Nederland doet het goed op productie- en exportlijsten van zuivel en vlees maar intussen komen we wel om in de mest. De natuur lijdt eronder, net als de boer en de burger. En inmiddels ook de economie: de mede door mest veroorzaakte stikstofcrisis dreigt de bouw van woningen en wegen opnieuw lam te leggen.
Goede mest stinkt niet. Veel Nederlanders zijn gewend aan de penetrante geur van boeren die na de winter hun mestkelder leegmaken en de drijfmest – poep en pies samen – op het land (laten) uitrijden. Die lucht kenden ze zo’n vijftig jaar geleden nog niet. Toen liepen de koeien en varkens ’s zomers lang buiten, werd in de winterstal hun mest gescheiden van urine en in het voorjaar, gemengd met stro (‘ruige mest’), op de akkers verspreid.
Overschotten bestonden nog niet, mest was nodig om de gewassen te laten groeien, en nog geen afvalproduct waarmee we zwaar omhoogzitten. Rond mest hangt inmiddels al jaren een kwalijke geur, van overbemesting, ammoniakuitstoot en van nitraatuitspoeling naar het grond- en oppervlaktewater. Een geur ook van illegale lozingen en fraude omdat het met name varkensboeren massa’s geld kost om van het teveel aan mest af te komen.
Boeren worden steeds rijker meer export meer megastallen is minder woningen
Vleesfabriek Nederland is Europees koploper: hier wordt per hectare de meeste mest geproduceerd. Het is een tastbaar restproduct van de intensieve veehouderij: we zijn de laatste vijf decennia reusachtige hoeveelheden grondstoffen voor veevoer gaan importeren en exporteren bergen vlees en zuivel. We blijven zitten met de mest. En met de bijbehorende uitstoot van ammoniak, stank en fijnstof.
Om die mestvaalt concreet te maken: onze landbouwdieren produceren wekelijks een badkuip vol voor elke Nederlander. Welke gevolgen heeft dat, hoe wordt met mest gefraudeerd, en wat gebeurt er verder met de overtollige mest? simpel door de vele export kunnen we niet bouwen, moeten we jaren wachten op een woning, en worden Nederlanders gestraft.
Nederland exporteerde in 2020 voor 8,8 miljard euro aan vlees en was daarmee de grootste exporteur van vlees in de EU. 60 procent van de totale Nederlandse verdiensten aan vleesafzet wordt verdiend met vleesexport en 40 procent met binnenlandse vleesafzet. Dat meldt het CBS in de nieuwste editie van de Internationaliseringsmonitor.
Na Nederland zijn Spanje, Duitsland, Polen en Denemarken de grootste exporteurs van vlees in de EU. Nederland is daarbij de grootste exporteur van rund- en kalfsvlees, de tweede exporteur van pluimveevlees (na Polen) en de vierde exporteur van varkensvlees (na Spanje, Duitsland en Denemarken). De belangrijkste bestemmingen van de Nederlandse vleesexport zijn Duitsland (vooral kalfs- en rundvlees), Verenigd Koninkrijk (vooral pluimveevlees) en China (voor het overgrote deel varkensvlees).
Van de totale vleesexport van 8,8 miljard euro is 85 procent export van in Nederland geproduceerd of verwerkt vlees en 15 procent wederuitvoer of doorvoer.
Ook in exportgewicht is Nederland de grootste exporteur. In 2020 werd 3,6 miljard kilogram vlees geëxporteerd. Nederland is al decennia een grote vleesexporteur. Zo was Nederland al in 2000 de grootste exporteur van de EU, met een export van 2,4 miljard kilogram vlees (5 miljard euro).
De stikstofcrisis is een klucht als boeren minder denken aan export
Boeren en woningbouw krijgen de rekening gepresenteerd van de stikstofcrisis. Die lijkt ons land te ontwrichten. Maar dat hoeft niet, als je de kwestie nuchter zou bekijken. Waarom streven we unieke biodiversiteit na in een dichtbevolkte stadstaat als Nederland?
Stikstof behoort tot de onschuldigste stoffen ter wereld. Het is overal, maar mens noch dier heeft er last van. Dag en nacht ademen we het in en uit. We vriezen er eicellen mee in en halen er wratten mee weg. De Ieren stoppen het in hun stout, waardoor het schuim lijkt op slagroom, die prachtig afsteekt tegen het zwarte bier. Kortom, van stikstof valt niets te vrezen.
Maar dat zou je niet denken wanneer je het nieuws volgt. Daarin doet stikstof zich voor als het hoofd van Medusa waar talloze problemen omheen kronkelen. Door stikstof holt de biodiversiteit net zo hard achteruit als de toegestane maximumsnelheid. Vliegen en vlees eten vereisen straks naast een CO2-budget ook nog eens een stikstofpas. Vanwege stikstof zieltogen de natuur en onze vrijheid.
Het verschil tussen vriendelijke en schadelijke stikstofatomen, zo kan iedere scheikundige uitleggen, zit ’m in hun relaties met andere atomen uit het periodiek systeem van de elementen. De onschadelijke stikstof die onze longen vult heet distikstof oftewel N2. Dit gas, dat 78 procent van de atmosfeer uitmaakt, bindt zich liever niet aan andere stoffen en materialen. Met andere woorden, in een wolk van stikstofgas verlept niets, roest niets en vliegt er niets in brand. Van distikstof kun je zelfs niet stikken. De ietwat verontrustende naam dankt deze stikstof aan het feit dat die in bepaalde situaties de afwezigheid van zuurstof kan maskeren, dan is hij – niet rechtstreeks – gevaarlijk.
Woningbouw slaat qua stikstofuitstoot geen deuk in een pakje boter
De vormen die in een kwade reuk staan, zijn de allianties tussen stikstof en andere atomen. N2O, een verbinding met zuurstof, staat bekend als de matig gevaarlijke stof lachgas. N2H4, een verbinding met vier waterstofatomen, vormt de raketbrandstof hydrazine, die voor mensen uiterst giftig is. Tussen deze twee uitersten bevinden zich de stoffen die tegenwoordig zoveel ophef veroorzaken.
Boeren denken niet aan Nederlands en zorgen voor een Poep- en pisfabriek
De stikstofkwestie ligt ingewikkelder dan de problematiek rondom het broeikasgas CO2. De toename van dit gas in de atmosfeer wordt veroorzaakt door het verbranden van koolstofvoorraden die zeer lang onder het aardoppervlak opgeslagen lagen. Om minder CO2 te produceren dienen we simpelweg minder fossiele brandstoffen te verstoken. Dat kan door bijvoorbeeld zonne-, wind- en kernenergie op te wekken.
Stikstofverbindingen zijn echter uit meer bronnen afkomstig. Bovendien zijn de schadelijke effecten ervan veel lokaler van aard – sterker nog: stikstofverbindingen kunnen op bepaalde plekken zelfs heel welkom zijn. Dit maakt stikstofbeleid tot een beleidsmatige nachtmerrie.
Conceptueel is het probleem gemakkelijk te omschrijven. De Nederlandse economie is in verhouding tot het beschikbare grondgebied erg groot. Daarom zijn we in de verste verte niet bij machte in onze eigen grondstoffen te voorzien, en importeren we jaar in jaar uit enorme hoeveelheden steenkool, gas, olie en diervoedingsproducten. De brandstoffen zetten we om in energie, en het plantaardige materiaal – zoals tapioca, palmpitschilfers en sojaschroot – in vlees.
Deze laatste bedrijfstak is enorm. Nederland telt circa 110 miljoen kippen, 13 miljoen varkens en 2 miljoen koeien. Samen vormen die een kolossale poep- en pisfabriek. En daar wringt ’m de schoen: uitwerpselen wemelen van de stikstofverbindingen. De bekendste ervan is NH3 of ammoniak.
Nederland telt circa 110 miljoen kippen, 13 miljoen varkens en 2 miljoen koeien
Nederland exporteerde in 2021 voor ruim 75 miljard euro aan voedsel naar vooral Duitsland en andere nabije landen. Daarmee is Nederland al jaren de tweede voedselexporteur ter wereld, na de VS. Toch heeft dat niet de impact op onze economie die je zou verwachten. Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) vormde de primaire landbouw in 2019 1,4 procent van het bruto binnenlands product. Het grootste deel van deze omzet komt niet voor rekening van de vleesproductie- en export.
Zo vertegenwoordigt de jaarlijkse export van varkensvlees circa 2,6 miljard euro volgens de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV). Dat klinkt een stuk minder indrukwekkend. Zijn zulke relatieve grijpstuivers alle milieuoverlast waard?
Spoedwet
Zo´n vraag is echter te kort door de bocht. Mest en ammoniak zijn op zichzelf nuttige stoffen. Als deze niet in het milieu terecht zouden komen, was er niets aan de hand. Het is goed denkbaar dat er op den duur veeteelttechnieken gangbaar worden die het milieu ontzien. Botte instrumenten als gedwongen inkrimping van de veestapel kunnen dan van tafel.
Op de korte termijn zitten we echter met de situatie dat de praktijk niet in overeenstemming is met de wetgeving. Het punt is dat Nederland 162 zogenoemde Natura 2000-gebieden telt, gebieden die zijn aangewezen onder de Europese ‘vogelrichtlijn’ en de ‘habitatrichtlijn’. Dit zijn beleidsinstrumenten om de biodiversiteit te beschermen, de variatie aan planten en dieren binnen een landschap. Daarbij gaat het om habitats die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
En laten nu juist deze gebieden allergisch zijn voor stikstof. Want stikstof bevordert weliswaar de groei van bepaalde planten, maar die zullen minder stikstof minnende soorten overwoekeren en uitroeien. Daarnaast veroorzaken stikstofverbindingen bodemverzuring, die volgens onderzoek kan leiden tot kalkgebrek in bijvoorbeeld vogels. Veeteelt in de buurt van Natura 2000-gebieden zoals de Veluwe is daarom problematisch.
Vandaar dat er in 2015 een Programma Aanpak Stikstof (PAS) werd opgetuigd, dat moest bepalen aan welke stikstof producerende activiteiten vergunningen worden verleend. Maar op 29 mei 2019 oordeelde de Raad van State dat het PAS ‘niet als basis voor toestemming voor activiteiten mag worden gebruikt’. Het gevolg was dat alle lopende vergunningaanvragen werden stilgelegd. Dat was een flinke streep door de rekening van vooral veehouders. Maar ook een heilige koe als Schiphol bleek niet langer veilig.
In allerijl ging de overheid op zoek naar snelle maatregelen. Op 1 januari 2020 trad er een spoedwet in werking die de maximumsnelheid op snelwegen beperkte. De vrijwillige sanering van varkenshouderijen werd uitgebreid en boeren werden verplicht eiwitarm veevoer te gaan gebruiken.
Die laatste maatregel sneuvelde nadat boeren luid hadden tegengeworpen dat daarmee niet alleen de stikstofuitstoot, maar ook de productie een kaakslag zou worden toegebracht. Ze importeren al die soja immers niet om de Braziliaanse economie te ondersteunen, maar om de maximale hoeveelheid melk uit hun koeien te persen.
Zo wisten de Nederlanders uit een paar simpele feiten weer eens een complex probleem te boetseren. Net zoals niemand unieke biodiversiteit verwacht in het New Yorkse Central Park, zou je het ook niet vreemd moeten vinden dat er geen echte natuur kan bestaan in Nederland. Wie geregeld op de weer-app Windy kijkt, weet dat de concentratie stikstofoxide boven westelijk Nederland vrijwel altijd in het rood staat.
Nederland is een stadstaat en de ‘natuurgebieden’ zijn de parken ervan. De biodiversiteit in die parken heeft lang niet alleen last van stikstof, maar ook van het grootschalig gebruik van pesticiden in de akkerbouw, en misschien nog wel het meest van wat door moet gaan voor ‘natuurbeheer’. Denkend aan Holland zie ik rijen ijle populieren als biomassa naar de oven gaan.
In dat licht is de plotselinge focus op stikstof ronduit bizar. De kern van het probleem is de koortsachtige activiteit in een land dat kleiner is dan Bhutan, maar wel een 400 keer zo grote economie heeft. De Nederlandse biodiversiteit gaat primair aan vlijt ten onder.
Maar wat betekent dit in de praktijk? Mieren zijn een goede graadmeter voor biodiversiteit, omdat ze veel bestudeerd worden. Volgens het EIS Kenniscentrum Insecten wordt 42 procent van de Nederlandse mierenfauna bedreigd, waarvan negen soorten ernstig. Een ervan is de zwarte reuzenmier Camponotus vagus. De kans dat je deze tijdens een boswandeling tegenkomt is tegenwoordig nihil. Maar in grote delen van Europa struikel je erover. Wat houdt ons eigenlijk tegen om biodiversiteit in dit bredere en meer ontspannen perspectief te bezien?
Datacenters
Dan is er de overdreven focus op de boeren. Zeker, zij produceren 46 procent van alle stikstofverbindingen en vormen daarmee een groot deel van het probleem. Maar niet meer dan dat: een deel. Want om te beginnen eten Nederlanders nog altijd niet erg vegetarisch.
Volgens cijfers uit Wageningen eten Nederlanders – vegetariërs meegerekend – 76 kilo vlees per jaar (Bhutan: 3 kilo). Het meeste daarvan wordt in Nederland zelf geproduceerd, wat ethisch wel zo netjes is. Maar het is dan vreemd om alle schuld bij de boeren te leggen.
Daarnaast is het wegverkeer een enorme bron van stikstofoxiden. En vlak ook de zware industrie niet uit. Tata Steel verwoest niet alleen de nabijgelegen duingebieden (die onder Natura 2000 vallen), maar draagt ook bij aan vervuiling op de Veluwe (ook Natura 2000). Verder vereist de levensstijl van de gemiddelde Nederlander nogal wat elektriciteit. Warmtepompen en elektrische auto’s heten goed te zijn voor het milieu, maar ze slurpen stroom die in hoofdzaak wordt opgewekt met steenkool, gas, dode bomen en afval.
En ja, thuiswerken beperkt uitstoot, maar internet begint zo langzamerhand ook ijzingwekkende hoeveelheden energie op te eisen. De zorgen rondom de datacenters van de techreuzen zijn reëel – ook als die grotendeels op windenergie draaien. Die kan dan immers niet meer worden gebruikt om de warmtepomp aan te drijven of om – later in de energietransitie – groene waterstof te produceren voor onder meer Tata Steel en de waterstofvliegtuigen die Airbus zegt te gaan ontwikkelen.
Maar de grootste bron van stikstof is, na de landbouw, simpelweg: het buitenland. Volgens het RIVM komt 32 procent van het spul de grens over gewaaid. Daar staat uiteraard tegenover dat onze buren mogen meegenieten van onze uitstoot.
Monsanto-weiden
Toch lijkt de regering, daartoe aangevuurd door D66, haar pijlen nogal eenzijdig op de landbouwsector te richten. Terwijl de KLM geen kilometer minder hoefde te vliegen en Tata naar hartenlust kolen in zijn ovens kon blijven storten, dienen vooral rondom de Veluwe boeren hun veestapel met tientallen procenten in te krimpen. Geen gebieden die bekendstaan om hun imposante D66-aanhang trouwens, maar dat kan toeval zijn.
De kans bestaat echter dat klimaatminister Jetten zich lelijk aan dit voornemen zal vertillen. In een land waar door rechte sloten doorsneden Monsanto-weiden met opgevoerde koeien voor natuur worden aangezien en Boer Zoekt Vrouw 3 miljoen kijkers trekt, zou de publieke opinie zich weleens tegen het beleid van Jetten kunnen keren. Dat Caroline van der Plas een uiterst gehaaide politica blijkt te zijn, zal ook niet helpen.
Ondertussen wordt steeds vaker het verband gelegd tussen de stikstofcrisis en de problemen in de volkshuisvesting. Huizen bouwen veroorzaakt immers ook stikstofuitstoot. Illustratief is het verhaal rondom de bouw van twee villa’s in Waalwijk, dat begin 2022 voor de Raad van State werd gebracht. Boze buurtbewoners die voor hun uitzicht vreesden, grepen het stikstofargument aan om het project te torpederen.
De kavel ligt namelijk pal aan de Loonse en Drunense Duinen, die te lijden zouden krijgen onder verzurende stikstofneerslag afkomstig van de bouwactiviteiten. De gemeente bracht daar echter tegen in dat er vroeger paarden op het perceel stonden en dat die meer uitstoot produceerden – in casu: paardenmest – dan de nieuwe bewoners ooit zullen doen. Mits die geen paarden nemen natuurlijk, maar dat wordt ook keurig door de koopakte verboden.
Nadat de buurtbewoners hadden verklaard dat de postbode er nooit een paard had gezien, wist de projectontwikkelaar de gemeente alsnog te overtuigen door enkele rekeningen van een paardenmestverwerker te overleggen (maar wacht! Als die mest destijds werd opgeruimd, dan doet dat toch het oorspronkelijke argument teniet?). De Raad van State verwacht uitspraak te doen wanneer dit tijdschrift op de drukpers ligt.
Fragmentatiebom
Deze op zichzelf heerlijke klucht doet vrezen dat het steeds moeilijker zal worden om niet alleen villa’s, maar ook meer democratisch geprijsde bouwprojecten voor de poorten van de bureaucratie vandaan te slepen. Her en der wordt al gevreesd voor uitstel van nieuwbouwprojecten, zoals in Katwijk, waar op het terrein van de voormalige vliegbasis Valkenburg een ‘energieneutraal, bevaarbaar krekenlandschap’ moet ontstaan met 5600 woningen en ‘commerciële voorzieningen’.
Op 2 februari zag de Katwijkse gemeenteraad zich gedwongen de vaststelling van het bestemmingsplan uit te stellen. ‘Onze gemeente kan het zich niet permitteren op het gebied van stikstofcompensaties risico’s te nemen in de bestemmingsplanprocedure,’ aldus verantwoordelijk wethouder Gerard Mostert. ‘Het plangebied ligt direct naast een Natura 2000-gebied. Als wij dit niet goed toetsen en overtuigd zijn van juiste berekeningen en een goede stikstofoplossing, zal de Raad van State de ontwikkeling in een latere fase een halt toeroepen. Dan zijn we verder van huis.’
Het is nog moeilijk te overzien tot welke proporties zulke problemen op landelijke schaal zullen uitgroeien. Niet elke bouwlocatie ligt immers naast een natuurgebied. Maar dat het in potentie een politieke fragmentatiebom betreft zal woonminister De Jonge zeker beseffen. Tegelijkertijd is het waanzin. De cijfers van het RIVM vertellen namelijk dat de woningbouw qua stikstofuitstoot geen deuk in een pakje boter slaat. Ammoniak uit zee, bijvoorbeeld, scoort met 2,2 procent al belangrijk hoger. Terwijl die zee toch pal aan de door Natura 2000 zo gekoesterde duingebieden ligt.
De problemen rond de volkshuisvesting lijken aanleiding genoeg voor een wet die woningbouw vrijwaart van zo veel mogelijk stikstofbureaucratie. Dit zou niet betekenen dat biodiversiteit niet langer serieus zou worden genomen. Het is eerder een kwestie van knopen doorhakken in de feitelijke stadstaat Nederland. Als we vinden dat iedere burger recht heeft op vele tientallen meters woongenot, dan heeft dat gevolgen. Een militair vliegveld ombouwen tot een enorme woonwijk is dan een goed idee, zeker als die wijk naast een natuurgebied komt te liggen waar de bewoners genoeglijk kunnen uitwaaien.
Keuterboeren
De rest van de oplossing is ook geen raketwetenschap. Alle stroom moet op een dag worden opgewekt zonder vervuilende grondstoffen als kolen, gas en dode bomen. Met windmolens dus, zonnepanelen, kerncentrales en waterstofbuffers. De oplossing van de CO2-crisis brengt ook de oplossing van de stikstofcrisis naderbij – daar bestaat gelukkig steeds meer consensus over.
En, tot slot, de boeren? Die verdienen wellicht meer respect dan hun uit bepaalde hoek toekomt. Pal na de hongerwinter werd boer en verzetsheld Sicco Mansholt uitgenodigd om als landbouwminister toe te treden tot het kabinet-Schermerhorn-Drees. Hij besloot korte metten te maken met de eeuwig armoedige keuterboertjes en rationaliseerde de landbouw.
‘Hij streefde ernaar om op het platteland een goed sociaal klimaat te kweken waarin boeren zouden meedelen in de economische vooruitgang,’ zo vertelde voormalig Tweede Kamerlid voor de PvdA Harm Evert Waalkens, tevens biologisch melkveehouder, een paar jaar geleden tegen Historisch Nieuwsblad. ‘Hij bepleitte – met succes – de schaalvergroting die tot op de dag van vandaag miljarden oplevert.’
Waalkens vermeldde er wel bij dat de sector wat hem betreft ‘op zou moeten klimmen in de ontwikkelingspiramide naar kwaliteit’. Oftewel: weg met de kiloknaller. Het zou prachtig zijn als de Nederlandse veeteeltsector zich zou specialiseren in kleinschaliger geproduceerd, diervriendelijker en duurder vlees. Oostenrijk bewijst dat boeren hier met subsidies best toe te bewegen zijn: 25 procent van het areaal wordt daar inmiddels biologisch bewerkt. Dan nog dat Monsanto-gras eruit, en het Nederlandse landschap krijgt eindelijk zijn met veldbloemen bespikkelde kleinschalige en pastorale allure terug.
Op die windmolens na dan.
Rund en kalf (mld euro) | Varken (mld euro) | Pluimvee (mld euro) | Overig (mld euro) | |
---|---|---|---|---|
Nederland | 2,5 | 2,6 | 2,3 | 1,5 |
Spanje | 0,8 | 5,7 | 0,3 | 1,9 |
Duitsland | 1,0 | 4,2 | 0,8 | 1,3 |
Polen | 1,4 | 0,8 | 2,3 | 0,4 |
Denemarken | 0,3 | 2,7 | 0,1 | 0,5 |
Bron: CBS, Eurostat |
60 procent Nederlandse vleesverdiensten uit export
De productie van en handel in vlees levert toegevoegde waarde op voor de Nederlandse economie. In 2019 verdiende de Nederlandse economie 8,7 miljard euro aan de totale afzet van vlees, waarvan 5,2 miljard euro aan export en 3,5 miljard euro aan binnenlandse afzet. De totale Nederlandse vleesketen is met 8,7 miljard euro goed voor 1,1 procent van het Nederlandse bbp en 1,3 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland (omgerekend 98 duizend voltijdbanen).
Sinds 2015 is Nederland meer gaan verdienen aan de productie van, en handel in vlees. In 2015 ging het om 7 miljard euro (1,0 procent van het bbp). Het aandeel van de export in de totale verdiensten aan vlees is gestaag toegenomen van 57 procent in 2015 tot 60 procent in 2019.
Import van levende dieren en veevoedergrondstoffen nodig voor de vleesexport
Voor de Nederlandse vleesexport is import nodig, zoals levende dieren, nog te bewerken vlees of veevoedergrondstoffen. Levend pluimvee is de grootste importcategorie (240 miljoen euro in 2019, vooral uit Duitsland), gevolgd door maïs en tarwe. Maïs (grotendeels uit Oekraïne) en tarwe (met name uit Frankrijk) leveren als veevoedergrondstoffen een indirecte bijdrage aan de Nederlandse vleesexport. Andere veevoedergrondstoffen zijn ruwe palmolie (met name uit Indonesië en Maleisië) en sojabonen (met name uit Brazilië en de Verenigde Staten).
EU (mln euro) | Niet EU (mln euro) | |
---|---|---|
Levend pluimvee | 240 | 0 |
Maïs | 21 | 54 |
Tarwe en mengkoren | 61 | 2 |
Rundvlees zonder been | 27 | 35 |
Levende kalveren tot 80 kg | 60 | 0 |
Karkassen van runderen | 54 | 0 |
Ruwe palmolie | 3 | 47 |
Sojabonen | 2 | 43 |
Vlees van wild varken | 40 | 0 |
Overig varkensvlees | 32 | 0 |