weer een CDA / VVD kabinet) de “Wet, houdende regelingen inzake voorzieningen op het gebied van het financiële verkeer in buitengewone omstandigheden” tot stand gebracht. Deze wet regelt dat de overheid in ‘crisistijd’ desnoods al uw financiële bezittingen in beslag kan nemen, ook uw spaargeld, goud en zilver. In artikel 33 van deze wet wordt het de uitvoerende ministers, ambtenaren en instanties bovendien verboden om hierover ook maar iets tegen de burgers te zeggen. Bovendien zijn zij automatisch vrijgesteld van eventuele gerechtelijke vervolging in de toekomst (zie bewijs).
Ook met het tot stand brengen van deze Noodwet op 21 april 1961 heeft Nederland in zeer ernstige mate artikel 1 van het op 3 februari 1958 gesloten Benelux-Verdrag overtreden. Het kan namelijk nooit zo zijn dat deze Noodwet via het afgesloten Benelux-Verdrag ook in België van toepassing is en dat op grond daarvan in ‘crisistijd’ door van het vanuit Nederland voortgezette Nazi-regime ook bij alle Belgen en Europeanen hun spaargeld, goud en zilver kan worden afgenomen. Het moge u duidelijk zijn dat het heel hoog tijd wordt dat bij de rechtspersoon “Staat der Nederlanden”, alle betrokken politieke partijen als CDA, VVD, PvdA, D66, SGP, ChristenUnie, als wel alle personen die hiervan miljardair of miljonair zijn geworden al hun geld, goud, zilver en eigendommen wordt afgenomen. Ook op grond hiervan dient België het met Nederland afgesloten Benelux-Verdrag onmiddellijk in te trekken.
1983: Achteraf is men erachter gekomen dat deze met de hulp van André Donner ingebouwde tekortkomingen in de Bestrijdingsmiddelenwet zal leiden tot niet meer te betalen schadeclaims richting Shell/Billiton (en daarmee richting het Koninklijk Huis en de Nederlandse Staat). Dit vanwege het simpele feit dat een “Overeenkomst” of “Verdrag” waarvan de grondwettigheid door toedoen van André Donner niet meer door een rechter mag worden beoordeeld geen “Wet” is, zoals de Bestrijdingsmiddelenwet. Dezelfde André Donner (ARP), zijnde de vader van huidig vice-president van de Raad van State Piet Hein Donner was vanaf 1967 tot 1971 (mede)voorzitter van de Staatscommissie Cals-Donner die de algehele herziening van de Grondwet in 1983 hebben voorbereid. Met deze herziening van de Grondwet is artikel 120 in de algehele herziene Grondwet opgenomen, dat luidt (bewijs):
“De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.”
Door hiervan in 1983 het zelfstandige artikel 120 in deze algehele herziene Grondwet op te nemen met toevoeging van “Wetten” is het schade-aansprakelijkheidsprobleem vanuit 16,5 miljoen Nederlanders en 500 miljoen Europeanen richting Shell/Billiton (en daarmee richting het Koninklijk Huis en de Nederlandse Staat) vanwege de op 21 april 1962 ingebouwde tekortkomingen in de Bestrijdingsmiddelenwet weggenomen. Daarmee heeft André Donner voor Vice-Presdent Willem Scholten (CDA) en Voorzitter Koningin Beatrix van de Raad van State de weg vrijgemaakt om positief advies uit te uitbrengen waarop het Kabinet Lubbers I (weer een CDA / VVD kabinet) heeft beslist dat bij de toelating van bestrijdingsmiddelen niet meer mag worden getoetst aan de volgende hieronder ingelaste artikelen 1, 21 en 22 van de Nederlandse Grondwet:
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.
- De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.
- Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.
- Zij schept voorwaarden voormaatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding.
Daarmee heeft André Donner met de hulp van de Raad van State, de Staat der Nederlanden en de politieke partijen CDA en VVD weten te bewerkstelligen dat bedrijven als Shell/Biliton/Budelco onder de dekmantel van “duurzaamheid” met miljarden euro’s aan overheidssubsidie (belastinggeld) via bestrijdingsmiddelen (waaronder Superwolmanzout-Co) tientallen/honderden miljoenen kilogrammen valselijk geëtiketteerdzeer giftige kankerverwekkende stoffen als arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI), zijnde hoogproblematisch gevaarlijk afval van met nameBilliton/Shell/Budelco, via geïmpregneerd hout bij de consumenten in huizen en tuinen zijn gedumpt zonder dat daartegen bestuursrechtelijk, civielrechtelijk of strafrechtelijk kan en mag worden opgetreden. Hetzelfde geld voor alle andere agrarische en niet-agrarische bestrijdingsmiddelen, waaronder Roundup, Xentari WG, etc.
Ook met het tot stand brengen van deze nieuwe Grondwet heeft Nederland in zeer ernstige mate artikel 1 van het op 3 februari 1958 gesloten Benelux-Verdrag overtreden. Het kan namelijk nooit zo zijn dat Nederland met deze herziening van hun Grondwet, daarmee de Belgische Grondwet heeft uitgeschakeld, en daarmee ook het Belgisch Grondwettelijk Hof. Ook op grond hiervan dient het met Nederland afgesloten Benelux-Verdrag onmiddellijk te worden vernietigd.
Wat hiervan allemaal de gevolgen zijn voor de zeven miljard wereldbewoners in het algemeen en Ad van Rooij en Erik Verbeek en hun familie in het bijzonder kunt u hieronder lezen:
Op 1 september 1968 is mr. F.J.M. (Frank) Houben, zoon van dr. F.J.M.A.H. (Frans) Houben, door Koningin Juliana benoemd tot burgemeester van de Gemeente Luyksgestel in Noord-Brabant en is dat tot 1 februari 1977 gebleven. Op 26 oktober 1973 heeft burgemeester Frank Houben, als burgemeester van Luyksgestel, beslist dat houthandelaar C. Tissen in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan een bouwvergunning krijgt voor de oprichting van een houtconserveringsinrichting met ketelhuis in het buitengebied van Luyksgestel onder de strikte voorwaarde dat hij als conserveringsmiddel “uitsluitend wolmanzout” moest gebruiken met de nadrukkelijke vermelding dat als C. Tissen een ander conserveringsmiddel (bestrijdingsmiddel) gaat gebruiken voor elke dag dat hij dat gebruikt daarvoor maar liefst fl 1.000,- (duizend gulden) boete aan burgemeester Frank Houben moet betalen. Burgemeester Frank Houben legde deze dwangbepaling bij houtbedrijf C. Tissen op zonder als burgemeester daartoe bevoegd te zijn met de voorkennis en wetenschap dat “wolmanzout” is samengesteld uit hoogproblematisch gevaarlijk afval van Billiton/Shell, met daarin zeer hoge concentraties “arseenzuur” en “chroomtrioxide” dat, via het door bedrijf C. Tissen geproduceerde en verkochte “geïmpregneerd hout” als tijdelijke drager, op een ongecontroleerde wijze in de compartimenten water, bodem en lucht wordt gedumpt.
Dit met de voorkennis en wetenschap dat de Bestrijdingsmiddelenwet een ernstige tekortkoming kent en daarin niets is geregeld over het gedeelte van de bestrijdingsmiddelen die tijdens de gebruiksfase met het (regen)water mee uit het geïmpregneerde hout gaan en het overblijvende gedeelte dat in de afvalfase op een ongecontroleerde wijze in water, bodem en lucht worden gebracht, al dan niet via tijdelijke nieuwe secundaire producten (Bron: Het Echte Nieuws, lees: http://www.hetechtenieuws.org/2007-08-07.php).
Dit met de voorkennis en wetenschap dat arseen (arseenzuur) en chroom VI(chroomtrioxide) zo extreem gevaarlijk zijn dat veelal in internationaal verband is besloten dat in het milieu brengen van deze stoffen gezien de stofeigenschappen, zoals giftigheid- waaronder carcinogeniteit, mutageniteit en teratogeniteit – afbreekbaarheid en (bio)accumulatie, die een ernstig risico inhouden via een maximaal brongerichte aanpak met de best bestaande techniek moet worden vermeden. Dit alles met de voorkennis en wetenschap dat het koninklijk huis en de Staat der Nederlanden groot aandeelhouders zijn van Billiton/Shell. Via hun groot aandeelhouderschap bij Billiton/Shell hebben Koningin Beatrix en de Staat der Nederlanden zich met de hulp van Frank Houben (CDA) daarmee met miljarden euro`s onrechtmatig kunnen verrijken, ten koste van miljarden mensenlevens op termijn, wat hieronder feitelijk uiteen wordt gezet (Bron: Sociale Databank Nederland, lees: http://www.sdnl.nl/tissen-4.htm)
Op 7 juli 1989 schrijft het Eindhovens Dagblad over houtimpregneerder C. Tissen “Hout impregneren zonder het milieu te belasten”. Volgens het Eindhovens dagblad belast houtimpregneerder C. Tissen te Luyksgestel het milieu niet met arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI). De werkelijkheid is echter totaal anders. Houtimpregneerder C. Tisssen heeft namelijk berekend en gemeten dat zijn bedrijf jaarlijks ca. 16.000 kg. arseenzuur en 19.000 kg. chroomtrioxide (chroom VI) in het hout perst dat nooit meer op zijn bedrijf terugkomt. Arseenzuur en chroomtrioxide zijn zware metalen die in de natuur nooit afbreken en volledig oplossen in water. Dit betekent dat als het geïmpregneerde hout er niet meer is (is verrot), al het arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI) in opgeloste vorm in het oppervlaktewater, grondwater en daarmee later ook in ons drinkwater terecht is gekomen, waaruit het technisch niet meer te verwijderen valt. In 2000 schrijft het Eindhovens Dagblad dat 80 miljoen mensen in Bangladesh via het grondwater bedreigd worden met kanker als gevolg van arseen in grondwater. In 2000 schrijft het Eindhovens Dagblad dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) alarm heeft geslagen over een dreigende ramp in Bangladesh. De helft van de bevolking dreigt besmet te raken door het drinken van met arseen verontreinigd grondwater. Ondanks deze wetenschap en de wetenschap dat hetzelfde met alle 16,5 miljoen Nederlanders en vanuit Nederland met alle Wereldbewoners staat te gebeuren als gevolg van hun foute artikel over houtimpregneerder C. Tissen, weigert de redactie van het Eindhoven Dagblad haar artikel daarop te rectificeren. (Bron: Het Echte Nieuws, lees: http://www.hetechtenieuws.org/2007-10-11.php).
Bij brief d.d. 17 juli 1996 heeft houtimpregneerder C. Tissen hierover de Vaste Kamercommisie Milieubeheer van de Tweede Kamer op de hoogte gebracht. Bij brief d.d. 9 september 2006 (kenmerk: VROM 96-629) heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal houtimpregneerder C. Tissen laten weten dat haar commissie in haar vergadering van 28 augustus 1996 unaniem heeft besloten dat zijn brief d.d. 17 juli 1996 voor kennisgeving is aangenomen. Dit betekent dat daarmee alle in de Tweede Kamer der Staten-Generaal zittende politieke partijen, zijnde de CDA, PvdA, VVD, D66, Groenlinks, SP, RPF, SGP en Groep Nijpels hebben beslist dat zij akkoord zijn met het op deze wijze vergiftigen van de gehele wereld via Nederlandse houtimpregneerbedrijven als dekmantel en de vanuit Nederland aan de buitenlandse houtimpregneerbedrijven (waaronder België) geleverde wolmanzouten als dekmantel, waarmee het Nederlandse koninklijke huis zich persoonlijk met de hulp van Frank Houben met miljarden euro`s onrechtmatig heeft kunnen verrijken (Bron: Sociale Databank Nederland, lees: http://www.sdnl.nl/tissen-4.htm)
Op 22 april 1987 is mr. F.J.M. (Frank) Houben door Koningin Beatrix benoemd tot Commissaris der Koningin in Noord-Brabant en is dat tot 1 oktober 2003 gebleven. In oktober 1987 zijn Ad en Leo van Aarle (mijn buren) in Olland begonnen met de graafwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van een kelder, waarin tienduizenden liters wolmanzouten moesten worden opgeslagen en waar bovenop een grote hout-impregneerketel moest worden geplaatst in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan buitengebied van Sint-Oedenrode, zonder voorafgaande sanering van het sterk verontreinigde bedrijventerrein (14 maal de saneringswaarde met arseen, koper en zink) waartoe Ad en Leo van Aarle op grond van de gemeentelijke bouwverordening wettelijk verplicht waren. Al mijn brieven hierover aan Frank Houben als Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant werden niet inhoudelijk behandeld en voor kennisgeving aangenomen. Met bovengenoemde beschreven kennis in zijn achterhoofd heeft milieuminister Hans Alders (PvdA) via zijn afdelingshoofd ing. C.M. Moons op 20 mei 1992 een “circulaire” laten uitgaan naar alle Nederlandse houtimpregneerbedrijven en alle betrokken overheden, met daarin de nadrukkelijke vermelding dat in de milieuvergunningen die aan de Nederlandse houtimpregneerbedrijven (waaronder mijn buurman) worden afgegeven geen rekening mag worden gehouden met de gebruiks- en afvalfase van het door deze houtimpregneerbedrijven geproduceerde en verkochte geïmpregneerde hout en houten producten daarvan, waaronder geïmpregneerde kinderspeeltoestellen, zandbakken en zelfs picknicktafels. (Bron: Het Echte Nieuws, lees: http://www.hetechtenieuws.org/2007-08-02.php).
Bij onherroepelijke uitspraak van 20 juli 2005 in de door mij aangespannen rechtszaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de door burgemeester P.M. Maas (CDA) en wethouders verleende milieuvergunning aan houtimpregneerbedrijf Gebr. van Aarle (mijn buurman) hebben de staatsraden mr. J.R. Schaafsma (voorzitter), mr. Ch.W. Mouton en mr. P.C.E. van Wijmen (leden), in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort (ambtenaar van Staat) op 20 juli 2005 in zaaknummer: 200408002/1 beslist (en daarmee onherroepelijke jurisprudentie laten ontstaan) dat de Wet milieubeheer geen betrekking heeft op de schadelijke gevolgen van het buiten de inrichting gebruiken en het in het afvalstadium geraken van de binnen de inrichting vervaardigde geïmpregneerde houten producten.
Het is hierbij goed te weten dat staatsraad mr. P.C.E. van Wijmen, die persoonlijk verantwoordelijk is voor deze onherroepelijk uitspraak in zaaknummer: 200408002/1, sinds 1989 ook kamerheer is van Koningin Beatrix en een persoonlijk zeer goede vriend is van Frank Houben. Het is hierbij tevens goed te weten dat deze staatsraad mr. P.C.E. van Wijmen lid is van het landelijke Christen Democratische Appel (CDA) en als lid hierover veel heeft vergaderd met onder meer Pieter van Geel (voormalig staatssecretaris en huidige landelijk voorzitter van de CDA) en Gerda Verburg (huidig CDA-Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). Het is hierbij goed te weten dat staatsraad mr. P.C.E. van Wijmen (mede)oprichter, eigenaar is van het advocatenkantoor AKD Prinsen Van Wijmen N.V. en dat dit advocatenkantoor om die reden er alle belang bij heeft dat van mij al mijn geld en eigendommen worden afgenomen. Juist om die reden krijg ik al maar liefst 18 jaar lang de ene na de andere onrechtmatige executoriale beslaglegging opgelegd vanuit advocatenkantoor AKD Prinsen Van Wijmen N.V. in opdracht van eerst burgemeester P. Schriek (CDA) en nu burgemeester P.M. Maas (CDA) van Sint-Oedenrode.
Met bovengenoemde voorkennis hebben de politieke partijen CDA en PvdA (vanuit kabinet Lubbers III) met steun van de politieke partijen VVD, D66, Groenlinks, SP, RPF, SGP en Groep Nijpels geheel Nederland vergiftigd met onder meer tientallen miljoenen kilogrammen arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI) en is men vanuit Nederland, door ondertekening van het “Rio de Janeiro protocol” in juni 1992 onder voorzitterschap van de Nederlandse milieuminster Hans Alders (PvdA), de ondertekening van het “Kyoto-protocol” in april 1998 onder voorzitterschap van milieuminister Jan Pronk (PvdA) en de ondertekening in Zuid-Afrika tijdens de duurzaamheidsconferentie Johannesburg in september 2002 onder voorzitterschap van milieustaatssecretaris Pieter van Geel (CDA) onder de dekmantel van “Duurzaamheid” de gehele wereldbevolking aan het vergiftigen met onder meer miljarden kilogrammen levensgevaarlijke volledig in water oplosbare stoffen als valselijk geëtiketteerd arseenzuur, chroomtrioxide (chroom VI). De kankerexplosie als gevolg daarvan zal de komende tien jaar wereldwijd meer dan een miljard mensen treffen. De veroorzaker daarvan is niet koningin Beatrix die hieraan persoonlijk miljarden euro`s heeft verdiend maar is de “Houben-clan” onder voorzitterschap van huidig kamerheer Frank Houben, zoals voormalig premier prof. dr. J.E. de Quay dat noemde. Dit samen met de familie Donner, te weten: Jan Donner, Andre Donner en Piet Hein Donner. Daarom moest Piet Hein Donner (CDA) kost wat kost Vice-President bij de Nederlandse Raad van State worden en was ik daarvoor niet geschikt. (Bron: Het Echte Nieuws, lees: http://www.hetechtenieuws.org/2011-11-17.php ).
Onder de dekmantel van “wij hebben u rijk gemaakt en wereldwijd veel macht bezorgd” wordt koningin Beatrix die op 10 maart 1966 in het huwelijk is getreden met prins Claus (op mijn verjaardag) al maar liefst 30 jaar lang hierover het zwijgen opgelegd door kamerheer Frank Houben en de familie Donner en daarmee gegijzeld. Ik heb het met haar te doen om 30 jaar zo te hebben moeten leven. Onze koningin verdient veel beter.(Bron: Sociale Databank Nederland, lees: http://www.sdnl.nl/column30.htm)
Om de hierboven beschreven “Duurzaamheid” (hetgeen feitelijk de vergiftiging van de gehele wereldbevolking inhoudt) kracht bij te zetten, heeft Frank Houben (CDA) stichting Telos in het leven geroepen die in 2003 aan hemzelf de eerste “Frank Houben duurzaamheidsprijs” heeft uitgereikt, die vervolgens om de twee jaar aan personen wordt uitgereikt die veel voor het milieu en de natuur hebben gedaan. In 2005 is de Frank Houben duurzaamheidsprijs uitgereikt aan Ger van den Oetenlaar (wethouder in Boxtel), in 2007 aan Rob de Vrind en in 2009 aan Ron Lodewijk (journalist Brabants Dagblad). Op deze wijze haalt hij kritische mensen van weleer in zijn kamp om onder de dekmantel van “duurzaamheid” letterlijk alles te vergiftigen tot onze kinderen aan toe met de meest kwalijke kankerverwekkende stoffen als arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI).
Nederland kent twee Civiele Orden, die in het leven zijn geroepen om verdienstelijke personen te decoreren. Het zijn de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau. Beide Orden hebben een eigen geschiedenis en karakter. Het Kapittel voor de Civiele Orden heeft als taak de decoratievoorstellen landelijk te toetsen aan het Ordereglement en vervolgens de ‘minister die het aangaat’ over de voorstellen te adviseren. Ook adviseert het Kapittel over de toekenning van de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon. Sinds 1 november 2005 is mr. F.J.M. Houben hiervan voorzitter en mr. J.C. van Ingen secretaris. Dit betekent dat Frank Houben vanaf 1 november 2005 daarmee de hoogste zeggenschap heeft gekregen welke personen op Koninginnedag een Koninklijke onderscheiding krijgen. Het moge u duidelijk zijn dat dit nagenoeg allemaal mensen zullen zijn die voldoen aan zijn hierboven beschreven “duurzaamheidseisen” en dat de gevolgen daarvan desastreus zullen zijn voor de gehele wereldbevolking.
Om Koningin Beatrix in een dergelijke “gijzeling” te houden heeft Koningin Beatrix, mede op advies van de Frank Houben, bij besluit zelfs de beslissing genomen dat houtimpregneerbedrijf Van Swaay Schijndel B.V. te Schijndel vanaf 1993 het predicaat Hofleverancier mag dragen en dat Frank Houben, als commissaris van de koningin in Noord Brabant, deze beslissing met een daarbij behorende oorkonde moet overbrengen aan directeur Jan van Swaay tijdens een speciaal hiervoor georganiseerde feestelijke bijeenkomst. (Bron: Het Echte Nieuws, lees: http://www.hetechtenieuws.org/2007-11-15.php). Dit verklaart dat minister J.P.H. Donner (CDA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (nota bene voorheen zelf staatsraad) geen uitvoering geeft aan de tegen hem door mij gewonnen uitspraak van 20 mei 2009 in zaaknummer: 200807464/1 bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitgesproken door mr. J.E.M. Polak (voorzitter), en mr. W. Konijnenbelt en mr. W.D.M. van Diepenbeek (leden) in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat (ambtenaar van Staat). (Bron: Het Echte Nieuws, lees: http://www.hetechtenieuws.org/2011-11-10.php ).
Onder Voorzitterschap van mr. J.E.M. Polak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 mei 2009 inzake de kankerverwekkende stoffen bevattende geïmpregneerde palen op het schoolplein EBS-Online te Eindhoven, die afkomstig zijn van Hofleverancier Van Swaay Schijndel B.V. en waaraan de kinderen van de familie Heijmen jarenlang verplicht zijn blootgesteld, onherroepelijk uitspraak gedaan. Op grond van deze onherroepelijke uitspraak moest verantwoordelijk minister J.H.P. Donner (CDA) een nieuw besluit nemen waarin de inhoud van mijn aanvullende Risico- Inventarisatie en –Evaluatie rapport d.d. 8 februari 2007 (mede vanwege mijn Europees erkende Arbodeskundigheid) moest worden meegenomen. Ondanks deze bij onherroepelijke uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State opgelegde wettelijke verplichting heeft verantwoordelijk minister J.P.H. Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met zijn voor mij tot 19 mei 2010 achtergehouden besluit d.d. 26 oktober 2009 (ref: WBJA/JA-SVA/2007/21266/BOB3) daaraan geen uitvoering gegeven. Om dit alles af te dekken heeft hij zichzelf met de hulp van minister Ivo Opstelten (VVD) van Veiligheid en Justitie benoemd tot Vice-President van de Nederlandse Raad van State. Voormalig burgemeester Piet Schriek (CDA) en huidig burgemeester Peter Maas (CDA) van Sint-Oedenrode zijn partijgenoten van Frank Houben (CDA) en Piet Hein Donner (CDA). Daarnaast is huidig burgemeester Peter Maas (CDA) van Sint-Oedenrode een persoonlijke vriend van voormalig minister-president Jan Peter Balkenende (CDA). (Bron: Het Echte Nieuws, lees:http://www.hetechtenieuws.org/2009-11-07.php ).
Om deze mens- en milieu-vergiftigende politieke “Corporate Crime” redenen heeft A.M.L. van Rooij (door toedoen van de Nazi-gemeente Sint-Oedenrode) op 21 april 2010 naar België moeten vluchten om niet te worden vermoord in navolging van Pim Fortuyn.
Op 6 mei 2010 (de dag van de moord op Pim Fortuyn) heeft A.M.L. van Rooij bij aangetekende brief in België politiek asiel aangevraagd bij Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid Joëlle Milquet.
Ondergetekende Verbeek Erik en zijn familie zijn maar liefst 20 jaar lang het slachtoffer van Nazi-Staat Nederland die België met het ondertekenen van het op 3 februari 1958 gesloten Benelux-Verdrag er mee heeft ingetrokken. Hiertegen loopt heden een strafrechtelijk onderzoek onder referte FD30.99.15-12 LP-mv bij federaal magistraat Lieve Pellens, Parket Brussel, welke is overgemaakt aan procureur des konings Marc Rubens te Hasselt en daar in behandeling is genomen onder nr: HA45. F1.7961-12. Ook is onder notitienummer: HA60.LI.19356/09 hierover een rechtszaak in behandeling genomen bij de correctionele rechtbank Eerste Aanleg te Hasselt, waarvan de procureur generaal bij het parket van het Hof van Beroep in Antwerpen als partij in kennis is gesteld.
Tja, mij is eens een verhaal ten hore gekomen en dat was eh ja logische!
Ik heb dit verhaal nooit kunnen verifiëren! Het volgende hoorde ik in anno 1960!
Nadat willemientje gevlucht cq uitgeweken was naar engeland en het zo rond 1943
duidelijk werd dat duitsland het niet zou redden werd het DE HAM vraag!
Kan Wilhelmientje überhaupt terug komen in Nederland? Het verzet was immers voor ruim
80% communistische! Het volgende plan werd gesmeed, Wij, (de engelsen) gaan een para dropping doen, zouden jullie (het verzet) de duitsers in de buurt van de dropping willen opruimen? Dit om de verliezen te beperken. Ja dat wilde het verzet wel! Maar wij, (het verzet) heeft daar niet voldoende wapens voor! Ah, daar is aan gedacht en we hebben besloten een een grote wapen dropping te doen! Het verzet ging akkoord, niet wetende dat de duitsers bij dit feest ook uitgenodigd waren! Tja en daarna was het verzet te verwaarlozen.
Zal dit verhaal ook inderdaad gebeurd zijn?
.
Beste redactie, via een wayback kwam ik op volgende verhaal terecht. Is dit te verifiëren of een zoveelste kromtrekken van de waarheid?
Hier het verhaal in het Engels…
Adolf Hitler: An Overlooked Candidate for the Nobel Prize By Alex S. Perry Jr.
If anyone deserved the Nobel Peace Prize, it was Adolf Hitler. Hitler did not want war. World War II was forced on Germany. Poland was encouraged to attack Germany by the promises of British Ambassador Sir Howard William Kennard and French Ambassador Leon Noel. They promised unconditionally that England and France would come to Poland’s immediate aid should she need it in case of war with Germany; therefore, no matter what Poland did to provoke Germany’s attack, Poland had an assurance from England and France. With this guarantee, Poland began acting ruthlessly. In addition, Kennard and Noel flattered Poland into thinking she was a great power. As the Chinese proverb says, “You can flatter a man to jump off the roof.” They sabotaged the efforts of those Polish leaders who wanted a policy of friendship with Germany.1
Poland delivered the first blow, and Hitler announced, “Since dawn today, we are shooting back,” when he spoke to the Reichstag on September 1, 1939. “Shooting back” is not the statement of an aggressor.2 When Hitler attacked, Donald Day said, Poland got exactly what she deserved. None of Poland’s immediate neighbors felt sorry for her. Poland had conducted a policy of terror. Ethnic Germans living on German soil that had been given to Poland at the end of World War I by the Versailles Peace Treaty had been so mistreated that 2 million left the area for Germany and elsewhere.3 They were driven from what had been their homeland long beforeWorld War I. Leon Degrelle, a young Belgian political leader in the 1930s, and who later joined Hitler’s hardest fighting unit, the Waffen SS, with over 400,000 other non-German European volunteers, says, “Of all the crimes of World War II, one never hears about the wholesale massacres that occurred in Poland just before the war. Thousands of German men, women and children were massacred in the most horrendous fashion by press-enraged mobs. Hitler decided to halt the slaughter and he rushed to the rescue.”4 Young German boys, when captured by the Poles, were castrated.5
William Joyce, nicknamed Lord Haw Haw by British propaganda, became a German citizen and took up for the German cause. He described the conditions of the Germans who were living in Poland because of the Versailles Treaty:
German men and women were hunted like wild beasts through the streets of Bromberg. When they were caught, they were mutilated and torn to pieces by the Polish mob. . . . Every day the butchery increased. . . . [T]housands of Germans fled from their homes in Poland with nothing more than the clothes that they wore. Moreover, there was no doubt that the Polish army was making plans for the massacre of Danzig. . . . On the nights of August 25 to August 31 inclusive, there occurred, besides innumerable attacks on civilians of German blood, 44 perfectly authenticated acts of armed violence against German official persons and property. These incidents took place either on the border or inside German territory. On the night of [August 31], a band of Polish desperadoes actually occupied the German Broad casting Station at Gleiwitz. Now it was clear that unless German troops marched at once, not a man, woman or child of German blood within the Polish territory could reasonably expect to avoid persecution and slaughter.6
Due to Poland’s atrocious acts against the German people, Hitler declared to British Ambassador Sir Nevile Henderson on August 25, 1939: “Poland’s provocations have become intolerable.”7 So Poland delivered the first blow, not Germany. The first blow was important to the United States in its war with Japan. It gave the United States the right and justification to do whatever was necessary to defeat the Japanese. But Germany did not have this right with Poland even after Poland had delivered the first blow.
What fair-minded man, if he knew the true facts involved in the Polish situation, could blame Hitler for his retaliatory attack on Poland? Poland, if any nation ever did, deserved exactly what Germany gave her in return. But Hitler did not even want to do what he had to do. No sooner than Hitler began protecting the German people inside Poland, he was ready to stop all hostilities and begin peace negotiations. Prince Sturdza narrates:
Only hours after the outbreak of hostilities between Germany and Poland, Mussolini, renewing his efforts for peace, proposed to all the interested powers an immediate suspension of hostilities and the immediate convocation of a conference between the great powers, in which Poland would also participate. Mussolini’s proposals were, without any delay, accepted by all governments concerned except Great Britain.8
Before war broke out Britain’s ambassador to Berlin, Sir Nevil Henderson, on August 30, 1939, said, in his final report of Germany’s proposed basis for negotiations, “Those proposals are in general not too unreasonable.”
Even Pierre and Renee Gosset, in their rabid anti-German book Hitler, declare: “It was a proposal of extreme moderation. It was in fact an offer that no Allied statesman could have rejected in good faith.”9
As early as January 1941, Hitler was making extraordinary efforts to come to peace terms with England. He offered England generous terms. He offered, if Britain would assume an attitude of neutrality, to withdraw from all of France, to leave Holland and Belgium . . . to evacuate Norway and Den mark, and to support British and French industries by buying their products. His proposal had many other favorable points for England and Western Europe. But England’s officials did not want peace. They wanted war. Had they not celebrated their declaration of war by laughing, joking and drinking beer?10
Hitler allowed the British to escape at Dunkirk. He did not want to fight England. German Gen. Blumentritt states why Hitler allowed the British to escape:
He [Hitler] then astonished us by speaking with admiration of the British Empire, of the necessity for its existence, and the civilization that Britain had brought into the world. He remarked with a shrug of the shoulders, that the creation of the Empire had been achieved by means that were often harsh, but “where there is planning there are shavings flying.” He compared the British Empire with the Catholic Church—saying they were both essential elements of stability in the world. He said that all he wanted from Britain was that she should acknowledge Germany’s position on the continent. The return of Germany’s lost colonies would be desirable but not essential, and he would even offer to support Britain with troops if she should be involved in any difficulties anywhere.11
Blumentritt’s statement is not the only notice about Hitler’s hope of peace and friendship with England. The renowned Swedish Explorer Sven Hedin observed Hitler’s confusion about Britain’s refusal to accept his peace offers: Hitler “felt he had repeatedly extended the hand of peace and friendship to the British, and each time they had blacked his eye in reply.” Hitler said, “The survival of the British Empire is in Germany’s interests too because if Britain loses India, we gain nothing thereby.”12 Harry Elmer Barnes says that Hitler lost the war because he was too good.
While the theory of Hitler’s diabolism is generally accepted, there are very well informed persons who
contend that he brought himself and Germany to ruin by being too soft, generous and honorable rather than too tough and ruthless. They point to the following considerations: he made a genuine and liberal peace offer to Britain on August 25, 1939; he permitted the British to escape at Dunkirk to encourage Britain to make peace, which later on cost him the war in North Africa; he failed to occupy all of France, take North Africa at once, and split the British Empire, he lost the Battle of Britain by failing to approve the savagery of military barbarism which played so large a role in the Allied victory; he delayed his attack on Russia and offered Molotov lavish concessions in November 1940 to keep peace between Germany and Russia; he lost the war with Russia by delaying the invasion in order to bail Mussolini out of his idiotic attack on Greece; and he declared war on the United States to keep his pledged word with Japan which had long before made it clear that it deserved no such consideration and loyalty from Hitler.13
David Irving’s descriptive account of Hitler’s love for Great Britain confirms what others had to say of Hitler’s desire to do no harm to England:
For 20 years Hitler had dreamed of an alliance with Britain. Until far into the war he clung to the dream with all the vain, slightly ridiculous tenacity of a lover unwilling to admit that his feelings are unrequited. As Hitler told Maj. Quisling on August 18, 1940:
“After making one proposal after another to the British on the reorganization of Europe, I now find myself forced against my will to fight this war against Britain. . . .”
This was the dilemma confronting Hitler that summer. He hesitated to crush the British. Accordingly, he could not put his heart into the invasion planning. More fatefully, Hitler stayed the hand of the Luftwaffe and forbade any attack on London under pain of court-martial; the all-out saturation bombing of London, which his strategic advisers Raeder, Jodl, and Jeschonnek all urged upon him, was vetoed for one implausible reason after another. Though his staffs were instructed to examine every peripheral British position—Gibraltar, Egypt, the Suez Canal—for its vulnerability to attack, the heart of the British Empire was allowed to beat on, unmolested until it was too late. In these months an adjutant overheard Hitler heatedly shouting into a Chancellery telephone, “We have no business to be destroying Britain. We are quite incapable of taking up her legacy,” meaning the empire; and he spoke of the “devastating consequences” of the collapse of that empire.14 Hitler told Undersecretary of State Sumner Welles, March 2, 1940, (1) that he had long been in favor of disarmament, but had received no encouragement from England and France; (2) he was in favor of international free trade; (3) Germany had no aim other than the return of the “German people to the territorial position that historically was rightly theirs”; (4) he had no desire to control non-German people and he had no intention to interfere with their independence; and (5) he wanted the return of the colonies that were stolen from Germany at Versailles.15
Churchill wanted war. Churchill was a war criminal. Churchill did not want peace. He wanted the war to continue as long as possible. In a January 1, 1944, letter to Stalin, Churchill said: “We never thought of peace, not even in that year when we were completely isolated and could have made peace without serious detriment to the British Empire, and extensively at your cost. Why should we think of it now, when victory approaches for the three of us?”16 This is a confession even by Churchill that Hitler never did want war with England.
Churchill in his July 1943 Guildhall speech stated quite plainly, “We entered the war of our free will, without ourselves being directly assaulted.”17
When Churchill was leaving London to meet Roosevelt for a conference in Quebec late in the summer of 1943, a reporter asked if they were planning to offer peace terms to Germany. Churchill replied:
“Heavens, no. They would accept immediately.”18 So the war went on from August 1943 until May 1945—for 22 more months just because peace terms were not offered. Churchill wanted England to be in war with Germany as early as 1936.19
Roosevelt was a war criminal. He wanted war and he wanted World War II to last as long as possible. Hitler and the German people did not want war, but Roosevelt wanted war. He worked for getting World War II started. He wanted war for political reasons. Jesse Jones, a member of Roosevelt’s cabinet for five years, states, “Regardless of his oft-repeated statement, ‘I hate war,’ he was eager to get into the fighting since that would ensure a third term.”20
While the president repeated he did not want war and had no intent to send an expeditionary force to Europe, the militant secretaries of the Navy and of the War Department, Knox and Stimson, denounced the neutrality legislation in speeches and public declarations and advocated an American intervention in the Atlantic Battle. As members of the cabinet they could not do it without the president’s consent.21
When the press quoted Frank Knox as saying: “The only hope for peace for the United States would be the battering of Germany,” FDR did not rebuke him.22
Dr. Milton Eisenhower, Gen. Eisenhower’s brother, said, “President Roosevelt found it necessary to get the country into World War II to save his social policies.”23
Clare Booth-Luce shocked many people by saying at the Republican Party Convention in 1944 that Roosevelt “has lied us [the U.S.A.] into the war.” However, after this statement proved to be correct, the Roosevelt followers ceased to deny it, but praised it by claiming he was “forced to lie” to save his country and then England and “the world.”24 Rep. Hamilton Fish made the first speech in Congress on December 8, 1941, asking for a declaration of war against Japan. In his book, FDR: The Other Side of the Coin, Fish says he is ashamed of that speech today and if he had known what Roosevelt had been doing to provoke Japan to attack, he would never have asked for a declaration of war.25 Fish said Roosevelt was the main firebrand to light the fuse of war both in Europe and the Pacific.26
Roosevelt’s real policy was revealed when the Germans were able to search through Polish documents and found in the archives in Warsaw “the dispatches of the Polish ambassadors in Washington and Paris which laid bare Roosevelt’s efforts to goad France and Britain into war. In November 1938, William C. Bullitt, his personal friend and ambassador in Paris, had indicated to the Poles that the president’s desire was for “Germany and Russia [to] come to blows, whereupon the democratic nations would attack Germany and force her into submission”; in the spring of 1939, Bullitt quoted Roosevelt as being determined “not to participate in the war from the start, but to be in at the finish.”27
Oliver Lyttelton, wartime British production manager, was undeniably correct when he declared, “America was never truly neutral. There is no doubt where her sympathies were, and it is a travesty on history ever to say that the United States was forced into the war. America provoked the Japanese to such an extent that they were forced to attack.”28
The Japanese were begging for peace before the atom bombs were dropped, and MacArthur recommended negotiation on the basis of the Japanese overtures. But Roosevelt brushed off this suggestion with the remark: “MacArthur is our greatest general and our poorest politician.”29 These statements tell the whole history of World War II from the beginning to the end, The war was started to keep Roosevelt in office and it was allowed to go on much longer than necessary—it could have been over any day from 1943 on. At the same time American boys were battling to end World War II, leading American politicians were doing all they could for political reasons to continue the conflict.
Hitler had only one goal with regard to his relations with other nations. That goal was peace. On May 17, 1933, Hitler addressed the Reichstag about his intentions: Germany will be perfectly ready to disband her entire military establishment and destroy the small amount of arms remaining to her, if the neighboring countries will do the same thing with equal thoroughness. Germany is entirely ready to renounce aggressive weapons of every sort if the armed nations, on their part, will destroy their aggressive weapons within a specified period, and if their use is forbidden by an international convention. Germany is at all times prepared to renounce offensive weapons if the rest of the world does the same. Germany is prepared to agree to any solemn pact of non-aggression because she does not think of attacking anybody but only of acquiring security.30 None of the “peace loving democracies” paid any attention to Hitler’s offer. The only reason why King Edward was not allowed to remain on the British throne was because he let it be known that as long as he was the king, England would not go to war with Germany. Hitler expressed himself about the results Germany would gain from war: “A European war could be the end of all our efforts even if we should win, because the disappearance of the British Empire would be a misfortune which could not be made up again” (Michael McLaughlin, For Those Who Cannot Speak, page 10).
Based on the above, Hitler should be awarded the Nobel Peace Prize posthumously to set things straight. He was not the cause of World War II and he did not want any war. He was a man of peace and he worked for peace in every way he could. ENDNOTES: 1 Day, Donald, Onward Christian Soldiers, 68-9. Donald Day was The Chicago Tribune’s only correspondent in northeastern Europe before and during World War II. 2 McLaughlin, Michael, For Those Who Cannot Speak, 9. 3 Onward Christian Soldiers, 55. 4 The Journal of Historical Review, winter 1982, 454-5. 5 Fish, Hamilton, FDR: The Other Side of the Coin, 86. 6 Twilight Over England, 125-6. 7 The Suicide of Europe (memoirs of Prince Michel Sturdza, former foreign minister of Romania), 1. 8 Ibid., 145. 9 Ibid., 11. 10 McLaughlin, op cit., 10. 11 Barnes, Harry Elmer, Perpetual War for Perpetual Peace, 162. The last sentence in the paragraph just quoted should put an end to any claim that Hitler wanted to capture the world. 12 Irving, David, Hitler’s War, paperback edition, Avon History, 236. 13 The Barnes Trilogy, section “Revisionism and Brainwashing,” 33. 14 Irving, op. cit., 236. 15 Tansill, Charles Callan, Back Door to War, 577.
16 Walendy, Udo, The Methods of Reeducation, 3. 17 Martin, James J., The Saga of Hog Island, 42. 18 Martin, James J., Revisionist Viewpoints, 75. 19 Neilson, Francis, The Churchill Legend, 350. 20 Jones, Jesse H., with Edward Angly, Fifty Billion Dollars: My Thirteen Years with the RFC: 1932-1945, New York: the Macmillan Company, 1951, 260. 21 Fehrenbach, T.F., F.D.R.’s Undeclared War 1939 to 1941, pages135, 189. 22 Walendy, Udo, The Methods of Reeducation, 3. 23 Grieb, Conrad, American Manifest Destiny and the Holocaust, 124-5. 24 Walendy, op. cit., 3 25 Ibid., 144. 26 Ibid., 149. 27 Irving, op. cit., 235. 28 The Saga of Hog Island, op. cit., 63. 29 Chamberlin, William Henry, America’s Second Crusade, 219. 30 Neilson, Francis, The Churchill Legend, 278.
http://www.barnesreview.org/index.php? main_page=document_product_info&cPath=89_111&products_id=502
Hier ook een vertaalde poging in het Nederlands
Als iemand de Nobelprijs voor de Vrede verdiende, was het Adolf Hitler.
Hitler wilde geen oorlog. De Tweede Wereldoorlog werd Duitsland opgedrongen. Polen werd aangemoedigd om Duitsland aan te vallen door de beloften van de Britse ambassadeur Sir Howard William Kennard en de Franse ambassadeur Leon Noel. Zij beloofden onvoorwaardelijk dat Engeland en Frankrijk Polen onmiddellijk te hulp zouden komen als ze het nodig zouden hebben in geval van oorlog met Duitsland; daarom had Polen, wat Polen ook deed om de aanval van Duitsland uit te lokken, een garantie van Engeland en Frankrijk. Met deze garantie begon Polen meedogenloos te handelen. Kennard en Noel hebben Polen bovendien gevleid tot de gedachte dat ze een grote macht was. Zoals het Chinese spreekwoord zegt: “Je kunt een man vleien om van het dak af te springen.” Ze saboteerden de inspanningen van de Poolse leiders die een beleid van vriendschap met Duitsland wilden voeren. (1 Day, Donald, Onward Christian Soldiers, 68-9. Donald Day was The Chicago Tribune’s only correspondent in northeastern Europe before and during World War II).
Polen leverde de eerste slag, en Hitler kondigde aan: “Sinds dageraad vandaag, schieten we terug,” toen hij op 1 september 1939 met de Reichstag sprak. “Terug schieten” is niet de verklaring van een agressor. (2 McLaughlin, Michael, For Those Who Cannot Speak, 9)
Toen Hitler aanviel, zei Donald Day, kreeg Polen precies wat ze verdiende. Geen van de directe buren van Polen had medelijden met haar. Polen had een terreurbeleid gevoerd. Etnische Duitsers die op Duitse bodem woonden en die aan het eind van de Eerste Wereldoorlog door het Vredesverdrag van Versailles aan Polen waren gegeven, waren zo mishandeld dat 2 miljoen mensen het gebied verlieten voor Duitsland en elders. (3 Onward Christian Soldiers, 55.)
Leon Degrelle, een jonge Belgische politieke leider in de jaren dertig van de vorige eeuw, die zich later bij Hitlers hardste gevechtseenheid, de Waffen SS, aansloot met meer dan 400.000 andere niet-Duitse Europese vrijwilligers, zegt: “Van alle misdaden van de Tweede Wereldoorlog hoort men nooit iets over de massamoorden die vlak voor de oorlog in Polen plaatsvonden. Duizenden Duitse mannen, vrouwen en kinderen werden op de meest afschuwelijke manier afgeslacht door de pers opgefokte menigten. Hitler besloot de slachting te stoppen en snelde te hulp”.(4 The Journal of Historical Review, winter 1982, 454-5)..
Jonge Duitse jongens werden, toen ze door de Polen gevangen werden genomen, gecastreerd. (5 Fish, Hamilton, FDR: The Other Side of the Coin, 86)
William Joyce, die door de Britse propaganda de bijnaam Lord Haw Haw kreeg, werd Duitser en nam het op voor de Duitse zaak. Hij beschreef de omstandigheden van de Duitsers die in Polen woonden vanwege het Verdrag van Versailles:
Duitse mannen en vrouwen werden als wilde beesten door de straten van Bromberg gejaagd. Toen ze gevangen werden, werden ze verminkt en aan stukken gescheurd door de Poolse maffia. . . . Elke dag nam de slachtpartij toe. . . . … en de Duitsers vluchtten uit hun huizen in Polen met niets meer dan de kleren die ze droegen. Bovendien was er geen twijfel over mogelijk dat het Poolse leger plannen maakte voor de afslachting van Danzig. . . . In de nachten van 25 tot en met 31 augustus vonden er, naast talloze aanvallen op burgers van Duits bloed, 44 perfect gelegaliseerde daden van gewapend geweld tegen Duitse officiële personen en eigendommen plaats. Deze incidenten vonden plaats aan de grens of op Duits grondgebied. In de nacht van [31 augustus] bezette een bende Poolse woestelingen daadwerkelijk het Duitse omroepstation in Gleiwitz. Nu was het duidelijk dat tenzij Duitse troepen onmiddellijk optrokken, geen man, vrouw of kind van Duits bloed binnen het Poolse grondgebied redelijkerwijs kon verwachten dat zij vervolging en slachting konden voorkomen (.6 Twilight Over England, 125-6)..
Vanwege de gruwelijke daden van Polen tegen het Duitse volk verklaarde Hitler op 25 augustus 1939 aan de Britse ambassadeur Sir Nevile Henderson: “Polen’s provocaties zijn ondraaglijk geworden. ” (7 The Suicide of Europe (memoirs of Prince Michel Sturdza, former foreign minister of Romania), 1).
Dus Polen heeft de eerste klap uitgedeeld, niet Duitsland. De eerste klap was belangrijk voor de Verenigde Staten in de oorlog met Japan. Het gaf de Verenigde Staten het recht en de rechtvaardiging om alles te doen wat nodig was om de Japanners te verslaan. Maar Duitsland had dit recht niet met Polen, zelfs niet nadat Polen de eerste klap had uitgedeeld.
Welke eerlijke man zou, als hij de ware feiten in de Poolse situatie kende, Hitler de schuld kunnen geven van zijn vergeldingsaanval op Polen? Polen verdiende, als er al een natie was, precies wat Duitsland haar in ruil daarvoor gaf. Maar Hitler wilde niet eens doen wat hij moest doen. Niet eerder dan dat Hitler begon met het beschermen van het Duitse volk in Polen, was hij bereid om alle vijandelijkheden te stoppen en vredesonderhandelingen te beginnen. Prins Sturdza vertelt:
Slechts enkele uren na het uitbreken van de vijandelijkheden tussen Duitsland en Polen stelde Mussolini, die zijn inspanningen voor de vrede hernieuwde, aan alle geïnteresseerde mogendheden voor om de vijandelijkheden onmiddellijk op te schorten en onmiddellijk een conferentie tussen de grote mogendheden bijeen te roepen, waaraan ook Polen zou deelnemen. De voorstellen van Mussolini werden zonder enige vertraging door alle betrokken regeringen aanvaard, behalve door Groot-Brittannië.( 8 Ibid., 145).
Voordat de oorlog uitbrak zei de Britse ambassadeur in Berlijn, Sir Nevil Henderson, op 30 augustus 1939, in zijn eindrapport over de voorgestelde onderhandelingsbasis van Duitsland: ” Deze voorstellen zijn over het algemeen niet al te onredelijk”.
Zelfs Pierre en Renee Gosset, in hun fanatieke anti-Duitse boek Hitler, verklaren: “Het was een voorstel van extreme gematigdheid. Het was in feite een aanbod dat geen enkele geallieerde staatsman te goeder trouw had kunnen verwerpen ” (9 Ibid., 11).
Al in januari 1941 deed Hitler buitengewone inspanningen om tot een vredesakkoord met Engeland te komen. Hij bood Engeland royale voorwaarden. Hij bood aan, als Engeland een neutrale houding zou aannemen, zich terug te trekken uit heel Frankrijk, Nederland en België te verlaten . . . om Noorwegen en Denemarken te evacueren en de Britse en Franse industrie te steunen door hun producten te kopen. Zijn voorstel had nog vele andere gunstige punten voor Engeland en West-Europa. Maar de Engelse ambtenaren wilden geen vrede. Ze wilden oorlog. Hadden ze hun oorlogsverklaring niet gevierd door te lachen, grapjes te maken en bier te drinken? (10 McLaughlin, op cit., 10)
Hitler liet de Britten ontsnappen bij Duinkerken. Hij wilde niet tegen Engeland vechten. De Duitse Gen. Blumentritt zegt waarom Hitler de Britten liet ontsnappen:
Hij [Hitler] verbaasde ons vervolgens door met bewondering te spreken over het Britse Rijk, over de noodzaak van het bestaan ervan, en over de beschaving die Groot-Brittannië in de wereld had gebracht. Hij merkte met een schouderbeweging op, dat de oprichting van het Rijk was bereikt met middelen die vaak hardvochtig waren, maar “waar plannen zijn, vliegen spaanders”. Hij vergeleek het Britse Rijk met de katholieke kerk en zei dat ze beide essentiële elementen van stabiliteit in de wereld waren. Hij zei dat het enige wat hij wilde van Groot-Brittannië was dat zij de positie van Duitsland op het continent zou erkennen. De terugkeer van de verloren koloniën van Duitsland zou wenselijk zijn, maar niet essentieel, en hij zou zelfs aanbieden Groot-Brittannië met troepen te ondersteunen als ze ergens in moeilijkheden zou raken. (11 Barnes, Harry Elmer, Perpetual War for Perpetual Peace, 162. The last sentence in the paragraph just quoted should put an end to any claim that Hitler wanted to capture the world).
Blumentritt’s verklaring is niet het enige bericht over Hitlers hoop op vrede en vriendschap met Engeland. De bekende Zweedse ontdekkingsreiziger Sven Hedin merkte de verwarring van Hitler op over de weigering van Groot-Brittannië om zijn vredesaanbiedingen te aanvaarden: Hitler “voelde dat hij herhaaldelijk de hand van vrede en vriendschap had uitgestoken naar de Britten, en elke keer hadden ze hem een rad voor ogen gehouden als antwoord..” Hitler zei: “Het voortbestaan van het Britse Rijk is ook in het belang van Duitsland, want als Groot-Brittannië India verliest, winnen we er niets mee. ” (12 Irving, David, Hitler’s War, paperback edition, Avon History, 236.).
Harry Elmer Barnes zegt dat Hitler de oorlog verloor omdat hij te goed was.
Hoewel de theorie van Hitler’s diabolisme algemeen geaccepteerd wordt, zijn er zeer goed geïnformeerde personen die
beweren dat hij zichzelf en Duitsland te gronde heeft gericht door te zacht, gul en eervol te zijn in plaats van te hard en meedogenloos. Zij wijzen op de volgende overwegingen: hij deed een echt en liberaal vredesaanbod aan Groot-Brittannië op 25 augustus 1939; hij liet de Britten bij Duinkerken ontsnappen om Groot-Brittannië aan te moedigen vrede te sluiten, wat hem later de oorlog in Noord-Afrika kostte; hij slaagde er niet in heel Frankrijk te bezetten, Noord-Afrika in één keer in te nemen en het Britse Rijk te splitsen, hij verloor de Slag om Groot-Brittannië door niet in te stemmen met de wreedheid van de militaire barbarij die zo’n grote rol speelde in de overwinning van de geallieerden; hij vertraagde zijn aanval op Rusland en bood Molotov in november 1940 overvloedige concessies aan om de vrede tussen Duitsland en Rusland te bewaren; hij verloor de oorlog met Rusland door de invasie uit te stellen om Mussolini uit zijn idiote aanval op Griekenland te redden;
en hij verklaarde de oorlog aan de Verenigde Staten om zich te houden aan zijn belofte aan Japan, dat al lang eerder duidelijk had gemaakt dat het die aandacht en loyaliteit van Hitler niet verdiende. (13 The Barnes Trilogy, section “Revisionism and Brainwashing,” 33)
David Irving’s beschrijvende verslag van Hitler’s liefde voor Groot-Brittannië bevestigt wat anderen te zeggen hadden over Hitler’s verlangen om Engeland geen kwaad te doen:
Hitler had 20 jaar lang gedroomd van een alliantie met Engeland. Tot ver in de oorlog klampte hij zich vast aan de droom met alle ijdele, ietwat belachelijke vasthoudendheid van een minnaar die niet wil toegeven dat zijn gevoelens onbeantwoord blijven. Zoals Hitler aan majoor Quisling vertelde op 18 augustus 1940:
” Nadat ik het ene na het andere voorstel heb gedaan aan de Britten over de reorganisatie van Europa, word ik nu gedwongen tegen mijn wil deze oorlog tegen Brittannië te voeren. . . .”
Dit was het dilemma waar Hitler die zomer voor stond. Hij aarzelde om de Britten te verpletteren. Daarom kon hij zijn hart niet in de invasieplanning steken. Dodelijker nog, Hitler bleef de hand van de Luftwaffe en verbood elke aanval op Londen op straffe van de krijgsraad; het totale verzadigingsbombardement van Londen, waar zijn strategische adviseurs Raeder, Jodl en Jeschonnek allemaal op aandrongen, werd om de ene na de andere onwaarschijnlijke reden met veto’s bestraft. Alhoewel zijn medewerkers de opdracht kregen om elke Britse positie te onderzoeken -ibraltar, Egypte, het Suezkanaal – op zijn kwetsbaarheid om aan te vallen, bleef het hart van het Britse Rijk overeind, tot het te laat was.
In deze maanden hoorde een adjudant Hitler heftig schreeuwen in een telefoon van de Kanselarij: “We hebben geen zaak om Groot-Brittannië te vernietigen. We zijn niet in staat om haar schuld op te nemen”, dat wil zeggen het imperium; en hij sprak over de “verwoestende gevolgen” van de ineenstorting van dat imperium.(14 . Irving, op. cit., 236).
Hitler vertelde Undersecretary of State Sumner Welles, 2 maart 1940,
(1) dat hij al lang voorstander was van ontwapening, maar geen aanmoediging had gekregen van Engeland en Frankrijk;
(2) dat hij voorstander was van internationale vrijhandel;
(3) Duitsland had geen ander doel dan de terugkeer van het “Duitse volk naar de territoriale positie die historisch gezien terecht van hen was”;
(4) hij had geen behoefte om niet-Duitse mensen te controleren en hij was niet van plan zich met hun onafhankelijkheid te bemoeien; en
(5) hij wilde de terugkeer van de koloniën die van Duitsland waren gestolen in Versailles.(15 Tansill, Charles Callan, Back Door to War, 577).
Churchill (Winston Leonard Spencer Churchill)wilde oorlog. Churchill was een oorlogsmisdadiger. Churchill wilde geen vrede. Hij wilde dat de oorlog zo lang mogelijk zou duren. In een brief van 1 januari 1944 aan Stalin, zei Churchill: “We hebben nooit aan vrede gedacht, zelfs niet in dat jaar toen we volledig geïsoleerd waren en vrede hadden kunnen sluiten zonder ernstige schade aan het Britse Rijk, en uitgebreid ten koste van u. Waarom zouden we er nu aan denken, als de overwinning voor ons drieën nadert? ” (16 Walendy, Udo, The Methods of Reeducation, 3. )
Dit is een bekentenis, zelfs door Churchill, dat Hitler nooit een oorlog met Engeland heeft gewild.
Churchill verklaarde in zijn toespraak in de Guildhall van juli 1943 heel duidelijk: ‘We zijn de oorlog uit vrije wil binnengegaan, zonder dat we rechtstreeks werden aangevallen. ( 17 Martin, James J., The Saga of Hog Island, 42)
Toen Churchill Londen verliet om Roosevelt te ontmoeten voor een conferentie in Quebec laat in de zomer van 1943, vroeg een verslaggever of ze van plan waren om vredesvoorwaarden aan Duitsland aan te bieden. Churchill antwoordde:
“Hemel, nee. Ze zouden het onmiddellijk accepteren ” (18 Martin, James J., Revisionist Viewpoints, 75).
De oorlog duurde dus van augustus 1943 tot mei 1945 nog 22 maanden, alleen maar omdat er geen vredesvoorwaarden werden aangeboden. Churchill wilde Engeland al in 1936 in oorlog brengen met Duitsland. (19 Neilson, Francis, The Churchill Legend, 350).
Roosevelt was een oorlogsmisdadiger. Hij wilde oorlog en hij wilde dat de Tweede Wereldoorlog zo lang mogelijk zou duren. Hitler en het Duitse volk wilden geen oorlog, maar Roosevelt wilde wel oorlog. Het is zijn werk om de Tweede Wereldoorlog op gang te brengen. Hij wilde oorlog om politieke redenen. Jesse Jones, vijf jaar lang lid van het kabinet van Roosevelt, zegt: “Ongeacht zijn vaak herhaalde uitspraak ‘Ik haat oorlog’, wilde hij graag in de strijd komen, omdat dat een derde termijn zou garanderen ” (20 Jones, Jesse H., with Edward Angly, Fifty Billion Dollars: My Thirteen Years with the RFC: 1932-1945, New York: the Macmillan Company, 1951, 260).
Terwijl de president herhaalde dat hij geen oorlog wilde en niet van plan was een expeditiemacht naar Europa te sturen, hekelden de militante secretarissen van de marine en van het oorlogsdepartement, Knox en Stimson, de neutraliteitswetgeving in toespraken en openbare verklaringen en pleitten ze voor een Amerikaanse interventie in de Atlantische Slag. Als leden van het kabinet konden zij dit niet doen zonder toestemming van de president. (21 Fehrenbach, T.F., F.D.R.’s Undeclared War 1939 to 1941, pages135, 189).
Toen de pers Frank Knox citeerde, zei hij: “De enige hoop op vrede voor de Verenigde Staten zou de aanval op Duitsland zijn,” FDR (Franklin D. Roosevelt) hield hem niet tegen. (22 Walendy, Udo, The Methods of Reeducation, 3.)
Dr. Milton Eisenhower, de broer van generaal Eisenhower, zei: “President Roosevelt vond het nodig om het land in de Tweede Wereldoorlog te krijgen om zijn sociale beleid te redden”. (23 Grieb, Conrad, American Manifest Destiny and the Holocaust, 124-5.)
Clare Booth-Luce schokte veel mensen door op de Republikeinse Partijconventie in 1944 te zeggen dat Roosevelt “ons [de V.S.] in de oorlog heeft gelogen”. Nadat deze verklaring juist bleek te zijn, ontkenden de volgelingen van Roosevelt het echter niet meer, maar prezen ze het door te beweren dat hij “gedwongen werd te liegen” om zijn land te redden en vervolgens Engeland en “de wereld”. (24 Walendy, op. cit., 3 ).
Rep. Hamilton Fish hield de eerste toespraak in het Congres op 8 december 1941, waarin hij vroeg om een oorlogsverklaring tegen Japan. In zijn boek, FDR: De andere kant van de Munt, zegt Fish dat hij zich schaamt voor die toespraak van vandaag en als hij had geweten wat Roosevelt had gedaan om Japan aan te vallen, zou hij nooit om een oorlogsverklaring hebben gevraagd.25 Fish zei dat Roosevelt het belangrijkste brandmerk was om de lont van de oorlog aan te steken, zowel in Europa als in de Stille Oceaan. (26 Ibid., 149).
Het echte beleid van Roosevelt werd onthuld toen de Duitsers Poolse documenten konden doorzoeken en in de archieven in Warschau “de zendbrieven van de Poolse ambassadeurs in Washington en Parijs vonden die Roosevelt’s pogingen om Frankrijk en Groot-Brittannië in oorlog te brengen blootlegden”. In november 1938 had William C. Bullitt, zijn persoonlijke vriend en ambassadeur in Parijs, de Polen te kennen gegeven dat de president “Duitsland en Rusland [wilde] omverwerpen, waarna de democratische naties Duitsland zouden aanvallen en haar tot onderwerping zouden dwingen”; in het voorjaar van 1939 citeerde Bullitt Roosevelt als zijnde vastbesloten “om niet vanaf het begin aan de oorlog deel te nemen, maar om aan de finish mee te doen ” (27 Irving, op. cit., 235).
.
Oliver Lyttelton, de Britse productiemanager in oorlogstijd, had ontegenzeggelijk gelijk toen hij verklaarde: “Amerika was nooit echt neutraal. Er bestaat geen twijfel over waar haar symphatieën waren, en het is een schijnvertoning van de geschiedenis om ooit te zeggen dat de Verenigde Staten gedwongen werden de oorlog in te gaan. Amerika provoceerde de Japanners zozeer dat ze gedwongen werden aan te vallen. ” (28 The Saga of Hog Island, op. cit., 63).
De Japanners smeekten om vrede voordat de atoombommen werden gedropt, en MacArthur adviseerde om te onderhandelen op basis van de Japanse voorstellen. Maar Roosevelt heeft deze aanbeveling met de opmerking afgezwakt: “MacArthur is onze grootste generaal en onze armste politicus. ( 29 Chamberlin, William Henry, America’s Second Crusade, 219).
Deze uitspraken vertellen de hele geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog van het begin tot het einde. De oorlog was begonnen om Roosevelt in functie te houden en het mocht veel langer duren dan nodig was. Op hetzelfde moment waren Amerikaanse jongens aan het vechten om de Tweede Wereldoorlog te beëindigen, terwijl vooraanstaande Amerikaanse politici er om politieke redenen alles aan deden om het conflict voort te zetten.
Hitler had slechts één doel met betrekking tot zijn betrekkingen met andere landen. Dat doel was vrede. Op 17 mei 1933 sprak Hitler de Rijksdag toe over zijn bedoelingen: Duitsland zal perfect klaar zijn om haar hele militaire vestiging te ontbinden en de kleine hoeveelheid wapens die haar nog rest te vernietigen, als de naburige landen hetzelfde doen met dezelfde grondigheid. Duitsland is volledig bereid afstand te doen van alle soorten oorlogswapens als de gewapende landen van hun kant hun aanvalswapens binnen een bepaalde termijn vernietigen en als het gebruik ervan op grond van een internationaal verdrag verboden is. Duitsland is te allen tijde bereid afstand te doen van aanvalswapens als de rest van de wereld dat ook doet. Duitsland is bereid in te stemmen met een plechtig pact van niet-aanvalsvermogen, omdat ze er niet aan denkt om iemand aan te vallen, maar alleen om veiligheid te verwerven. (30 Neilson, Francis, The Churchill Legend, 278).
Geen van de “vredelievende democratieën” heeft aandacht besteed aan het aanbod van Hitler. De enige reden waarom koning Edward niet op de Britse troon mocht blijven, was omdat hij liet weten dat zolang hij koning was, Engeland geen oorlog met Duitsland zou voeren. Hitler drukte zich uit over de resultaten die Duitsland zou behalen met de oorlog: “Een Europese oorlog zou het einde kunnen betekenen van al onze inspanningen, zelfs als we zouden winnen, want het verdwijnen van het Britse Rijk zou een ongeluk zijn dat niet meer goedgemaakt kan worden” (Michael McLaughlin, For Those Who Cannot Speak, pagina 10).
Op basis van het bovenstaande zou Hitler postuum de Nobelprijs voor de Vrede moeten krijgen om de zaken recht te zetten. Hij was niet de oorzaak van de Tweede Wereldoorlog en hij wilde geen oorlog. Hij was een man van de vrede en hij werkte voor de vrede op alle mogelijke manieren.
Mvg
We zullen eens kijken of hier meer bekend over is. Zodra we iets hebben zetten we dit op de site.