Vroeger zei men: “Het recht moet zijn loop hebben”. Tegenwoordig wordt door politici een loopje genomen met het recht. De corona-pandemie vormt een ernstige bedreiging voor de democratie. Veel regeringen over de hele wereld hebben zich noodbevoegdheden toegeëigend die de mensenrechten beperken en het staatstoezicht versterken, vaak zonder rekening te houden met wettelijke beperkingen, checks and balances en tijdschema’s voor het herstellen van de constitutionele orde.
We zien het elke dag. De maatregelen die door regeringen – ook die van ons – zijn uitgevaardigd, bestaande uit min of meer aangescherpte dwangmaatregelen, impliceren een verlies van de meest fundamentele vrijheden. Bezorgdheid over het lot van alle vrijheden zou tot grote bezwaren moeten leiden van de kant van de liberalen, maar helaas is in ons land de VVD a) onderdeel van de uitvoerende macht en b) allang niet meer liberaal, maar actief links georiënteerd. Daar hoeven wij, burgers, dus niets van te verwachten.
Zelfs intergouvernementele organisaties zoals IDEA uit Stockholm, die de democratie over de hele wereld promoten, luiden de alarmbellen. Deze zeer serieuze organisatie, waarvan verschillende Europese staten lid zijn (o.a. Nederland, Duitsland, België, Spanje, en Zweden – maar dan weer niet Frankrijk) publiceert jaarlijks een “Global state of democracy report”.
In een van hun rapporten – van inmiddels bijna een half jaar geleden – wordt er al gewezen op een gevaarlijke trend, zelfs in democratische staten, om fundamentele vrijheden, waaronder de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting: het ondermijnen van de burgerrechten in naam van de bestrijding van het corona-virus.
Bijzonder zorgwekkende ontwikkelingen hieromtrent zien we al in Argentinië (waar de vermeende desinformatie kan leiden tot een gevangenisstraf van maximaal zes jaar), Polen (waar de recente verkiezingscampagne onder het mom van een pandemie aan banden werd gelegd) of zelfs Servië (waar journalisten kunnen worden veroordeeld voor het gebruik van “niet-officiële bronnen”).
Dit zijn zeker staten waar de democratie, zelfs zonder de pandemie, al kwetsbaar is. Maar we moeten helaas constateren dat we hier in het Westen dezelfde trend zich zien ontwikkelen.
Nu al is het op verschillende sociale media niet toegestaan om te zeggen wat je wilt over de pandemie. Censuur houdt de wacht, niet alleen in de context van een dubieuze strijd tegen nepnieuws (waar onze bewindslieden vaak tegen ageren – hoewel de overheid zelf de grootste leverancier van nepnieuws is), waarbij platforms en bepaalde persorganen denken dat ze de enige bewakers van de Waarheid zijn, maar waar zelfs bepaalde meningen, vooral die van tegenstanders van de inperkingsmaatregelen, als het moet worden gecensureerd.
En dit alles draagt alleen maar bij aan de zeer ernstige obstakels die de inperkingsmaatregelen met zich meebrengen, met betrekking tot economische vrijheden, individuele vrijheden, het fundamenteel recht om te gaan en staan waar je wilt, maar ook religieuze en politieke vrijheden – met of zonder (niet werkend, dus verplicht) mondkapje.
Bijna altijd handelen regeringen in overeenstemming met de positieve wetgeving. Opgemerkt moet worden dat de pogingen van tegenstanders van hun maatregelen die een beroep doen op de rechtbanken, daar zelden een voet aan de grond krijgen en dat de zeldzame gunstige beslissingen die worden verkregen altijd uiteindelijk worden omzeild door de autoriteiten.
Dit was bijvoorbeeld het geval van een anti-lockdown-arrest van een rechtbank in Madrid en bij verschillende beslissingen van Franse administratieve rechtbanken waarin de verboden van de prefecten werden afgekeurd.
Over het algemeen is het voldoende om dezelfde beslissingen op een ander machtsniveau te nemen om juridisch onaantastbaar te zijn. Wanneer de rechtbanken de grondwettelijke rechten herstellen, zoals het geval was in een recent arrest van de Belgische Raad van State voor Religieuze Vrijheden, is dat altijd in de marge.
Deze situatie is niet toe te schrijven aan rechters die moeten werken met het bestaande wetgevende en constitutionele arsenaal. Eén van de meest opvallende dingen is dat het effectief toestaat, met inachtneming van de wet, om de meest fundamentele vrijheden op te schorten of af te schaffen. Vergeet in dit verband niet dat Nederland één van de weinige landen is dat in het geheel geen grondwettelijk toetsingsrecht kent (of zoiets als een referendum). Velen denken niet voor niets dat in ons land de rechterlijke en uitvoerende macht in hetzelfde bed liggen.
Overigens wordt een referendum vaak gepresenteerd als een directe oproep aan de mensen zonder tussenkomst van hun vertegenwoordigers, en daarom als hèt democratische instrument bij uitstek. Zo wil Macron in Frankrijk zijn klimaatbeleid verankeren in de Grondwet. We willen er evenwel op wijzen dat de uitslag van een referendum vooral wordt bepaald door degene die de vraag stelt, in dit geval Emmanuel Macron. Hij zorgt ervoor dat de kiezers worden geraadpleegd over een onderwerp met zo’n gefabriceerde vraagstelling dat daarover in de publieke opinie al een consensus bestaat.
In sommige gevallen, zoals in Frankrijk of Spanje, is (dus) een wet nodig om vèrgaande maatregelen te nemen, terwijl dit in andere landen allemaal kan worden gedaan met een besluit van de uitvoerende macht, soms op het laagste niveau van de hiërarchie van wettelijke normen, bijvoorbeeld een eenvoudig ministerieel besluit.
Uit dit alles moet worden geconcludeerd dat de bescherming van rechten en vrijheden door grondwettelijke teksten, en zelfs door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, uitermate onvoldoende is.
Dit verdrag stelt regeringen in staat om de meeste van de vrijheden van de burgers van het land op te schorten in een crisissituatie: het staat overheden toe dat “in geval van oorlog of in het geval van een andere openbare noodsituatie die het leven van de natie bedreigt” men kan afwijken van bijna alle individuele rechten, op voorwaarde dat de Raad van Europa wordt geadviseerd.
Het is opmerkelijk dat de meeste Europese landen, met uitzondering van enkele staten in het oosten van het continent, niet eens een beroep hoefden te doen op deze bepaling, die enigszins doet denken aan een (tijdelijke ?) “dictatuur”.
Integendeel, de vrijheidsberovingen die we kennen, soms zelfs overgaan tot quasi-huisarrest, worden beslist zonder zelfs maar een beroep te hoeven doen op artikel 15. In feite erkennen de meeste bepalingen van het Europees verdrag van de rechten van de mens niet individuele rechten – alleen onder meerdere voorwaarden.
De vrijheid van meningsuiting, waarin artikel 10 voorziet, is bijvoorbeeld “onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk (proportioneel en subsidiair) zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.”.
Bovendien erkent geen enkele autoriteit, zelfs niet het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, het recht, op zeer zeldzame uitzonderingen na, het recht om te verifiëren of de aldus uitgevoerde maatregelen (om af te wijken van de bepalingen van het verdrag) echt “noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.”.
Staten hoeven bijvoorbeeld slechts een beroep te doen op de bescherming van de volksgezondheid om de meest fundamentele rechten te vernietigen – wat dus ook gebeurt. Een juiste interpretatie van de teksten van het verdrag zou veronderstellen dat rechters kunnen nagaan of de maatregelen ècht nodig zijn voor de bescherming van de volksgezondheid. In de praktijk zien zij vanwege een enge opvatting van de scheiding der machten praktisch altijd af van deze verificatie, aangezien dit de verantwoordelijkheid is, afhankelijk van het geval, van de wetgevende of de uitvoerende macht. Het vier-handen-op-één-buik-principe.
Dit alles is niet in overeenstemming met het idee van grondrechten dat bijvoorbeeld bij de Founding Fathers van de Amerikaanse grondwet heerste. Voor hen gold het enige echte sociale contract dat in een democratie de meerderheid beslist op voorwaarde dat de fundamentele rechten die op zichzelf absoluut zijn, gerespecteerd worden.
We zien dat regeringen vandaag de dag, door een groot aantal voorwendsels uit de hoge hoed te toveren, waaronder een zogenaamde verdediging tegen een nieuw virus, burgers kan veranderen in onderwerpen die onderworpen zijn aan politiecontroles. Niet alleen ’s nachts, bijvoorbeeld vanwege (de wens tot het invoeren van) een avondklok, maar om veel redenen ook gedurende de dag, waaronder het Kerstfeest vieren met de hele familie.
Dit is het eerste project dat is opgestart sinds het begin van Covid-19: het wijzigen van de fundamentele wetten van de burgers om de (o.a. door Brussel) gewenste machtsconcentratie te versterken.